Maandag 14 juli 2008: Dong Ha – Sepone
Tot in Lao Boa (op 210 hoogtemeter) blijft de weg een beetje op hetzelfde niveau. Ook in Lao Bao meerdere hotels, enkele nieuwe. Ik kan me niet herinneren of er een geldautomaat is, maar het zou me niet verbazen. Ik eet er snel iets, wissel de weinige dongen die ik nog heb voor Lao-kip, en fiets naar de grens.
Nu hadden ze aan de Thai-Laos grens drie weken geleden een mooi visum in men paspoort geplakt, maar waren ze daar vergeten een stempel ‘Used’ op te kloppen. Ik dacht bij mezelf “ik ga me hier wat van den dommen houden en doen alsof ik reeds een geldig visum heb, wie weet moet ik er dan niet weer een kopen”. Zo zou ik toch 30 Usd aan iets nuttigers kunnen uitgeven.
Het lijkt er aanvankelijk op dat het gaat lukken, maar dan bekijkt het madammeke van de douane men visum toch wat beter en vraagt ze “you want to enter on this visa ?”.
“Sure”, antwoord ik.
“One moment”, en ze komt naar buiten en wandelt naar een kamer wat verderop.
“Stront aan de knikker” denk ik bij mezelf.
Het madameke komt terug en legt me uit dat dit een single entry is en ik het visum niet meer kan gebruiken.
“Oh ….” zeg ik verbaasd.
Er zit dus niets anders op om voor de vierde keer dit jaar een visum te kopen voor Laos.
Alles bij mekaar ben ik maar een maand binnen geweest denk ik, de geldigheid van een (1) visum, maar soit, dat ligt aan mezelf. De Laos economie zal boomen in 2008.
Ik betaal 30 Usd, en enkele minuten later is alles in orde.
Voorbij de slagboom staat er aan de Laos kant nu ook een geldautomaat waar je kippen uit kunt trekken.
Moest ie niet werken staan er naast de automaat steeds wel enkele meisjes die je dongen of dollars willen wisselen aan een weinig aantrekkelijke koers.
De weg blijft uiterst rustig.
In Daen Sewan, het eerste dorp voorbij de grens zie ik geen overnachtingsmogelijkheden, maar ik zou later in Savannakhet mensen ontmoeten die zweren dat ze daar geslapen hebben, en dat het niet eens zo slecht was. Persoonlijk zou ik toch op Lao Bao gokken.
Drie kilometer voorbij het dorp zijn ze iets nieuw aan het bouwen wat op een guesthouse lijkt. Zes kilometer voorbij Daen Sewan staan er chique bungalows die klaar zijn.
Wanneer ik Sepone nader neem ik het eerste guesthouse dat ik tegenkom, aan de linkerkant van de baan. Het zal snel donker zijn, en ik heb er 131 kilometer opzitten.
Eten kan ik honderd meter verderop in een hutje.
Wanneer ik terugkom, het is ondertussen donker, zit er een jong manneke in een kort shortje en een ‘fish net’ t-shirtje aan de inkom van het guesthouse. Een andere ventje loopt over de parking met enkel een handdoek rond zen middel. Men vermoeden wordt al gauw bevestigd. Dit is een drive in voor janetten.
Oh-my-god; dat ik hier weer moet liggen ….
Ik worstel me door een luidruchtige nacht.
Dinsdag 15 juli 2008: Sepone – Dong Hen
Samen met de kiekens sta ik op. Geen reden om hier te blijven.
Het stadje (zeg maar dorp) is eigenlijk nog een klein beetje verderop, voorbij de brug. Hier zijn nog vier guesthouses, dus gok op een van hen. Ik heb wel honger, maar heb echt geen zin in noodle soep of een stuk verdoogde kip met rijst voor ontbijt. Ik doe het met een fruitsapje.
Links van de weg ligt een vrij groot kamp van een of andere ngo. Het lijkt me verschrikkelijk om meerdere maanden in Sepone door te moeten brengen. Wat kan je hier doen ……. Wat kan je hier eten ????
Sepone is goed om te overnachten indien je hier wil fietsen. De omgeving is mooi, de weg voorzien van een glad laagje asfalt, het zonnetje schijnt, de rijstveldjes zijn groen, maar hier blijven hangen is nergens voor nodig.
Ik maak er opnieuw een lange dag van. Na 133 kilometer fietsen stop ik aan het Thai-German guesthouse. Hier hebben ze mooie kamers, en een goede keuken.
De vrouw is een Laotiaanse die lang met een Duitsers getrouwd was. Waar die ‘Thai’ in de naamgeving vandaan komt is mij een raadsel, en haar ook denk ik.
De Duitsers is inmiddels weeral overleden. Het is schrikbarend om vast te stellen hoe vaak ik nu al overnacht in een guesthouse waar een of andere Europeaan zen centen in gestoken heeft, en die dan, al dan niet voortijdig, wie zal het zeggen, overleden is.
Woensdag 16 juli 2008: Dong Hen – Savannakhet
Weinig boeiende rit. Het stuk tussen highway 13 en Savannakhet, wanneer je voelt dat je er bijna bent, gaat het nog een paar keer goed op en neer.
