Wyoming & Colorado
Zondag 27/08/2006: Warm River – Flag Ranch
We rijden de cowboy staat binnen, Wyoming, het echte wilde westen. Er prijkt zelfs een cowboy op de nummerplaten van de auto’s hier. We rijden zuidelijk van Yellowstone National Park ten noorden van het Grand Teton National Park.
Op een van de onvermijdelijke, vreselijke wasbordwegen (ik word er stapelgek van) breekt Paul zen zadel. Dat werd dus rechtstaan tot in Flag Ranch waar we eindelijk terug een echte camping hebben met normale wc’s, douches en zelfs een laundry service.
Maandag 28/08/2006: Flag Ranch – Black Rock
Paul vertrekt al heel vroeg. Hij zal tot aan Moran Junction rijden en van daar heen en weer naar het stadje Jackson liften, waar een fietsenwinkel is en dus een nieuw zadel op de kop te tikken valt. Ik vertrek naar gewoonte vrij laat met Hap en Diane. Ik verwissel eerst nog de ketting (de eerste er terug op) nadat deze er ook 2.500 km op heeft zitten. In het benzinnestationnetje koop ik eten voor de vier komende dagen. Hap en Diane niet, zij vliegen naar huis vanuit Jackson.
Na een onverwacht lange klim uit Flag Ranch (en zwaar want ik kan niet meer naar het kleinste tandwiel schakelen vooraan, iets wat ik later op de dag bijregel) hebben we echt bangelijk knappe uitzichten op de Tetons, aan de andere kant van het immense Jackson Hole meer. De Tetons zijn de jongste bergketen in de Rocky Mountains.
Paul is er in geslaagd over en weer te liften en samen rijden we door de Buffalo Valley richting Black hole. In deze streek zijn er veel Dude Ranches. Het komt erop neer dat yuppies hier cowboytje komen spelen; de echte cowboys komen helpen dus. ‘s Avonds hebben we vanaan de tent een majestueus uitzicht op de Tetons en de ondergaande zon.
Dinsdag 29/08/2006: Black rock – Dubois
We zetten gelijk de klim verder die we gisteren reeds begonnen waren. De top is de Togwotee (spreek uit Toe-guh-tee) Pass. Een makkelijke klim van ongeveer 15 kilometer.
Eens over de top zijn er wegenwerken, nog steeds reparatiewerken van de voorbije winterschade. De wegenwerkers vertellen ons dat er heel wat beren rondhangen in de buurt. Ze reizen heen en weer tussen de gebieden die niet in brand staan. Halverwege de afdaling worden we tegengehouden en moeten de fietsen in een pilot car. Dit is verdorie de derde afdaling die ze van me stelen deze trip. Waarom werken ze nooit aan de kant waar ik klim, en rijden ze me in die pilot car naar boven ???
We vernemen hier dat de volgende pass op onze route, Union Pass al een maand in brand staat en er op geen enkele manier over gereden kan worden. Dat betekent dat we deze zware klim missen, maar ook de daarachter liggende drie heel makkelijke divide crossings.
We moeten richting Dubois (spreek uit Du-boyz, en niet Du-bua). We zetten de tent op de knappe Koa camping met zwembad en … onverwachte shoppingmogelijkheden door deze omweg. Echter geen Nutella in de plaatselijke supermarkt. Ik leef tegenwoordig op blikken tonijn en met wat mayonaise maak ik dan maar men eigen tuna-salad.
Vanavond echter trakteert Paul op pizza in een locaal restaurantje.
Het toeval wil dat Dubois op de TransAmerica Bicycle Trail route ligt, waarvan Carrie me in Whitefish de kaarten gaf, dat komt dus allemaal nog goed van pas. We zullen rond de Union Pass rijden en zo snel mogelijk de route weer oppikken. Deze streek was ooit de thuishaven van de Crow, Blackfeet, Cheynne, Sioux en andere indianenstammen. In 1867 werd er goud gevonden nabij South Pass en trokken vele migranten hierheen, waaronder William Cody, die de immigranten voorzag van vlees. In anderhalf jaar eindigden zo meer dan vijfduizend buffels op een bord en kreeg hij de bijnaam Buffalo Bill.
