Cambodia is de officiële Engelse benaming van het land. De Cambodianen verwijzen naar hun land als Kampuchea, naar een oude legende waarin een Indische Brahman, Kaundinya genoemd, de Cambodiaanse draken prinses trouwt en het land waar zij over regeerden werd Kambuja genoemd.
Het is een land dat bij de meeste mensen enkel gekend is door één van de meest wrede regime’s uit de geschiedenis, dat van de Rode Khmer. De Cambodianen die het geluk hadden te overleven verloren allemaal vrienden en familie. Twee miljoen mensen, of 25% van de bevolking werd vermoord. Alle intellectuelen gingen eraan, maar het simpele feit dat je een bril droeg volstond ook om vermoord te worden.
Kaarten en gegevens van bijna elke stad in Cambodia werden vernietigd gedurende het tragische Rode Khmer bewind. Tot op de dag van vandaag zijn er van de meeste plaatsen geen efficiënte kaarten. Zelfs van Battambang, de tweede grootste stad van het land bestaan ze niet. De regering is nu in een project gestapt om het land in kaart te brengen, maar dat kan nog even duren. Anno 2005 heb drie kaarten van Cambodia, die onderling grote verschillen tonen.
Een korte geschiedenis van Cambodia:
4000 voor Christus: de eerste mensen arriveren in Cambodia.
500 tot 1000 voor Christus: bewijs van beschaving terug gevonden.
Eerste tot zesde eeuw van onze jaartelling bezochten Indische en Chinese handelaars Cambodia (cfr de benaming “Indochina” voor deze regio). Dit wordt ook de Funan periode genoemd. Onder Indische invloed werden de Hindu goden Shiva en Vishnu aanbeden (Boeddhisme kwam later). De Indiërs introduceerden ook het Sanskriet als schrijftaal en de theorie van de Universele Monarchie of de “God Kings”. In de hele Cambodiaanse geschiedenis hebben de vorstenhuizen gepoogd hun directe banden met de Hindu goden , vooral Shiva, aan te tonen.
De Cambodianen refereren naar de Funan periode als “the cradle of Khmer civilization”. Het rijk strekte zich uit over het huidige Cambodia, Vietnam en delen van Thailand, Maleisië en Indonesië.
Zevende eeuw: De Funan periode boerde achteruit – opkomst van de Chenla-kingdoms (met Wat-Phu in Zuid-Laos als belangrijke plaats).
Jayavarman II: Er wordt vermoed dat hij het Angkor rijk stichtte in 802. Jaren voor de stichting van Angkor werd Jayavarman II al tot God-King benoemd in Ba Phnom, een oude tempelsite in het hart van het voormalige Funan rijk. Vele Angkor koningen die hem opvolgden werden God-koningen op deze Funan-plaats voor ze Angkor regeerden.
Tijdens de hoogdagen van de Cambodiaanse beschaving (Funan + Angkor en zelfs tot laat in de negentiende eeuw) werden jaarlijks echter ook rituele ceremonies met menselijke offers gehouden in Ba Phnom. De ongelovigen werden geofferd om de Hindu goden gunstig te stemmen aan het begin van het landbouwseizoen.
In Rolvos (toen Hariharalaya genoemd) werd een volgende koning, Indravarman (877-889) gekroond tot “Universele God koning”. Zij bouwden immense tempels, beelden, irrigatieprojecten en in sommige gevallen tempelbergen. Indravarman bouwde zo een tempelberg als duplicaat van Mount Meru. Volgens de Hindu folklore was Mount Meru gelegen in het noorden van de Himalaya en was het het centrum van het universum waar de Goden en machtige voorvaders verbleven.
Indravarman bouwde de tempelberg Bakong juist ten oosten van het huide siem Reap. Onder zijn bewind breidde het rijk zich ook uit tot wat nu Thailand en de Mekong Delta in Vietnam is.
De zoon van Indravarman, Yasovarman (889-911) verhuisde de Koninklijke stad naar een locatie vlakbij wat later Angkor zou worden (de naam van de stad zou toen Sri Yasodharapura geweest zijn). Hij bouwde de tempelberg Phnom Bakheng en de Phnom Vihcar tempel.
Tien jaar na de dood van Yasovarman riep Jayavarman IV zichzelf uit tot koning en verplaatste de hoofdzetel van het koningkrijk naar Koh Ker, tachtig kilometer noord-oostelijk van Angkor. Na zijn regeerperiode (921-942) werd de zetel terug naar Angkor verplaatst door zijn opvolger Rajendravarman II (944-968). Hij breidde het rijk verder uit en dit was een periode van voorspoed. Hij liet de introductie van het Boeddhisme in de Cambodiaanse cultuur toe.
Onder leiding van Suryavarman I breidde het rijk zich in de elfde eeuw verder uit tot centraal Siam (Thailand). Onder het bewind van Suryavarman II (1112-1152) werd één van de machtigste, indrukwekkendste tempels aller tijden gebouwd, de Angkor Wat die hij wijdde aan de Hindu god Vishnu.
In 1177 en 1178 voerden de Chams (een koninkrijk in Zuid-Vietnam) aanvallen uit op Angkor en verbrandden en vernietigden vele van de gebouwen die niet uit steen waren opgetrokken.
Jayavarman VII organiseerde een aanval en versloeg de Chams. In 1181 werd hij tot koning gekroond. Hij breidde z’n macht uit en regeerde over het volledige Thailand, Zuid en centraal Laos en Vietnam. Hij was een fervente Boeddhist.
Jayavarman VII bouwde de indrukwekkende Bayon tempel, en de magnifieke Ta Prohm en Banteay Chhmar en tevens de gigantische stenen muur rond de stad Angkor.
In de dertiende eeuw zien we een omschakeling van Mahayana Boeddhisme naar de Theravada variant, zoals in het Siamees en Birmaans deel van het koninkrijk.
Waarschijnlijk won Theravada aan populariteit omdat het meer “easy going” is dan het striktere Mahayana Boeddhisme. In deze eeuw scheuren Siam en Laos zich af van het Angkor koninkrijk en voeren er zelfs aanvallen op uit.