Ik heb de voorbije dagen enkele keer lange afstanden overbrugd om hier vandaag te zijn. Zo kan ik morgen, donderdag, naar het Thaise consulaat om een visum aan te vragen, en dat vrijdag afhalen.
Ik fiets alvast even langs het consulaat om de openingsuren te checken.
Tot mijn ontreddering hangt er een bericht dat morgen, donderdag 17 juli Buddha Day is en het consulaat gesloten zal zijn. Op vrijdag zijn ze weer open. Dat betekent dat ik dan wel pas maandag men reispas kan afhalen. Ik ben nog maar juist in Savannakhet aangekomen, maar ik heb al lang gezien dat ik hier niet tot maandag wil blijven.
Nu, in de namiddag kan je enkel reispassen afhalen, maar ik ga toch even checken of ze mijn reispaske niet willen aannemen.
Dat willen ze niet, enkel in de voormiddag.
Ik vraag of ze even men paspoort willen bekijken, en bevestigen of ik met gewone ‘entry-stamps’ (de 30-dagen stempel die iedereen verkeerdelijk ‘visa on arrival’ noemt) nog drie keer het land in mag. Ik weet dat ik dat mag, omdat ik in het verleden steeds met visa heb gewerkt, en niet met die stempels, maar omdat ik het voorbije jaar al zo lang en zo vaak in Thailand ben geweest, heb ik graag even bevestiging. De jongeman bekijkt men paspoort maar lijkt er allemaal niet veel van te snappen.
Dan komt er een oudere man bijstaan. Hij bevestigt dat ik inderdaad nog recht heb op drie entries met een entry stamp.
Hij blijkt de consul te zijn. “But you know what”, zegt ie, “why don’t you enjoy Savannakhet during the celebrations and come back on Friday morning. I make your visa the same day”.
“Are you sure ?”, vraag ik.
Ik had namelijk op de uiterst informatieve website thaivisa.com reeds gelezen dat ze in Savannakhet veel moeilijker doen om je een visum te geven dan bv in Vientiane, en ook dat een visum op dezelfde dag ook al lang niet meer tot de mogelijkheden behoort.
Maar deze man was de consul zelf, en als hij het beloofd …
Ik bedank de beste man en spendeer enkele uren aan het zoeken van een goed hotel of guesthouse.
In Savannakhet heb je twee mogelijkheden. Of je betaalt weinig, en je krijgt weinig waar voor je geld, of je betaalt ‘veel’ (20 Usd), en je krijgt niet veel meer waar voor je geld.
Ik hou het daarom simpel, en vrees voor wat de komende nachten gaan brengen.
Savannakhet bevestigt tijdens een avondlijke wandeling wat ik vermoedde. Hier valt niets te zien.
Het leukst is het nog langs de boorden van de Mekong. Vlakbij het kerkje is een Frans restaurant. Voor een schappelijk prijsje kan je daar uitstekend eten. Dat is een meevaller. Een goed boek vind ik niet.
Donderdag 17 juli 2008: Savannakhet
In het hotel was het vannacht buiten verwachting rustig.
De dag breng ik door met internet en het gezelschap van enkele andere Belgische toeristen. Ook Alain en Coralie arriveren. We gaan samen eten in het uitstekende Franse restaurant.
Vrijdag 18 juli 2008: Savannakhet – Mukdahan – Bangkok
Ook voor het ontbijt ga ik met Alain en Coralie naar hetzelfde restaurant.
In de Phan Pui Road (of het verlengde ervan ?), deze is juist ten noorden van het pleintje aan de kerk, is een fietsenwinkel waar ze goed uitgeruste Merida mountainbikes verkopen en een boel degelijke Shimano onderdelen.
Vroege namiddag ga ik naar de ambassade. Mijn paspoort ligt niet klaar in de bak bij de andere die woensdagochtend zijn binnen gebracht, maar de jongen loopt even het ernaast gelegen gebouw binnen.
Spannend, krijg ik het of krijg ik het niet ?
Al gauw komt hij naar buiten en zwaait enthousiast met men paspoort.
Ik dank hen van harte en laat een kleine fooi achter voor een paar pintjes. Het is voor hen tenslotte ook vrijdag.
Ik ga ervan uit dat ik gewoon de Mekong een beetje stroomopwaarts moet volgen en dan wel aan de brug kom.
Dat doe ik ook, maar ik rij er onderdoor; je kan er niet op hier.
Beter is om de hoofdweg terug te nemen landinwaarts, voorbij het stadion en aan het ronde punt met de dinosauriers linksaf te slaan.
Ik kom er uiteindelijk via enkele binnenweggetjes.
Ondertussen is het kwart voor vijf. Ik weet niet om hoe laat de grens sluit, vijf uur of zes uur, maar beter voortmaken.
De Laotiaanse douane-beambte stempelt men paspoort en vraagt “twenty baht”?
“Waarom ?”
“Overtime”, zegt ie.
Ik kan het niet helpen en barst in lachen uit.
“What time over time start”, vraag ik hem.
De beste man kan zen lach ook moeilijk inhouden en antwoordt “4 o’clock”.