Woensdag 30/08/2006: Dubois – Fort Washakie
We verlaten Dubois langs de Wind River en de Wind River Mountains. De eerste 15 mijl zijn ongelooflijk knap, en ik ben dankbaar voor de brand op Union Pass. Het is echt wild west country met rode, ruwe rotsen. Het gebied waar we doorheen fietsen is een indianenreservaat dat de Shoshoni stam toebehoord . De Shoshoni werden in het verleden geleid door Chief Washakie, een vriend van de blanken. Chief Washakie stond gekend als een groot strateeg en een eerlijke krijger. Andere indianenstammen zoals de Crow, Cheyennes en Sioux zochten zijn steun in hun strijd tegen de oprukkende blanken die hun gronden stalen maar Chief Washakie steunde het US Army in het verslaan van de Sioux.
De Sioux vielen op hun beurt het camp van Washakie aan ter hoogte van de Sweetwater River.
De Shoshoni gingen in de tegenaanval en versloegen de Sioux. Chief Washakie bleef de blanken altijd trouw en er zou geen enkele blanke scalp aan zijn riem hangen. Ondanks dat drongen de blanken hem terug in een reservaat, waar ze een paar jaar later ook een andere indianenstam, de Arapahoe’s naartoe brachten, een traditionele vijand van de Shoshoni.
Washakie ging akkoord om ze een jaar op hun grondgebied toe te laten maar de blanken haalden de Arapahoe nooit meer weg. Integendeel, na het vinden van goud en olie in hun reservaat claimden ze een fout gemaakt te hebben en moest er opnieuw onderhandeld worden over de grenzen van het reservaat. Iets wat uiteindelijk leidde tot een serieuze inkrimping van de gebieden voor de indianen.
Elke staat in de VS mag twee personen in de kijker zetten in een of ander museum in Washington. Voor Wyoming is Chief Washakie één van hen.
Het wordt een lange fietsdag en iets voorbij het plaatsje Fort Washakie, ter hoogte van Ray Lake is een Camping waar we de nacht door willen brengen.
Letterlijk honderd meter voor de camping stranden we.
Paul zen derailleur belandt op een of andere manier in zen achterwiel. Wanneer ik mijn fiets wegzet om te helpen zakt hij door zen pikkel en valt op de grond. We duwen onze gehavende fietsen de camping op en besluiten het te laten rusten voor vandaag.
De camping is een echte aanrader. Je gaat terug in de tijd. De uitbaatster Lou-Ann loopt erbij zoals honderdvijftig jaar geleden, het gebouwtje waar de douches zijn, waar je iets kan eten en waar ook de receptie is zijn ditto.
Echt knap.
Donderdag 31/08/2006: Fort Washakie – Lander
Lou-Ann maakt een schitterend ontbijt voor ons klaar voor maar 4 Usd.
Wanneer we later Paul’s fiets bekijken zien we dat de derailleur een serieuze trek gekregen heeft en een spaak gebroken is. Tot mijn ontzetting zie ik dat de drager voor mijn voortassen nog net niet afgescheurd is. Zo kunnen we de baan niet op, en de man van Lou-Ann biedt aan ons naar het tien mijl verderop gelegen Lander te brengen met zijn pickup-truck.
In de fietsenwinkel is enkel de eigenaar aanwezig, zen mechanieker heeft een dagje vrij. De baas is heel behulpzaam, maar zelf niet het grootste licht als het op bikemechanics aankomt stellen we vast.
Ik rij naar een industriegebiedje iets buiten de stad om de voordrager te laten lassen.
De pikkel repareren we door de bouten, die gewoonweg doorgebroken waren …. uit te boren en te vervangen door nieuwe.
Zo een pikkel is een enorm gemak als ik zie hoe andere fietsers steeds een boom moeten zoeken of die zware fiets op de grond leggen telkens ze een foto willen maken, naar ‘t toilet moeten, stoppen om te eten, ….