De reden van het verval van Angkor is nog steeds een one million dollar question. Sommigen zeggen dat het overbevolkt was en de irrigatiesystemen niet meer voldeden om de noden op landbouwkundig gebied te bevredigen om de stad te voeden. Een andere theorie is dat het Boeddhisme populairder werd en de bevolking niet wilde werken voor een Godkoning of hem aanbidden.
In 1351 en opnieuw in 1431 viel Siam Angkor aan en de Khmer beslisten hun gouvernementele hoofdplaats naar veiliger oorden, verder van Siam te verhuizen naar het huidige Phnom Penh. De komende honderden jaren duurde de oorlog met Siam voort.
In 1594 viel Phnom Penh uiteindelijk in handen van Siam.
De Cambodiaanse koning Satha riep de hulp in van de Spanjaarden die sinds kort in de regio actief waren. In 1596 arriveerde een Spaanse troepenmacht in Cambodja om Satha te helpen maar ze moesten vaststellen dat hij was afgezet door een andere veroveraar Chung Prei. Deze werd door de Spanjaarden vermoord die zich daarop bedachten en een van zijn zonen op de troon zetten. Het optreden van de Spanjaarden had echter veel kwaad bloed gezet bij vertrouwelingen aan het Cambodjaanse hof, die enkele jaren later het Spaanse garnizoen in Phnom Penh versloegen en met steun van de Siamezen een broer van Satha aan de macht brachten.
Tussen de zeventiende en de negentiende eeuw stond Cambodia afwisselend onder Siamese & Vietnamese invloed.
In 1772 brandden de Siamezen Phnom Penh plat. Halfweg de negentiende eeuw installeerden ze een koning op de troon van wie ze vonden dat die hun belangen zou behartigen, koning Duang, van dezelfde familie als de huidige koning Norodom Sihanouk.
In 1864 tekende koning Norodom een overeenkomst met de Fransen, wiens invloed van dan af aan aanzienlijk begon te groeien. In 1884 dwongen ze Norodom een nieuw akkoord te tekenen waardoor Cambodia een Franse kolonie werd. De komende tachtig jaar zouden de Fransen Cambodia regeren.
In 1941 installeerden ze de jonge prins Norodom Sihanouk op de troon in de hoop dat hij makkelijk onder controle te houden zou zijn.
Toen de Japanners het land bezetten tijdens wereldoorlog II vertrokken de Fransen, om na de oorlog gewoon terug te komen en te verklaren dat het land een onafhankelijke staat was onder Frans bewind.
In 1953 vroeg Sihanouk echter internationale erkenning als onafhankelijk land. Deze werd toegezegd hetzelfde jaar en erkend door de Conventie van Genève het volgende.
Gedurende de jaren zestig had koning Sihanouk schrik van zowel de Vietnamezen, de Thai als de Verenigde Staten.
Bij het beging van het conflict in Vietnam verklaarde Sihanouk Cambodia neutraal en in 1965 verbrak hij de diplomatieke relaties met de VS. In 1969 begonnen de VS een illegale, geheime bommen campagne op de communistische strijdkrachten in Noordoost Cambodia. Dit was goedgekeurd door president Nixon, één van de grootste oorlogsmisdadigers allertijden, staatssecretaris van landsverdediging Melvin Laird en de Nationale veiligheidsadviseur Henry Kissinger (en zonder medeweten van het Amerikaanse volk). Heeft één van hen zich ooit moeten verantwoorden voor deze daden voor een oorlogstribunaal ?? Ook jij niet Kissinger ?
Tapijtbombardementen doodden duizenden onschuldige burgers en de wegen vandaag de dag vol bomkraters zijn nog steeds een getuige van wat zich hier toen afspeelde.
In maart 1970 werd koning Sihanouk opzijgezet door generaal Lon Nol en de koning vluchtte naar Beijing waar hij een regering in ballingschap vormde.
In april 1970 vielen de Verenigde Staten en Zuid-Vietnam samen Cambodia binnen en dreven de communistische strijdkrachten terug tot diep in de jungle.
Deze sloten zich aan bij een revolutionaire groep en werden bekend onder de naam Khmer Rouge, de Rode Khmer. Zij vochten in de volgende jaren een guerrillastrijd uit tegen de Cambodiaanse regering.
In april 1975 wierp de Rode Khmer de regering omver en hadden ze de controle over Phnom Penh en begon één van de bloedigste episodes uit de wereldgeschiedenis. Onder leiding van Pol Pot vernietigde de Rode Khmer elk stukje verleden en heden uit de Khmer gemeenschap. Zij wilden een samenleving volledig gericht op de landbouw. Volgens schattingen zouden tot 2 miljoen mensen vermoord zijn (25% van de toenmalige bevolking). Nieuwe cijfers maken zelfs gewag van 2,2 tot 2,5 miljoen slachtoffers. Intellectuelen zoals leraars en monniken waren niet meer veilig. Het dragen van een bril of de kennis van een andere taal was genoeg om vermoord te worden.
De bevolking werd uit de steden verdreven en gedwongen om te gaan boeren op het platteland. Geld, post, alles werd afgeschaft.
Fabrieken en elektriciteitscentrales werden vernietigd in een poging terug te keren naar het verleden. Tegen het einde van 1978 had dan ook niemand meer enige sympathie voor de Rode Khmer. Het ontbrak de mensen echter aan kracht om aan het wrede regime een einde te maken.
Na een reeks van grensconflicten viel op 25 december 1978 het Vietnamese leger Cambodja binnen. Zij zetten twee weken later het Rode Khmer regime af.
De Vietnamezen installeerden een nieuwe regering die bestond uit verscheidene vroegere Rode Khmer officieren die waren overgelopen naar Vietnam. De macht van de Rode Khmer was echter nog niet gebroken en zij bleven nog twintig jaar lang een guerrillastrijd voeren om hun tegenstanders te demoraliseren.
