Plei Kan – Danang – Lao Bao
Woensdag 2 juli 2008 10 km voor Xesou – Plei Kan
Bovenop de berg, aan de Laos kant van de grens zijn er restaurantjes. Voor de douane hebben ze nieuwe houten chaletjes gebouwd. En tot mijn grote verrassing is er een chaletje voorzien waar ze “visa on arrival” verkopen. Dit moet heel recentelijk veranderd zijn, want enkele maanden terug zijn hier nog toeristen die geen visum hadden terug gestuurd naar Vietnam.
Na anderhalve kilometer fietsen door niemandsland kom ik aan het (grotere en chiquere) gebouw van de Vietnamese douane. Net voor het gebouw zit een vent die 2.000 Dong van me wil hebben.
Ik heb geen Dongen.
“One dollar”, zegt ie. Dat zie je van hier. Ik weet dat je voor een dollar tegenwoordig dik 16.000 Dong krijgt, dus ik lieg en zeg “no have dollar, only kip”.
“Ten thousand Kip”, zegt ie.
Tsjonge jonge, ze leren jou toch niet tellen op school hoor.
Ik had al uitgezocht dat 1 kip ongeveer 2 dong is.
Een briefje van 1.000 kip heb ik niet, dus ik geef ‘m er 5.000.
Hij moppert niet.
Volgens mij kan je deze vent ook gewoon voorbij rijden. Niemand heeft mij naar het recutje gevraagd dat ik van hem kreeg.
In het grote gebouw staat een heuse scanner.
Net voor me was een minibusje gearriveerd, en iedereen moet uitstappen, en met al zen bagage door de scanner.
Ik vraag de douanier of ik er doorheen mag fietsen. Hij gebaart me om buitenom het gebouw te gaan.
“Ongescand” kom ik zo het land binnen.
Aan Vietnamese kant zijn ze een supermarkt aan het wegzetten. Voor het overige is er niet veel.
De weg wordt even heel slecht, onverhard, vol rode modder.
Aan de splitsing met checkpoint moet je linksaf. Rechtsaf zou naar Cambodia gaan.
Alle bergen zijn hier kaal gekapt. Enkel gras en onkruid. Vandaar dat ze uitgeweken zijn naar Laos. Binnenkort is daar ook alles ‘opgekuist’.
Na enkele kilometer kom ik in een dorpje waar de truckchauffeurs stoppen en samen met de locals zoveel mogelijk de schors van de boomstammen trekken. Ik veronderstel dat ze daar iets mee kunnen doen. Verkopen ? Opstoken ?
Een twintigtal kilometer voorbij de grens kom ik in het plaatsje Plei Kan (= Ngoc Hoi, = Dak Kon). Juist voor het plaatsje is er aan de rechterkant van de weg een guesthouse. Ik rij eerst nog het stadje in, maar besluit toch om daar te verblijven.
Er zijn geen geldautomaten in Plei Kan. Ik probeer geld te wisselen in de bank, maar daar maken ze allerlei onduidelijke problemen.
Ik blijf wat aandringen, en ze halen er een slimmer meisje bij.
Deze kan me vertellen “can not”.
“Oh”, zeg ik verbaasd, “why not ?”
“Can not”, herhaalt ze steeds.
Dan kijkt ze toch eens naar men honderd dollar biljet. Ze neemt het aan en bestudeert het. Al gauw staat de hele bank om haar. Iedereen wil het biljet nu wel eens vastnemen en bekijken. Ik zeg “kom, geef nu maar terug als je het niet wilt wisselen”.
Nu weet ik dat Vietnam een van die landen is (zoals Burma) waar ze enkel super “cleane” biljetten willen. De mijne waren vers geprint, en nu wilden ze absoluut wisselen.
Per dollar krijg ik 16.800 dongen.
Een miljoen zeshondertachtiguizend Dong, in oude verslaten biljetten.
Ik toon haar deze en vraag of ze geen nieuwe heeft.
Hillariteit allom.
Wat wil die domme blanke nu; nieuwe biljetten ? Wat maakt dat nu uit ? Dongen zijn toch dongen.