Ik leg ook een andere achterband op de fiets, een toppenband deze keer. Hopelijk heb ik hierdoor iets meer grip op de supersteile beklimmingen op gravel. De Schwalbe band is op verscheidene plaatsen diep ingescheurd en op een plaats is er zelfs een heel stuk rubber uit door de scherpe keien waar we de hele dagen overheen botsen.
We verliezen heel wat tijd met deze reparaties en besluiten te overnachten in Lander, in het City Park waar kamperen niets kost.
Vrijdag 01/09/2006: Lander – Sweetwater River Crossing
In Lander kopen we eten voor de komende vijf dagen.
We rijden zuidwaarts richting Atlantic City waar we terug op de Continental divide Route komen. Atlantic City ligt een stukje hoger dan Lander en we starten de dag met een klim van 27 kilometer. Niet zwaar want volledig geasfalteerd en een maximum stijgingspercentage van 8 %.
Halverwege de klim komen we even op adem met een mooi uitzicht op Red Rock Canyon Er stopt een grote Ford met een Indiaan erin waarmee ik ook al een praatje maakte in Crowheart, tijdens de rit van Dubois naar Fort Washakie. De man heeft lange, blinkende, zwarte vlechten tot op zen heupen. We praten wat langer deze keer en nu blijkt dat Chief Washakie zijn overgrootvader is. Hij woont natuurlijk in Fort Washakie, en zit in een aantal bestuursraden i.v.m. het reservaat waarin ze wonen, ééntje van het Grand Teton National Park en hij is verbonden aan de Universiteit van Wyoming.
Hij heeft spijt dat hij de vorige keer zen adres niet gegeven heeft zodat we konden binnenspringen voor dinner, maar we houden contact en misschien zien we elkaar terug in Colorado waar hij regelmatig is om samen iets te eten. Ik ben in elk geval altijd welkom in zijn huis.
In Atlantic City, waar slechts enkele tientallen mensen wonen, komen we terug op de route, en krijgen we gelijk een klim van 14% op gravel voorgeschoteld.
Moordend.
We rijden de woestijn in, de ‘Continental Divide Basin’, een gebied waar het water niet westwaarts richting Stille Oceaan, noch oostwaarts richting Atlantic vloeit, maar het weinige water dat er valt gewoon verdampt of de bodem indringt.
Het gebied wordt ook ‘America’s Longest Grave Yard’ genoemd naar de vele doden die hier achterbleven toen ze hier in het verleden doorheen trokken. Gestorven door honger, dorst of uitputting.
Net voor onze geplande overnachtingsplaats ter hoogte van een van de enige waterbronnen, de Sweetwater, breekt mijn ketting.
Agghhrr, this gotta stop !!!!
Zaterdag 02/09/2006: Sweetwater River Crossing – Divide Basin
Ik repareer de ketting voor vertrek en laat de gebroken schakel achter voor toekomstige archeologen. Daarna filter ik het riviertje leeg. Met veertien liter water op de fiets vertrek ik.
Voor de veiligheid heb ik na het filteren ook maar enkele druppels chloor aan het water toegevoegd. Een hele kudde koeien hangt hier namelijk rond langs de oevers en natuurlijk laten die ook wat vallen in en naast de rivier. Al was het maar voor de smaak van het water. Net voor we op de fiets springen vliegt er een klein sportvliegtuigje over, keert om en vliegt nogmaals heel laag over ons heen. Die kwamen waarschijnlijk nog eens kijken wat die twee gekken op een fietsje in de woestijn aan het doen waren.
Twee pickup trucks passeren ons vandaag. Beiden stoppen ze om te vragen of we oke zijn. Een van de rangers vertelt ons dat het dit jaar nog niet geregend heeft hier. Dit kunnen wij ook vaststellen, bovenop het wasbord ligt een vingerdiep stof. Wat losse keien maken het nog wat aangenamer. De ranger is al enkele dagen op zoek naar een ontsnapte stier. Lijkt me geen sinecure in dit gebied.