In 1996 brak een onderlinge strijd uit binnen de top van de Rode Khmer tussen Pol Pot en Ieng Sary. De laatstgenoemde liep met een grote groep getrouwen over naar de regering en daarmee verdwenen de inkomsten voor de Rode Khmer uit het economisch belangrijke gebied dat hij beheerste. In 1997 brak opnieuw onderlinge strijd uit binnen de top van de Rode Khmer, deze keer tussen Pol Pot en Ta Mok die uiteindelijk de macht naar zich toe wist te trekken. Op 15 april 1998 kwam Pol Pot uiteindelijk te overlijden. Bij de daarop volgende verkiezingen bleek koning Sihanouk een stabiliserende factor en slaagde hij er in om de ruziënde partijleiders te bewegen tot de vorming van een coalitieregering die de dreiging van een burgeroorlog verder deed afnemen. In december 1998 gaven bijna alle resterende guerrillastrijders van de Rode Khmer zich over aan de regeringstroepen in ruil voor amnestie. In feite werd daarmee de Rode Khmer als een militaire organisatie ontmanteld en brak een nieuwe periode van rust en vrede aan.
Vanwege de recente burgeroorlog zijn er nog altijd meer vrouwen dan mannen in Cambodja. Ongeveer de helft van de bevolking is jonger dan 15 jaar. Volgens officiële cijfers zijn bijna alle bewoners van Khmer oorsprong. Hun cultuur en godsdienst is van oorsprong beïnvloed door contacten met de beschavingen in India en Java. Door de eeuwen heen hebben de Khmers zich vermengd met andere groepen in Cambodja zoals de Thais, de Vietnamezen en de Chinezen. De meerderheid van de Khmers is aanhanger van het boeddhisme. Het boeddhisme bloeide van de eerste tot de veertiende eeuw naast het hindoeïsme. Later werd het de overheersende godsdienst. Ook tegenwoordig zijn sommige elementen van het hindoeïsme herkenbaar in bepaalde plechtigheden die te maken hebben met geboorte, huwelijk en overlijden.
In het hindoeïsme en het boeddhisme zijn animistische voorstellingen en gebruiken overgenomen uit vroegere tijden. Het gedachtegoed van Neak Ta komt alleen in Cambodja voor en heeft te maken met de gewijde aarde en de heilige geest om ons heen. Het is enigszins te vergelijken met Moeder Aarde, een energieveld dat een gemeenschap bijeen houdt met zijn aarde en water. Het manifesteert zich in vele vormen van steen tot hout en termietenheuvels, het symboliseert een verband tussen de mensen en de vruchtbaarheid van hun land, en een verband met hun voorouders.
Naast de Khmers zijn er nog verschillende etnische groepen met een eigen taal in Cambodja. Deze verschillende Khmer Loeu (Khmer van de hoogten) of chunchiet (minderheden) leven in de bergachtige gebieden en tellen ongeveer 60.000 tot 70.000 personen. De meerderheid leeft in het noordoosten van Cambodja, in provincies zoals Ratanakiri. De grootste groep vormen de Tompuon met een aantal van ongeveer 15.000 personen. Andere groepen zijn de Pnong, de Kreung, de Krachok, de Kavet, de Brao en de Jarai.
De Khmer Loeu hebben lange tijd in afzondering geleefd ten opzichte van de rest van de samenleving. Ze leven van de zwerflandbouw en blijven zelden langer dan vier of vijf jaar op dezelfde plaats. De traditie vereist dat een sjamaan in contact treedt met de geestenwereld om een nieuwe dorpslocatie te vinden. Sommigen hebben zich bekeerd tot het boeddhisme, maar de meerderheid blijft de geesten van hemel en aarde aanbidden en de geesten van de voorouders vereren. In tijden van een slechte oogst of tegenslag bidden ze tot de natuurgeesten om een einde aan deze straf te maken. Zij communiceren met deze geesten door grote hoeveelheden rijstwijn te drinken waarna ze in een roes terechtkomen. Slechts weinigen kennen nog een traditionele klederdracht zoals men die elders tegenkomt. Als gevolg van de verdergaande ontwikkeling komt hun cultuur en hun voortbestaan in gevaar.
Donderdag 03/03/05 Dong Det – Stung Treng
(?? Guesthuose – 3 Usd) (91 km – avs16,6 – max: 29,9)
————————————————————
Met een bootje steek ik de Mekong terug over naar het vasteland. Vooraleer ik naar de grens met Cambodia rij ga ik eerst nog naar één van de spectaculairste zichtjes van Laos kijken, de Khon Phapheng Falls.
Zoals eerder gezegd stroomt hier tijdens het regenseizoen dus meer water door als door de Niagara watervallen. Ik was er nog voor acht uur ’s ochtends, en dat is voor de brave mens aan de entree er is en voor de andere toeristen. Ook nu in het droge seizoen zijn de watervallen indrukwekkend.
Het is ongelooflijk, de hele ochtend regent het pijpenstelen.
Dat is goed want dat is van september geleden en het is lekker fris voor mij. Er ligt een gloednieuwe weg naar de watervallen dus je hoeft niet perse meer door het stoffige dorpje er vlak voor te rijden; tenzij je nog een laatste keer wilt genieten van de super-enthousiaste Laotiaanse kinderen natuurlijk.
Meestal kijk je er naar uit om een nieuw land binnen te trekken. Je hebt weer verse moed en in het land dat je verlaat waren er steeds wel kleinigheden die je tegenstaken. Maar zo niet met Laos. Er wacht de Cambodianen een zware taak om beter te doen.
Het leuke van met de fiets Cambodia binnen te rijden is dat je een grensovergang neemt die vrijwel niemand anders gebruikt. 99% van het grensverkeer loopt over de Mekong enkele kilometer verderop, waar ze een aparte grenspost hebben. Op 6 kilometer voor de grens rij je de eerste douanepost voorbij, die is niet voor mij. Ietsje verderop is er een splitsing. Laat je NIET de rechtse arm opleiden richting bootjesmafia en backpackers die hier de grens oversteken.
Als fietser kan je gewoon rechtdoor rijden, de jungle in. De weg wordt archi-slecht maar no worries, je zit goed. Na een half uur hotsen en botsen kom ik aan een slagboom en een leeg houten hutje. Deze keer rij ik niet gewoon door, maar ga naar het gebouwtje achter het hutje en maak de drie douanebeambten wakker, geef ze wat tijd om hun vestonnetje aan te trekken en the usual game can begin.