Donderdag 3 juli 2008: Plei Kan – Kham Du’c
Vandaag staat er een serieuze rit op het programma. Oorspronkelijk had ik een rustdag gepland in Plei Kan, maar het hotel was zo slecht en zo luid (dronken, agressieve Vietnamezen), dat ik na een slapeloze nacht bij het eerste ochtendlicht het barslechte “Hung Nghi” hotel verlaat. Bovenop de heuvel heb ik een mooi uitzicht op Plei Kan en de mist die in de bergen eromheen hangt.
Ik koop een voorraad baguetjes met La Vache Qui Rit en fiets de stad uit.
De volgende hotels staan in het meer dan 110 kilometer verderop gelegen Kham Du’c (= Phu’oc So’n). Honderdentien kilometer door de bergen met toppen links en rechts van met tot 2.300 meter.
Het weer klaart al gauw op en highway 14, alias Ho Chi Minh Highway, is hier heerlijk rustig. Opnieuw zalig fietsen. Ik fiets door wat ze in reisboekjes wellicht “het ‘echte’ Vietnam” noemen. Oude lemen huisjes, met oude dakpannetjes, een soort van houten gemeenschapshuizen, allemaal zeer goed onderhouden.
Ik fiets door de vallei van de ….rivier. De bergen, de dorpjes, het is allemaal heel mooi.
Ik stop voor een vroege lunch in Dak Glei.
Aan het einde van het stadje, juist voor de brug links is er toch iets om te slapen.
Na de burg begint de klim. Heel afwisselend, soms steil, soms weer heel makkelijk.
Nabij de top begint het te regenen, maar eens in de afdaling ben ik er snel vanaf.
Tot mijn grote verbazing vind ik in Kham Du’c een spiksplinternieuw hotel, het Be Chau Giang. Ik krijg zelfs een speciale prijs. Voor 200.000 Dong heb ik een kamer met satelliet tv, airco en badkamer met ligbad. Spiksplinternieuw zei ik, dus vijf minuten na aankomst lig ik erin.
Culinair hoef je je in Kham Du’c aan niet teveel te verwachten.
Ik loop het stadje eens door, zie nog andere, oudere hotelletjes, maar niet echt iets uitnodigends om te eten.
Ik eet dan maar in men eentje in het grote restaurant van het hotel. Niet om over te stoefen.
Al gauw lig ik opnieuw in men bad en lees de laatste pagina’s in John Twelve Hawkes’ “The Dark River”. Het is het enige boek dat ik bij me heb, en ik heb men best gedaan om zo traag mogelijk te lezen. Ik had gedacht in Pakse al een ander boek te vinden, maar dat draaide op niets uit. Wellicht vind ik in Hoi An iets.
Een heel mooie rit vandaag.
Vrijdag 4 juli 2008: Kham Du’c – Thanh My
Om de dag te beginnen kruip ik eerst maar eens in bad. In bad liggen staat zonder twijfel in de top vijf van mijn favoriete bezigheden. Eentje waar ik de laatste jaren veel te weinig van heb kunnen genieten.
Na een tiental kilometer komt er een bus vanuit de andere richting met een reisfiets en bijbehorend Ortlieb tassen er bovenop. En weer een beetje verder haal ik een andere fietser in. Wilbert, een Nederlander die ook al een tijdje onderweg is. Meer info op zijn website.
Hij vertelde dat de fietser op de bus ook een Nederlander was, die net zen fiets aan het opladen was als hij eraan kwam gereden. Spijtig voor hem, hij mist een van de mooiere en vooral rustigere fietsstukjes in Vietnam.
Samen met Wilbert fiets ik verder tot in Thanh My (= Giang), waar we in een heel simpel hotelletje slapen. Fijn om nog eens gezelschap te hebben op de fiets.
Zaterdag 5 juli 2008: Thanh My – Hoi An
Een rustig ritje naar een van de meest toeristische stadje in Vietnam, Hoi An.
We slagen er in om via kleine weggetjes het stadje in te fietsen. Tot onze verbazing zitten de eerste twee hotelletjes vol.