Wij zien zen stier ook nergens, enkel antilopen, veel zelfs.
Paul rijdt lek vandaag.
De route is zwaar.
Telkens kom je aan een heuveltop, en bereik je die stel je alleen maar vast dat je nog wat hoger moet in die hitte, in dat stof, die droogte, en ben je dan eindelijk boven zie je opnieuw het eindeloze niets.
Ik kan me heel goed voorstellen dat je hier waanzinnig wordt als je niet weet waar je bent, en hoever je nog moet gaan.
Het volgende creekje waar we water zouden moeten vinden is kurkdroog. Maar ik heb men voorraad bij me.
We camperen op een heuveltop en genieten van het uitzicht.
‘s Nachts zit er een beest in en om men tent. Ik weet niet wat maar hoor het de hele tijd en het wil niet weggaan. Misschien gewoon een muis, of een badger, ik weet er de Nederlandse naam niet van, maar ik heb er een prentje van opgezocht op internet (zie hiernaast). Zij graven enorme holen uit in de zandwegen hier waarvoor je dus steeds op je hoede moet zijn.
Zondag 03/09/2006: Divide Basin – Rawlins
Het vroor vannacht. Het water in de flessen is een beetje bevrozen.
We zijn gisteren niet ver genoeg geraakt en liggen meer dan 30 kilometer achter op ‘schema’. We vertrekken om half tien, vroeg voor ons.
Een volgende creekje dat water zou kunnen bevatten staat ook kurkdroog, en wij beginnen aan onze laatste waterflessen.
Gelukkig schieten we vandaag goed op en rond 14u00 hebben we reeds even ver gereden als gisteren de hele dag. Maar water … dat vinden we niet.
We passeren wel een oude uranium mijn.
Een vijftigtal kilometer voor het stadje Rawlins blokkeert men voorste derailleur. Ik zeg nog niets tegen Paul en blijf voorlopig tempo maken want we moeten vandaag uit deze woestijn geraken.
Wanneer we eindelijk terug op een geasfalteerde weg zijn, een twintigtal kilometer voor Rawlins, en vlak voor een steile helling stap ik af.
Het bleekt verdekke een dom klein keitje te zijn dat tussen de derailleur zit en alles blokkeerde.
Gelukkig maar.
Rawlins is een onaantrekkelijk stadje waar we kamperen op de Western Hills campground. Een reuzegrote camping vol grote Rv’s, kiezelstenen en geen streepje schaduw.
Wel goede douches (eindelijk, na vier dagen !) en wasmachines waar ik alles nog eens kan uitwassen.
We kopen in de liquor store een six-pack en trakteren ons op een zak chips. Hebben we wel verdiend na de voorbije dagen.
Maandag 04/09/2006: Rawlins
Labour Day in Amerika, dus ook ik doe niets vandaag (tenzij typen voor deze site).
Paul heeft een auto gehuurd en rijdt rond de middag huiswaarts, morgen moet ie weer werken.
Ik zet morgen de tocht verder.
En ….. er staan een hoop nieuwe fotookes onder Montana, Idaho en Wyoming by the pictures !!!
Dinsdag 05/09/2006: Rawlins – Dirtyman Creek
De hele ochtend besteed ik aan boodschappen doen voor de komende paar dagen.
De eerste 40 km rij ik nog over geasfalteerde wegen, maar door een desolaat landschap. Juist voor het asfalt ophoudt zie ik vier wandelaars. Zij wandelen samen de Great Divide Route. Ze zitten langs de baan te wachten op hulp want hun watervoorraad is uitgeput en alle bronnen, creeks en riviertjes op hun en mijn kaart staan kurkdroog. We staan al een tijdje te praten wanneer er eindelijk een auto langs komt. Ze hebben geluk, deze man heeft water bij, en voor de Belg in het gezelschap zelfs een pintje.