Ze bestuderen men paspoort en vragen uiteindelijk 3 Usd voor een “exit stamp”. Totaal onwettelijk natuurlijk maar common practise in Azië (niet in Thailand). Daar lach je dan wat mee; zij lachen terug en dan neem je je tijd. Ik ge erbij zitten en begin men verslagje te schrijven. En plots …. Wat komt daar aangereden ? Een grote jeep met een Britse vlag erop. Het zijn Michael en Sandy, respectievelijk Iers en Engels en, ook respectievelijk, geboren in Zuid-Afrika en …. Mozambique of Zimbabwe, ben ik vergeten. Ze zijn al twee jaar onderweg en hebben Afrika, Zuid- en Noord Amerika en nu dus Azië met de jeep doortrokken. Klik hier voor hun mooie website.
Ook zij hebben geduld, maar de douane blijft geld vragen. Nu vind ik die paar dollar niet erg, en als het voor iemand in een klein dorpje is die iets lekker op tafel getoverd heeft of zoiets mag dat met de glimlach extra betaald worden, maar deze corruptie ….. nee.
Goed, iedereen koppig dus. Ze zakken naar 1 Usd en die betalen we dan maar. Ze weigeren wel de douanepapieren van de Jeep te stempelen. Dat is geen probleem. Michael en Sandy hebben zelf de nodige, officieel uitziende stempels bij zich. Plantrekkers, dat kunnen we appreciëren.
Nu de Cambodianen. Ook hier een slagboom, een leeg hutje ernaast en twee halfwakkere douane (juist aan de thee) een beetje verderop. Ze zijn wel veel vriendelijker dan hun collega’s van daarjuist.
Deze zijn eigenlijk echt schitterend.
Ze hebben een grote bureau met vijf zwarte katten erop. Ma, pa en drie jongen. Daartussen hun stempels. Dat wordt wat zoeken voor hen. Met een glimlach tot achter zen oren vraagt de goede man 6 Usd “for a stamp”. Prachtig, dit is er echt over, en ik barst in lachen uit, vertel hem dat ik zijn ambassade ook al 25 Usd betaald heb voor een visum en dat hij me echt wel binnen moet laten zonder daar 6 Usd voor te rekenen. “But for coffee en pen” zegt ie.
Ondertussen zijn Michael en Sandy ook aangekomen. Uiteindelijk zakt hij naar 2 Usd p/p. Deze vent is zo schitterend dat we hem dat wel gunnen. Een beetje verderop eet ik met Michael en Sandy een stuk brood met pindakaas en confituur (ja sorry …) en we nemen afscheid.
De eerste kilometer na de grens gaan verder door de jungle, een oud weggetje, maar zonder die stenen die ze er in Laos overheen gekapt hadden. Wel heel veel modder met die regen.
Maar dan ……
De Chinezen zijn hier een weg aan het bouwen. Of noem het liever een dubbele landingsbaan, wel 100 meter breed. Alle bomen erlangs zijn weggekapt en plat gebrand en tot in Stung Treng is het één grote, rode modderbrij. Kilo’s modder en klei ,koeken aan men fiets, men bagage en aan mij. De ketting die ik gisteren nog schakeltje voor schakeltje heb schoongemaakt lijkt op een veter die je uit een modderpoel trekt, allee, dolle pret dus. Ik had ook de boot kunnen nemen, maar dan had ik al deze lol moeten missen.
Als je fietst, zorg dat je drinkbussen vol zitten, er zijn bijna geen bevoorradingsmogelijkheden onderweg (ook niet om te eten).
Stung Treng is een smerig, typisch (vrees ik) Cambodiaans stadje aan de samenvloeiing van de Mekong en de (Se) Kong (remember van in Laos ?) rivieren.
Ik heb pech, want er gaat geen boot naar Kratie morgen en fietsen is te ver over dit soort wegen (145 km). Ik drink aan de rivier men eerste Angkor Beer, maar vind het Beer Lao beter.
Vrijdag 04/03/05: Stung Treng – Kratie
(U-Hong G.H. 3 Usd)
———————————————————
Om 6u50 vind ik een pick up truck waarmee ik naar Kratie kan meerijden. De fiets kan gewoon rechtop achterin mee, i.p.v. plat onderin de bus tussen en onder een hoop andere bagage. Op de extreem slechte wegen hier scheelt dat heel wat want na uren in de bus op en neer vliegen schiet er van een fiets niet veel meer over. Goed nieuws voor de fiets, slecht nieuws voor mij, want ik zit ook achterin die bak, samen met drie monniken en negen andere passagiers. De vloer wordt volgeladen met zakken vlees en groenten zodat we met onze knieën tot achter onze oren zitten.
Wanneer we Stung Treng uitrijden stoppen we nog ergens en wordt er een Toyota Camry achter de pick up gehangen. Een ijzeren buis of stalen kabel om te slepen hebben ze niet, maar met een plank en een bijl maken ze snel zelf iets. In de Camry is ook nog plaats voor vijf personen natuurlijk.
Eindelijk kunnen we op weg.
En die weg is een nachtmerrie. Ze zijn deze aan het heraanleggen en je moet constant naast de werken rijden, door verschrikkelijk diepe kuilen en over wasborden. De pick up is inderdaad een goede optie voor de fiets maar niet voor mij. Op het einde van de rit is het vel volledig van men rechter elleboog geschuurd en ziet m’n rug bont en blauw van continu tegen een ijzeren baar te knotsen en lijkt men keel op een zandbak na de hele dag kilo’s stofhappen.
Een calvarietocht.
Je maakt gelukkig vanalles mee onderweg.
We hebben er al een heel stuk opzitten wanneer we weer eens van de weg in aanleg een meter of twee naar beneden moeten omdat diezelfde weg geblokkeerd is. De plank tussen de pick up en de Camry spat uiteen en de Camry knalt juist niet achterin onze pick up.
Hilariteit alom bij de Cambodianen.