Centraal Vietnam is zo een beetje de enige plaats in de regio waar het nu het droge seizoen is, en blijkbaar weten meer toeristen dat. Uiteindelijk nemen we een kamer in het mooie Hoa Binh hotel. Eens al onze spullen boven stonden ging de prijs plots nog met 5 Usd omhoog …. Dit zal het Vietnam zijn waar de toeristen altijd over klagen. Ik heb geen zin er veel woorden aan vuil te maken. De kamer is de prijs zeker waard, en we hebben zelfs een zwembad.
Samen met Wilbert eet ik ‘s avonds langs de rivier.
Zondag 6 juli 2008: Hoi An
Over Hoi An zijn boeken vol geschreven, dus ga ik er niet teveel woorden aan vuil maken.
Ik was hier jaren terug al eens zonder fiets, en het meeste heb ik dus al eens gezien.
We kopen een dagticket waarmee een aantal ‘attracties’ bezocht kunnen worden.
Op ‘t internet had er ene geschreven wat de interessantste waren, en ik neem maar aan dat die informatie juist is. Zo bezoeken wij het Museum of Folk culture, Tan Ky House, Phuc Kien Assembly Hall, de Japanse brug en een ‘handicraft work shop’.
Alle andere toeristen laten hier ook kleren op maat maken, ik niet, geen plaats meer in men tassen, en voorlopig kan ik met een kostuumeke niet veel doen.
Maandag 7 juli 2008: Hoi An – Danang
Moest ik alleen geweest zijn had ik waarschijnlijk nog een dagje gerelaxed in Hoi An, maar Wilbert wilde doorfietsen, en ik besluit om mee te rijden.
We houden een eerste pitstop enkele kilometers ten noorden van Hoi An aan het Cuai Dai strand.
Ik ga het nog ene keer zeggen. Dit strand is veel mooier dan dat in Nha Trang. Als je in Vietnam dus op het strand wil liggen is dit the place to be.
Ze hebben wel een heilige schrik van fietsen op het strand. Wanneer wij eraan komen gereden staat er al van ver een Vietnamese security gast of-wat-dan-ook wild met zen armen te zwaaien en naar ons te schreeuwen (alweer). Ik vermoed dat hij ons wil vertellen dat we niet op het strand mogen fietsen. Dat dit een onmogelijke zaak is in dit diepe losse zand met onze zwaar beladen fiets lijkt mij duidelijk. We waren dit ook helemaal niet van plan maar de man is toch duidelijk in paniek. We verzekeren hem dat we met onze fietsen op de weg blijven en zeker het zand niet zullen aanraken.
Tussen Hoi An en Danang zijn ze de hele kuststrook aan het volbouwen met resorts, de meeste in ‘de hogere prijsklasse’ zoals ze dat zeggen.
We stoppen voor een colaatje aan China Beach, enkele kilometer voor Danang. Een heel mooi, (voorlopig nog) verlaten strand.
Langs de weg staan er twee hotelletjes en in het zijstraatje naar het strand ligt het Hoa’s Place, een guesthouse dat in veel reisboekjes vermeld staat. Ik verwachtte daar wat van, maar het blijkt een oud, muffig kot te zijn. Als je hier echt wil overnachten zal een van de twee hotelletjes langs de hoofdweg wellicht een betere keuze zijn. En als je nog even wacht zijn er hier ook een paar nieuwe resorts klaar.
Wat verderop staan de ‘Marble Mountains’, een overroepen ‘attractie’.
Wij rijden door tot in Danang en verblijven in een hotelletje vlakbij het Cham museum, wat vaak het beste museum van Vietnam genoemd wordt.
Dat moest dus eens van naderbij bekeken worden.
Er liggen wat brokstukken binnen, en een aantal beelden lijken in het wildeweg bij elkaar gezet. Misschien is mijn kunstkennis te beperkt om daar een oordeel over te vormen. Maar als dit het beste museum van Vietnam moet zijn, dan mogen ze op zen minst de muren toch eens van een likje verf voorzien, de electriciteitskabels een beetje wegwerken, de schimmel opkuisen en wat informatie in het Engels verstrekken.
Na een kwartiertje hebben we het al lang gezien. Daarvan hebben we tien minuten op het dak van het museum doorgebracht, foto’s trekkend van de omgeving.
Wanneer we buitenkomen probeert een blank meisje met een Vietnamese filmcrew in haar kielzog het museum aan te prijzen. Ik vermoed dat ze geen makkelijke taak heeft.