Ik neem afscheid van de wandelaars en klim de Sierra Madre range in, over Middlewood Hill, een nieuwe Continental Divide Crossing. De wegen zijn weer slecht met veel los zand en grote en kleine keien ertussen. Ik fiets door tot zonsondergang (wat niet zo laat is hier) en kampeer wild in de buurt van Dirtyman Creek. Op het menu staat het gebruikelijke pakje gedroogde voeding; wat water erbij voegen en enkele minuten laten koken. Gelukkig heb ik dat blikje bier dat ik eerder op de dag kreeg om het door te spoelen.
Woensdag 06/09/2006: Dirtyman Creek – Steamboat Springs
Ook hier ten zuiden van Rawlins, op de grens tussen de staten Wyoming en Colorado zitten coyote’s. Ik hoorde ze opnieuw huilen, telkens rond 2 uur en opnieuw rond 6 uur in de ochtend. Een hele koude nacht overigens.
Tot mijn grote verrassing is er hier heel wat activiteit in de vroege ochtend. Een beetje verderop staan een achttal vrachtwagens en enkele pick-up trucks. Cowboys rijden op hun paarden de koeien bij elkaar. Ik ga even kijken. Blijkt dat ze de koeien willen binnenhalen want de winter kan nu snel hier zijn en het vee moet eerst gecontroleerd worden door een dierenarts voor ze de vrachtwagen op mogen.
Terwijl ik voor men tentje zit te ontbijten komen de wandelaars van gisteren opnieuw voorbij. Ze zijn al van zes uur deze ochtend aan het stappen, auw.
Ik blijf fietsen door een mooi desolaat gebied, geen bomen, enkel klein struikgewas en droge rivierbeddingen. Klimmend en dalend rij ik Colorado binnen door het Medecine Bow National Forest. Onderweg zie ik veel antilopes. En veel wasbord. Serieus hotsen en botsen dus, pijn in de nek, de polsen en aan de sleutelbeenderen, en wanneer ik de voorste bagagedrager nakijk vind ik een nieuwe barst. Zucht, al het materiaal wordt hier geruïneerd. Ik lift naar Steamboat. Een vent in een pick up truck neemt me mee. Hij werkt voor de elektriciteitsmaatschappij en moet bij mensen die bouwen of verbouwen nakijken of de elektriciteit een beetje degelijk gelegd is. Hij heeft nog wel één adresje waar we langs moeten vandaag, en of ik dat niet erg vind. Ik ga mee. Controleren blijkt zich in de praktijk te beperken tot een sticker plakken die zegt dat het in orde is, gecontroleerd wordt er niets. In de praktijk gaat het dus enkel om het innen van wat geld. Europa en Amerika lijken vaak sterk op mekaar.
Tien kilometer voor we Steamboat Springs inrijden komen we Spence tegen. Ik haal de fiets uit de pick-up en we rijden samen verder tot aan de camping.
Steamboat Springs is een vrij bekend, zogezegd mondain ski-oord wat, naar Europese normen, wat tegenvalt.
Ook de campingprijs viel wat tegen. Gelukkig krijg je het geblaf van de uitbater er voor niks bovenop.
Donderdag 07/09/2006: Steamboat Springs – Kremmling
Men gescheurde lippen plakken elke ochtend aan mekaar, het doet gewoon pijn om men mond open te doen. Ik denk dat dat ‘s nachts wat wil genezen en dan in mekaar groeit of zo.
Ik heb vannacht besloten om af en toe maar wat van de route af te wijken en zo te proberen de trip te beëindigen, i.p.v. koppig elke meter over de Great Divide verder te fietsen en misschien later vandaag al opnieuw serieuze problemen te hebben met het materiaal. Er was nog een andere fietser op de camping, Scottie die een tour maakt over geasfalteerde wegen door de Rockies, en we besluiten vandaag samen te rijden.