Gelukkig zijn het hier allemaal kleine Mc Gyertjes. De stam van een jong boompje kan ook wel dienen en met enkel een bijl maken ze er iets van. Ondertussen is er van de andere kant een vrachtwagen met kipbak aangekomen waar zeker een stuk of vijfig Cambodianen in rechtstaan.
Wij blokkeren de weg, maar stress komt er hier niet bij kijken. Ze wachten geduldig onder de bloedhete zon, maker er een plaspauze van en becomentarieren alles natuurlijk. Ik ontdek ook hoe monniken doen wat wij mannen tegen een boom doen. Gewoon die lange oranje gewaden een beetje opheffen en door de knieën zakken. Na twintig minuten en nog een hoop gewring (want iedereen heeft mekaar ondertussen klem gereden natuurlijk) zijn we terug onderweg.
Een uurtje later, ik schat ongeveer halverwege de rit (die 140 km lang is) stoppen we in een dorpje om iets te drinken. Enkele suikerrietstengels worden door de mangel gehaald en ik heb een heerlijk sapje. De uitbaatster probeert me haar dochter aan te smeren voor 10 Usd.
Dat begint hier veelbelovend allemaal maar ik besluit toch nog maar wat de kat uit de boom te kijken. We worden terug ingeladen en blijkbaar is er nog plaats voor twee extra Cambodianen incl. bagage.
Mein Gott, nog eens 2,5 uur afzien, met men rug tegen die baar…..
Iets na 13 uur arriveren we in Kratie. Eerst een guesthousje zoeken, douche nemen, en alles lijkt weeral veel beter te gaan.
Kratie ligt aan de Mekong en ook hier zie je vele eilandjes door de lage waterstand. Aan de overkant heb je zelfs een heus zandstrand, ‘t St. Anneke van Cambodia. Het wordt nog niet commercieel uitgebaat maar heeft wel potentieel als je ’t mij vraagt.
Ik vind eindelijk nog eens een internetaansluiting en wanneer ik ’s avonds laat langs de Mekong terug naar men guesthousje wandel vraag ik me af of het wel verstandig is om zo bij nachte alleen door een Noord-Cambodiaanse provinsiestadje te slenteren.
Er gebeurde natuurlijk niets.
Zaterdag 05/03/05: Kratie – Chhlong
(Heng Heng Guesthouse – 10.000 Riel)
—————————————————————–
Een ritje waarvan ik het verslag kwijt ben geraakt.
Herinner me dat ik over best mooie wegen Kratie uit kon rijden, langs de oevers van de Mekong. Juist buiten Kratie kom ik twee Cambodianen op een fiets tegen. De fietsen hangen vol rieten manden. Deze worden gevlochten door hun vrouwen. Ze komen van een klein dorpje ten zuiden van Phnom Penh en fietsen het hele land door om hun manden te verkopen. Als je ziet hoeveel ze er nog bijhebben denk ik niet dat ze al veel verkocht hebben op de lange weg hierheen. Respect, op zo een oude fiets, zonder versnellingen en afgebroken pedalen.
Chhlong is een heel klein stadje langs de Mekong. In het zuiden van het plaatsje zijn twee guesthousjes, en ik neem diegene die er het beste uitziet. Ik eet ’s avonds een eindje verderop in een restaurantje waar je je maaltijd uit voorverwarmde schotels kan kiezen. Echt appetijtelijk ziet het er niet uit, maar dit is niet de plaats om kieskeurig te zijn.
Ik wandel nog even op en neer door het armtierige plaatsje, vol verenneweerde, verrotte gebouwen. Armoede, maar geen honger, en toch vriendelijke mensen.
De uitbaters van het guesthouse hebben een schattig dochtertje en ik kijk nog even aan hoe ze met haar spelen alvorens ik goed op tijd men bed opzoek.
Zondag 06/03/05: Chhlong – Kompong Cham
(Mekong hotel – 5 Usd) (55 km – avs: 11,8 – max: 22,6)
——————————————————————
Ik heb de hele nacht liggen rillen van de kou.
Ik denk dat de temperatuur echter niet veel onder de dertig graden is geweest, dus zal het eerder aan mijn gezondheid liggen denk ik. Ik besluit toch op pad te gaan richting de eerstvolgende grotere plaats langst de Mekong. Ik ga eerst nog ontbijten in een smerig restaurantje aan de markt. Locals spugen op zen Chinees op de grond, en de toch al beperkte eetlust verdwijnt volledig.
Op pad dan maar. Over smalle, slechte wegen vol los zand en losse keien zoek ik men weg zuidwaarts. Zelden met zo weinig fut in de benen vertrokken. Het beetje kracht dat ik nog leek te hebben smelt als sneeuw voor de zon.
Ik moet aanhoudend pauzes nemen omdat ik echt niet verder kan. Een kilometer rijden, en terug pauze. Ik voel me met de minuut zwakker worden. Ik heb het koud ondanks dat het hier in de zon een eind in de veertig graden zal zijn.
Goed beseffend dat ik zo nooit tot in Kompong Cham zal geraken probeer ik met handen en voeten en behulp van tekeningetjes in een klein dorpje te vragen of ik ergens een boot stroomafwaarts kan nemen. Ze sturen me verder maar ik vind niets. Uren slenter ik zo verder over dit jungle pad, door het oneindige niets. Geen bussen, geen verkeer, enkel wat hutjes uit stro en niemand die ook maar begrijpt waar je mee bezig bent of wat je wil zeggen.
Op een bepaald moment kan ik echt niet meer, ik ben volledig uitgeput en leg me neer onder zo één van die typisch zuid-oost Aziatische houten afdakjes waar de lokalen uiltjes knappen. Als hier het licht voor mij uit moet gaan, het zij zo.
Ik drink men laatste water op. Er komen enkele kinderen voorbij, en zij gaan volwassenen in hun dorpje halen. Niet veel later staan er zeker 50 Cambodianen rond me. Ik ben te uitgeput om een echte poging tot conversatie aan te gaan. Ik heb heel veel geluk, want er komt een man naar voor die beweerd in Phnom Penh te wonen, en hij spreekt een beetje Frans. Ik vraag of hij me kan helpen, maar hij is hier voor één of ander feest en keert de eerste dagen niet terug.