Haar kont is ook veel te dik voor de jeans die ze aanheeft.
Dinsdag 8 juli 2008: Danang – Hue
Aha, een ritje waar ik al lang naar uitkeek.
Ondanks dat ik de hele dag op Vietnam’s hoofdverkeersader, highway 1, zal rijden, heeft deze rit iets speciaals in petto: De Hai Van pas.
Pass of the clouds, wolkenpas dus.
In de toeristenboekjes schrijven ze dat dit een klimaatscheiding is. Is het aan de ene kant van de pas slecht weer, dan is het aan de andere kant goed. Je start van zeeniveau, en het ding zou 496 meter hoog zijn. Ik geloof niet veel van een klimaatscheiding van nog geen vijfhonderd meter. Dat is ook niet nodig voor mij, want het weer is al dagenlang uitstekend, dus ik wacht niet op verandering.
Ondanks dat we maar vijfhonderd meter hogerop moeten heeft de pas bij vele toerfietsers toch enige faam verworven. Hij zou vrij zwaar zijn, en ik heb meerdere verslagen gelezen van fietsers die meldden dat ze bijna de hele klim moesten duwen.
Ik ben er in een ver verleden wel eens met de bus overheen geweest, maar veel herinnerde ik me er niet van.
Inmiddels is er ook een Hai Van tunnel waar het meeste verkeer doorheen gaat. Dit maakt de klim des te aangenamer. We delen de weg enkel met wat brommers en de sporadische truck met gevaarlijke goederen.
Die hele klim is uitermate goed te doen. De laatste kilometer is het steilst, maar dan nog slechts 8%.
En hij is maar 450 meter hoog. Bij vertrek had ik men hoogtemeter ingesteld op een paar meter boven zeeniveau, en in Lang Co gaf hij dat weer aan.
We hebben niet echt blauwe lucht, maar het weer is open en we hebben een mooi uitzicht op de baai van Danang, en de stad die steeds kleiner wordt onder ons.
Op de top staan nog steeds een hele bende verkopers van frisdranken en souverniers. We nuttigen enkele cola’s, en ik koop een paar marmeren olifanten en een sampan.
Na enkele kilometers bergaf komen we in Lang Co, een stadje gebouwd op een heel smalle landtong. Ziet er heel spectaculair uit in de afdaling.
Het is een goede plaats om te lunchen, maar er is weinig dat me kan overtuigen hier te overnachten. Er zijn wel hotels genoeg. De mooiste een vijftal kilometer in de richting van Hue.
We moeten nog twee kleinere bultjes over, die op borden lags de weg ook als “passen” aangeduid worden. Niets verschrikkelijks.
In Hue vinden we een heel tof hotelletje. Ik heb weer een ligbad, maar het is oud met plekken in, dus daar ga ik niet in liggen. Ik heb zelfs een computer met internet op de kamer.
Woensdag 9 juli – zaterdag 12 juli 2008: Hue
Wilbert fietst op donderdag verder richting Laos, waar hij later deze maand familie ontmoet in Vientiane. Ik doe het heel rustig aan in Hue. Ik breng een hele dag door in de Citadel met de ‘Verboden Stad’. Tijdens mijn vorige bezoek aan Hue met Danny is dat er niet van gekomen. Het is serieus de moeite. Zie de foto’s. Een andere dag fiets ik nog eens tot aan de Thien Mu Pagoda, een van de belangrijkste Vietnamese symbolen. Tijdens mijn eerste verblijf in Hue met Danny hadden we een boot gehuurd en de Perfume River opgevaren, waarbij we de interessantste graftombes van de vroegere keizers bezocht hadden. Eentje sprong er toen uit en die wilde ik wel terug zien. Ik dacht dat dat deze van Tu Duc was. Daar fiets ik deze keer naartoe. Eens ik binnen ben besef ik dat ik mij vergist heb. Ik moest in die van Khai Dinh zijn denk ik. Pech, dat doe ik dan wel een andere keer.
In Hoi An en Hue vind ik tot mijn grote verbazing ook geen enkel boek dat ik wil lezen.
Zondag 13 juli 2008: Hue – Dong Ha
Gisteren kwam ik in de straten van Hue Coralie tegen. Een Zwitsers meisje dat samen met haar vriend Alain zes maanden in Azië komt fietsen.