“Yeah sure ….. and only for farang, cause this (Thai or Laos ?) lady there didn’t have to pay anything”
Ik wandel weg, en hij maakt geen problemen.
Ze moeten nu ook niet elke keer als ze een blanke zien ‘automatisch’ de kassa doen rinkelen he.
Op internet had ik al een paar keer gelezen dat je de brug niet mag overwandelen of fietsen.
Een Franse fietser die ik enkele dagen geleden tegenkwam bevestigde dat. Je moet met een shuttlebus de brug over, of zoals hij deed, een local met een pick-up truck vinden die je mee wil nemen.
Locals met pick-up trucks waren er niet, enkel een stampvolle bus met Chinezen. Om men fiets daarbij op de bus te krijgen en er tussen te gaan zitten, daar had ik geen zin in. Ik besloot van krommenaas te gebaren en gewoon naar de brug te fietsen.
Een slagboom.
Een uit de kluiten gewassen Laotiaanse vrouw van rond de vijftig komt uit haar schuilhokje en doet me stoppen.
“Verdekke” denk ik bij mezelf. Ze kijkt me streng aan, en gebaart me naar de andere zijde van de weg te komen.
Ik doe wat van me gevraagd wordt. Zij doet teken dat ik hier naast de slagboom kan. Ik spring rap op men fiets en rij de brug op.
De Mekong is hier een paar kilometer breed, en ik film mijn hele overtocht met men kodakske. Ik denk dat nog niet veel mensen het geluk gehad hebben erover te kunnen rijden.
De reden dat je er niet over mag fietsen is dat het “te gevaarlijk” zou zijn, wat flauwe kul is. Dit is het veiligste stukje weg in Zuidoost Azië. Geen verkeer, perfecte asfaltlaag, en brede rijstroken. Enkel de bus Savannakhet-Mukdahan passeert me.
Aan Thaise kant kijken ze verwondert wanneer ze me op de fiets aan zien komen en doen me stoppen.
“Ze gaan me toch niet terugsturen” hoop ik.
De man wijst naar men fiets en zegt “can not”.
Nu, als het van de Thaien afhangt is het altijd “can not”.
Ik vraag hem waarom eigenlijk niet, want over The Friendship Bridge 1 (tussen Nong Khai en Vientiane) mag je wel fietsen (nu; vroeger niet).
“For terrorist attack” zegt hij.
Ik verzeker hem ervan dat ik echt-en-techt geen explosieven heb achter gelaten, en ik kan men weg verder zetten.
Groot voordeel van over de brug te fietsen, i.p.v. de bus te nemen is dat ik, net als bij de andere Friendship Brigde mag inchecken bij het loket voor autobestuurders. Daar staat niemand. Aan het andere loket staan vijftig Chinezen te wachten.
Nog voor ik Mukdahan infiets stop ik aan een 7/eleven en koop een grote fles chocomelk en een stuk chocolade.
It’s good to be ‘home’ again.
Om tien voor zes fiets ik het busstation op, en om zes uur zit ik op een bus richting Bangkok.
Toen ik het ticket kocht beloofden ze me dat er slechts 1 keer gestopt zou worden, in Khorat.
Ik heb geteld, we stopten zeventien keer …..
Dit hele ‘loopje’; Pakse – Attapeu – Plei Kan -Hoi An – Dong Ha – Savannakhet, is een mooi rondje voor een korte vakantie.
Over voornamelijk rustige wegen kan je eerst de watervallen op het Bolaven Plateau en tussen Sekong en Attapeu bezoeken. Na Attapeu volgt een zwaarder stukje door de bergen, met mooie natuur.
Van het Vietnamese Plei Kan over ‘highway 14’ door de Central Highlands is ook een buiten verwachting rustige weg, met eigenlijk slechts een echte klim. Hoi An is toeristisch, maar het bezoek meer dan waard. De uitstekende hotelletjes zijn een hele verademing na de soms eenvoudige, en soms ook slechte guesthouses die achter je liggen.
Vanuit Hoi An is de weg langs het strand naar Danang leuk.
De Hai Van Pass is een hoogtepunt, en sinds de tunnel er ligt, ook redelijk verkeersarm.
Hue verdient minstens drie volledige dagen om alles een beetje te bekijken.
Het mindere stukje voor mij was de rit over highway 1 van Hue naar Dong Ha.
Op de Reise Know-How kaart zie ik kleinere weggetjes dichter bij de kust. Dat kan een alternatief zijn.
Nog beter is waarschijnlijk om van Hue oostwaarts terug de bergen in te fietsen naar A Luoi (waar een guesthouse zou zijn), en vandaar highway 14 op richting Da Krong, en dan linksaf highway 9 op naar Lao Bao.
De ‘klim’ over highway 9 is heel, heel goed te doen, en indien je hem van Laos richting Vietnam neemt zelfs nauwelijks waarneembaar (bij wijze van spreken).
Het mooiste stuk ligt tussen het Vietnamese Cam Lo en het Laotiaanse Sepone (= Xepong). Tussen Sepone en Savannakhet ligt er niets noemenswaardig, maar is het aangenaam, rustig fietsen.