Hij raad me aan 6 kilometer terug te rijden, daar is een dorpje van waaruit ik zeker een boot moet vinden naar Kompong Cham. Ik neem wat water van hen aan, pak de fiets en keer terug naar waar ik vandaan kom. Ik heb het idee dat ik die 6 km nooit meer kan overbruggen.
Leger dan leeg, totaal kapot voel ik me, en ik moet verscheidene keren halt houden om uit te blazen. Ik begin zo te rillen dat ik een fleece aantrek in deze tropische hitte. Ik denk het plaatsje gevonden te hebben, neem een zijweg richting Mekong en zak op het einde onderuit op een houten bed langs de straat. Enkele bezorgde mensen van het bijhorende winkeltje bekommeren zich om me. Ik geef hen wat geld voor een cola. Eén van de kinderen loopt ermee weg en komt al snel met een ijskoude cola terug, geeft die aan mij, en geeft me ook men geld terug. Ik zit nog steeds te rillen. Na heel wat over en weer geloop en gediscussieer onder de dorpsbewoners gebieden ze me na een ur of twee richting Mekong te gaan. Ze willen me blijkbaar met een bootje wegbrengen. Gelukkig helpen ze me om men fiets en alle bagage van de hoge oever naar bendeden te brengen, want zelf nog een aantal keren naar beneden en naar boven klauteren zat er echt niet in.
De fiets gaat op het dak, en ik eronder. De tocht naar Kompong Cham moet lang geduurd hebben, maar ik was onderhand in een soort van half coma beland en heb er niet veel van beseft. Ze helpen me bij aankomst in de stad de steile oever op, brengen zelf men fiets naar het Mekong Hotel en regelen een motor-taxi om mij naar daar te brengen. Ik geef hen een mooie vergoeding voor zoveel hulp, tijd en benzine voor hun boot.
God wat voel ik me er-bar-me-lijk slecht. Het vat is af.
Meer dood dan levend, kapot, hartkloppingen, … miserie.
Iemand van het hotel brengt me samen met één van de mannen uit het dorp naar de dokter.
Nu ja, meer slenteren, kruipen.
Het was een medical centre …. in een gat in Cambodia …. daar zat ik op te wachten.
Een ruimte van twee bij drie meter waar ze zonnecreme en condooms verkochten.
Er was geen dokter.
Ik heb me op ne stoel gelegd, en … niks gedaan, kon niets meer doen.
Voor mijn part was dat daar het einde.
Na een tijdje was er wel een dokter, die heeft alles gecheckt, men hart, men bloeddruk, koorts, 40,5 graden inmiddels en ja, wat ik ook vreesde, malaria check.
Nog iets waar je op zit te wachten, in je lijf laten prikken in Cambodia.
Nu ja, ik heb hem de naald uit een dichte verpakking zien halen.
De dokter wilde me een spuit geven om de koorts te laten zakken, want die bleef stijgen, maar dat heb ik geweigerd, wie wet wat spuit die in je lijf. En uit welk jaartal is dat ?
Hij merkt dat ik er niet echt gerust in ben en verdwijnt. Na een tiental minuten komt hij terug met een oud boek waarin hij begint te bladeren. Glunderend laat hij me een pagina zien waar een Spaanse naam op staat. “Patient, patient” zegt hij.
Hmmm, goed, het feit dat hier een paar jaar geleden een sukkelaar met een Spaanse naam mij voorgegaan is zou mij gerust moeten stellen, maar overtuigd me toch niet van zijn medische kunnen.
Ik ben terug ) naar men hotel terug gekruifeld (zwetend als een paard nu) en daar op men beddeke gaan liggen,
Om de 5 minuten naar de badkamer : toilet om men darmen te gaan legen.
Om het half uur een koude douche, want men hart ging tekeer als nooit tevoren. Ik dacht echt dat het zou begeven, je zag het gewoon in men borstkas kloppen als gek. Douche, douchen, douchen om dat lijf af te koelen, weer sch…..,
Sch…. en de kouden douche op mij richten,
Alles tegelijk, gelukkig kan dat in Aziatische badkamers.
In het midden van de nacht men twee rollen wc-papier op
Nog meer miserie …
Ik heb nooit zo afgezien als deze nacht en ik vreesde echt dat men hart het zou begeven, kloppend aan dit helse ritme.
Voor de zekerheid legde ik de telefoonnumers van men ouders en zusje op men nachttafeltje, moest ik het niet halen.
Om 7 uur ‘s ochtends terug naar dat medisch centrum
Geen dokter maar een assistentje dat me een stukje papier van 5 x 5 cm gaf met “malaria negatief” op.
Vooruit, dat is goed nieuws, maar waarom heb ik hier nog steeds meer dan 39 graden, en spuit ik men darmen leeg en doet alles in men lijf zo een zeer ?
Het brave kind spreekt gaan woord Engels (niemand hier, de dokter – grote aanhalingstekens hier hoor – ook niet) en ze weten ook niet waar de dokter is.
Terug naar men hotelkamertje dan maar.
Zelfde stramien.
In de late namiddag ga ik terug naar het medisch center, in de hoop een dokter te vinden.
“Doctor no” is het enige wat ze zeggen.
Die heb ik dus ook nooit meer gezien.
Ik ben nog een dag in Kompong Cham gebleven (ik had wel tv met voetbal die ik in de spiegel vanop men wc-potje kon zien).
Ik geef de was af aan de laundry service in het hotel.
Enkele uren later, wanneer ik naakt op de wc-pot zit met de koude douchestraal op mij gericht wordt er op de deur geklopt.
Het is het vrouwtje dat de was hier doet in het hotel. Ze verontschuldigt zich, en haalt een bundeltje kletsnatte dollars uit haar schort. Ze had men broekzakken niet goed nagekeken voor ze begon te wassen en zodoende …..
Normaal bewaar ik al men geld op een aantal verschillende plaatsen, moesten ze me toch eens proberen overvallen, of moest ik een tas kwijt raken, dan ben ik toch niet al men geld kwijt.