Vandaag fietsen we samen de stad uit. We zijn gedoemd om weer over Highway 1 te fietsen.
Vanaf vandaag heb ik ook terug een kaart ter beschikking. Alles ten noorden van Hue staat op de Reise Know How map van Noord-Vietnam (remember dat die van het zuiden ergens in Sekong ligt).
Volgens deze kaart zou er vanuit Quang Tri, een goeie zestig kilometer ten noorden van Hue, een weggetje naar het oosten lopen langs de Quang Tri River.
Ik neem hier afscheid van Alain en Coralie, die rechtdoor gaan en zullen overnachten in Dong Ha.
Mijn weggetje wordt al gauw onverhard, en wat verder staat er zelfs een verbodsbord voor auto’s. Dat klinkt aan de ene kant veelbelovend, aan de andere kant verontrust me dat. Het lijkt me vreemd dat zo een doorgaande weg verboden zou zijn voor auto’s.
In het dorpje Hai Le vraag ik aan de slimst uitziende inwoner in men beste Vietnamees of ik via deze weg naar Da Noi, Phu Thanh en uiteindelijk Da Krong kan.
Uit zijn reactie maak ik op dat dit niet mogelijk is.
Zoals gewoonlijk rij ik toch koppig verder. Een splitsing waar ik rechtdoor ga, dan verlies ik de rivier uit het oog. Wat verder wordt de weg een single track. Dit kan niet meer.
Er lopen wat Vietnamezen rond, maar die panikeren als ze mij zien. Eentje is te dronken om in paniek te raken en hij stuurt me in minder dan een minuut tijd drie verschillende richtingen uit. Daar schiet ik ook niets mee op.
Uiteindelijk fiets ik terug. Ik doe nog een paar schuchtere pogingen om uit te vissen of er al dan niet een weg is, maar het levert allemaal niets op.
Helemaal terug naar highway 1 dus, en er zit niets anders op dan ook in Dong Ha te overnachten.
Dong Ha is een verschrikkelijk deprimerende plaats. Niet omdat de Amerikanen hier zoveel bommen hebben gesmeten; daar zie je al lang niets meer van. Er is hier gewoon niets buiten die drukke hoofdweg. Wat doe je als je hier opgroeit ? Zijn er andere vormen van ontspanning dan je elke dag een stuk in je voeten te zuipen, wat elke local hier lijkt te doen ?
Ik zoek enkele hotelletjes af naar men Zwitserse fietsvrienden, maar vind ze niet.
Maandag 14 juli 2008: Dong Ha – Sepone
Op zoek naar ontbijt kom ik opnieuw Alain en Coralie tegen.
Opnieuw samen op pad.
We verlaten highway 1 en nemen highway 9 in westelijke richting naar Laos.
In Cam Lo is er eventueel een hotel, het ‘Blue Hotel’ (toepasselijk een blauw gebouw) aan de kruising met weg 15.
Een beetje verderop neem ik afscheid van men Zwitserse fietsmaatjes. Zij willen maar tot Lao Bao fietsen, ik zou graag vandaag nog de grens met Laos oversteken en tot Sepone (Xepong) fietsen.
Highway 9 is rustig.
Na 41 en na 43 km kom ik nog guesthouses tegen. De tweede vermoedelijk de betere (de eerste is met karaoke).
Tot da Krong heuvelt het een beetje. Hier is de kruising met highway 14, en zie ik ook de Da Krong brug, eentje die blijkbaar verschillende keren weg gebombardeerd is door de Amerikanen. Dit hele gebied, de ‘demilitarized zone’ rond de zeventiende breedtegraad is trouwens een van de zwaarst gebombareerde uit de oorlog. Van vele hebben ze toeristische attracties gemaakt zoals ‘de Rockpile’, de ‘luchthaven’ van Khe Sanh, etc …(= Huong Hoa)
Na Dakrong begint ik wat steviger te klimmen tot in Khe Sanh (= Huong Hoa). Dit is het hoogste punt langs highway 9 (390 meter). Hier zijn ook meerdere hotels en een geldautomaat indien je vanuit Laos komt en Dongen nodig hebt.