Voor ze de fiets op het dak van de boot legden had ik de tegenwoordigheid van geest het geld uit men fietszakken te halen. Moesten die in de Mekong belanden had ik op zen minst toch nog wat geld. Dat stak voor één keer dus allemaal samen in één broekzak, een dikke 500 Usd, aangezien je in Laos en Cambodia bijna nergens geld kan afhalen heb je geen keuze dan het cash mee te nemen. Een bedrag waar deze mevrouw dus ongetwijfeld anderhalf jaar voor moet werken. En zij komt dit terugbrengen, met excuses er bovenop.
Wat zou jij doen als je anderhalf keer je jaarloon vindt ?
Wij die alles al hebben ?
Stel je voor dat ik hier doodziek lig, en op de koop toe al men geld tot op de laatste dollar kwijt zou zijn ?
Ik geef haar een mooie fooi en dank Boeddha voor zoveel eerlijkheid en hulpvaardigheid.
De volgende dag voel ik me nog steeds heel zwak maar besluit toch om met fiets en al men bagage de bus naar Phnom Penh te nemen. Problematisch met de hevige diaree die ik heb, zo urenlang in een snikhete bus te zitten, maar het lijkt me verstandig omdat ik vanuit Phnom Penh toch makkelijker bij goede medische hulp in Bangkok kan geraken moest ik hervallen dan vanuit die uithoek waar ik nu zit.
Wat ik uiteindelijk had ?
Geen idee, iets van dysenterie of zo, who knows ?
Verkoopsters van geroosterde spinnen aan een busstop.
Donderdag 10/03/05: Phnom Penh
————————————–
Ik bezoek in de voormiddag het Tuol Sleng museum.
Tot Pol Pot in 1975 aan de macht kwam was dit een gewone school. Toen werd het Security Prison 21, of kortweg S-21. Het werd het grootste gevangenis- en martelkamp van Cambodia van 1975 tot 1979. In 1977 vielen hier meer dan 100 doden per dag.
De Rode Khmer gebruikte voornamelijk kinderen om de moord- en martelpraktijken uit te voeren. Toen de Vietnamezen begin 1977 Phnom Penh binnenvielen vonden ze slechts zeven levende gevangen terug.
Juist zoals de nazi’s hield de Rode Khmer minutieus foto’s bij van al haar gevangen, vaak voor en na ze gemarteld waren. Verder zie je schilderijen die door gevangenen gemaakt werden, de kleine cellen waar ze in opgesloten werden en de nodige marteltuigen en bedjes waarop de praktijken uitgevoerd werden. In enkele kasten liggen de schedels van een deel van de slachtoffers. Na deze macabere voormiddag ga ik naar de Killing Fields van Choeung Ek. Dit is slechts een van de vele killing fields in Cambodia.
Tussen 1975 en 1979 werden 17.000 gevangen uit de S-21 gevangenis naar hier gevoerd en omgebracht Vaak gebeurde dit met knuppels om kogels uit te sparen. 43 van de 129 massagraven die hier gevonden zijn, zijn nog steeds onaangeroerd. Op het terrein staat een grote toren met een glazen zuil tot aan de nok gevuld met menselijke schedels, gerangschikt volgens leeftijd.
Tuol Sleng museum (vroegere school)
Vrijdag 11/03/05: Phnom Penh
———————————-
Ik blijf het rustig aan doen en beperk me vandaag tot een bezoekje aan Wat Phnom, een tempel in het noorden van Phnom Penh waaraan de stad zen naam dankt.
Zaterdag 12/03/05: Phnom Penh – Siem Reap (bus) (Dara Guesthouse: 7 USD)
————————————————————————
Vandaag neem ik de bus naar wat een van de hoogtepunten van men reisje moet worden, de Angkor tempels. Ik wilde eerst van Phnom Penh naar Siem Reap fietsen in een dag of vier, maar daar ben ik echt nog niet fit genoeg voor. Een busreis tot daar is het vervelende alternatief.
Een tuktuk pikt me op aan men guesthouse om zeven uur en zet me op de verkeerde plaats af ergens in Phnom Penh. Hier kennen ze de busmaatschappij niet waarmee ik naar Siem Reap ga. Na wat geharrewar, een andere pick up, nog eens een verkeerde locatie beland ik eindelijk waar ik zijn moet.
Zes uur in de bus, pffffffff wat een miserie. Maar ik ben toch ook blij dat ik het hele traject niet fiets. De weg is goed, maar je rijdt door een grote zandwoestijn, green streepje schaduw op dat hete asfalt, en het is eigenlijk niet interessant onderweg. Al bij al valt de korte pijn van de bus misschien toch te verkiezen boven vier oninteressante fietsdagen.
Ik heb een mooi guesthouse gevonden met een propere toilet waar ik direct gebruik van moet maken. Ik heb tv en kan naar een heruitzending van Barcelona – Chelsea kijken.
Zondag 13/03/05: Siem Reap
———————————
Om zeven uur zit ik al op men gehuurde fietsje en rij ik richting tempels. Het is druk aan de meest fameuze, de Angkor Wat, dus die bewaar ik voor later. Ik ga eerst naar de Phnom Bakheng, een tempel die vooral bezocht wordt bij zonsondergang omwille van de mooie uitzichten die je hebt van op de heuveltop. Een zware klim om er te geraken.
Door de zuidelijke poort rij ik de ommuurde stad Angkor Thom binnen, 10 km2 groot en gebouwd door Jayavarman VII. Op zen hoogtepunt leefden er in deze stad een miljoen mensen, terwijl Londen en Parijs toen nog dorpjes met 50.000 inwoners waren.
Omheen de twaalf kilometer lange en acht meter hoge stadsomwalling lagen honderd meter wijdde grachten. Hert hele complex is, zoals de meeste bouwwerken in Angkor, een voorstelling van de heilige berg Mt Meru.
De Bayon is het meest indrukwekkende gebouw binnen Angkor Thom. Ik rij ook eens tot bij de Oostelijke ingang. Het is slechts een zandpad dat je naar daar brengt, en je bent er helemaal alleen, maar het was deze ingang die gebruikt werd voor de opnames van Tomb Raider. Angelina was er spijtig genoeg niet meer. Lara ook niet. Ik bezoek achtereenvolgens de Baphuon, the Terrace of the Elephants, Phimeanakas, the Terrace of the Leper King en de indrukwekkende tempel Preah Khan. Via Preah Neak Pean, Ta Som en de Eastern Mebon rij ik terug naar men guesthousje.
Ik voel me moe, vuil van het stof en zweet, heb zere benen en een zere nek van op de huurfiets, een Chinese vrouwenfiets, dat past niet, maar het was een prachtige dag.
Na het douchke ga ik eten, een pintje drinken en kijk op men kamer naar Milaan – Sampdoria.
Maandag 14/03/05: Siem Reap
———————————
Op nieuw op tijd op men velooke. Ik neem de draad op waar ik gisteren gestopt was en bezoek eerst Banteay Kdei, ook een heel knappe tempel. Deze wordt op vele plaatsen overwoekert door de jungle, net als de volgende tempel die ik bezoek, Ta Prohm. De eerste wordt veel minder bezocht door toeristen.
Hier maak ik weer iets typisch Cambodiaans mee. Een politie agent komt in de tempel op me afgestapt en vraagt in heel slecht Engels of ik een gids nodig heb, waarvoor ik bedank. Hij vertelt nog vanalles, maar ik begrijp er niets van. We stoppen bij een tweede politieman en die wil me zijn badge verkopen. “Souvenir, souvenir” zegt hij. “ Op dat soort van souvenirs zit ik niet echt te wachten; stel je voor dat ze je in Cambodia met zo een souvenir oppakken, ‘k wil niet weten waar je dan staat.
Ik rij verder via Takeo, de Thommanon en door de Victory Gate, de vijfde poort van Angkor Thom rij ik de ommuurde stad terug in om te lunchen aan een van de standjes daar. De namiddag trek ik uit om de Angkor Wat te bezoeken. Algemeen wordt aangenomen dat dit het grootste religieuze bouwwerk ter wereld is. Het is de moeite, echt niet te doen. Vooral van op een afstand vind ik, eens binnenin, of er bovenop (gevaarlijke klim; de weg naar de goden zou niet te eenvoudig mogen zijn) besef je het allemaal wat minder.
Ik eet ‘s avonds een pizzatje, een goeie tiger-beer van de tap erbij en ‘s avonds is er weeral voetbal; Newcastle – Tottenham.
Dinsdag 15/03/05: Siem Reap
———————————-
Men laatste dagje van drie dat ik naar de Angkor temples kan. Om tempels te zien die ik nog niet bezocht heb moet ik echter serieus ver rijden, en daar pas ik voor met men gehuurde Chinese fiets (want God wat ben ik stijf van de voorbije 2 dagen) .
In plaats van meer temples ga ik naar het landmijnenmuseum. Dit is een project van een Cambodiaan, Aki Ra, die als kind voor de Rode Khmer gevochten heeft, en dus zelf ook veel mijnen legde. Later vocht hij mee met de Vietnamezen toen die het land binnenvielen en ten strijde trokken tegen de Rode Khmer, en nog later diende hij de VN-troepen.
Het museum is een prive-project, eentje dat de Cambodiaanse regering (vnl. Bestaande uit ex-Rode Khmer) liever kwijt dan rijk is. Aki Ra zou teveel de vinger op de wonde leggen, de harde feiten op tafel gooien, en dat willen de toeristen niet zien. Aki Ra is opgepakt door de politie, en kreeg een jaar voorwaardelijk, een straf die hij dreigt te moeten uitzitten als hij zijn museum openhoudt, iets wat hij tot op de dag van vandaag doet. De politie brengt regelmatig een bezoekje, de borden die hij plaatste vanaf de hoofdweg naar zijn museum, over een heel armtierige dirtroad, worden meerdere malen per maand weggehaald door de overheid, en stonden er ook vandaag niet.
De plaats is makkelijk te vinden. Je neemt de hoofdweg vanuit Siem Reap naar de Angkor temples, en ongeveer 200 meter voor de ingang (ticketboot) heb je op de rechterkant een groot gebouw, SOS-Kindergarten. Juist daarna is een straatje waar je indraait. Je rijdt door en juist voor het bruggetje over de rivier draai je naar links. Nog een kleine kilometer verder hobbelen en je bent er. Aki Ra gebruikt zijn kennis die hij opdeed tijdens het leggen van mijnen om ze nu eigenhandig op te ruimen.
In zijn museum, ondergebracht in enkele rieten hutjes liggen massa’s onschadelijk gemaakte mijnen, hij heeft een simulatie van een mijnenveld en bovenal vangt hij een tiental kinderen op die slachtoffer werden van de mijnen. Je leert er dat in Cambodia nog tussen de 6 en 10 miljoen mijnen liggen. Tussen 1979 en 2003 werden meer dan 60.000 Cambodianen gedood of gewond en ook nu nog vallen er twee tot drie slachtoffers per dag. In deze cijfers zijn de duizenden tonnen uxo’s (onontplofte bommen) gedropt door de Amerikanen ten tijde van de Vietnam oorlog niet inbegrepen.
Een landmijn leggen kost 3 USD, ze opkuisen 1.000 USD.
Per stuk.
Meer info vind je op de website www.cambodialandminemuseum.org
**************************************************
Ik heb verzuimd van verdere updates te schrijven vanaf hier.
Samengevat, ben ik met de bus terug naar Phnom Penh getrokken vanwaar ik, goed en wel gerecupereerd van m’n ziekte, terug de fiets genomen heb en zuidwaarts richting de kust gereden ben (via Kep, Kampot naar Sihanoukville).
In Sihanoukville zag ik Peter en Kim terug.
We bezochten een eiland voor de kust en voor de rest was het vnl relaxen op het strand en genieten van het vele lekkers wat je aangeboden wordt daar. Kreeftjes, fruit, shakes, etc ….
Met de boot ging ik tot aan de Thaise grens, waar ik terug op de fiets sprong.
Nog enkele foto’s hieronder.