Eens we Steamboat Springs verlaten krijgen we een lange, mooi klim voorgeschoteld over Rabbit Ears Pass (9.426 ft). Een paar keer denk je dat je er bent wanneer het even bergaf gaat om vervolgens weer wat hoger te klimmen. Wanneer je echt boven bent zie je twee lange bulten bovenop de top waaraan de pas zen naam te danken heeft, juist konijnenoren. Dit is ook een continentale waterscheiding, en in de afdaling gaan we gelijk opnieuw naar de andere kant over de Muddy Pass (8.772 ft.). Dan begint het serieus, héél serieus te waaien de laatste vijftien kilometer voor Kremmling, waar we drie uur over doen.
De chauffeurs zijn gekken hier en voor de eerste keer in de VS moet ik voor men leven vrezen. Ze komen vlak naast je gescheurd. Wanneer ik even aan de kant sta om met men verrekijker naar een coyote te kijken, zie ik hoe Scottie tegen de grond gaat. Een pick up uit de tegenovergestelde richting steekt zen voorligger voorbij en rijdt recht op hem af; het kán gewoon niet dat hij hem niet gezien had, wat Scottie ook bevestigd, “de chauffeur keek me recht in de ogen”. Een gescheurde broek, kapotte bril en iets minder bloed als voorheen is wat hij eraan overhoudt. Later kom ik tot twee keer toe een auto tegen uit tegenovergestelde richting die hun middelvinger naar ons omhoogsteken. Gelukkig heb ik ook twee handen, waarmee ik met eentje duidelijk maak dat ik hetzelfde over hen denk en hen met de andere uitnodig te stoppen en het daar eens over te hebben. Zonder succes overigens.
We mogen gratis kamperen achter de brandweerkazerne.
‘s Avonds gaan Scottie en ik samen een pizzatje eten en drinken we een aantal ‘Fat Tyres’, een Amerikaans ‘Belgian’ beer. De brouwer zou een tocht langs Vlaamse brouwerijen ondernomen hebben en daar de inspiratie gehaald hebben.
Vrijdag 08/09/2006: Kremmling
Scottie wil vandaag doorrijden, ik besluit om een rustdagje te nemen.
Een goed idee zo blijkt want het stortregent bijna de hele dag. Ik blijf dan maar tot ‘s middags in men tent liggen en lees wat. Later op de dag breng ik een bezoekje aan de bibliotheek om wat te internetten.
In de vooravond arriveert Spence samen met twee andere fietsers die de Transam rijden.
Zaterdag 09/09/2006: Kremmling – Dillon Reservoir
Wanneer ik Kremmling uitrij steek ik de Colorado River over. Hmm, wat een klein stroompje.
Ik fiets langs Highway 9 richting Green Mountain Reservoir, een groot meer waar ik langs de westzijde omheen fiets, weg van de highway. Ik lunch naast het meer maar probeer niet teveel te treuzelen want er hangen dreigende wolken in de lucht. Een paar keer doe ik regenkledij aan en uit, maar het regent nooit echt door.
In het stadje Silverthorne staat een geschifte vent geheel in het zwart gekleed en basketsloefkes aan met een kruis op straat te zwaaien en te dansen. Hij lijkt me ongevaarlijk. Vanuit Silverthorne loopt een mooi fietspad langs het enorme Dillon Reservoir naar de camping net voor het stadje Frisco.
Zondag 10/09/2006: Dillon Reservoir – Fairplay
Samen met Spence ga ik naar de bike shop in Frisco, een veel toffer en ook mooier gelegen stadje dan Steamboat Springs.
In de namiddag rijden we over verharde wegen verder naar het wereldberoemde Breckenridge. Su-per toeristisch maar ik heb er wel de beste lunch in tijden. In een parkje een baguetje met Camembert en Emmental. Laat in de namiddag verlaat ik Breckenridge richting Hoosier Pass, met 11.542 ft./ 3.518 m het hoogste punt tot nu toe.
Spence gaat terug off-road.
De klim is lang maar zeker niet te moeilijk. De lucht wordt een beetje ijler. Zes km voor de top begint het te hagelen, 3 km voor de top stopt het weer.
Op die top is het ijskoud met die wind en in de afdaling moet ik al gauw stoppen om dikke handschoenen aan te doen.
Wanneer ik Fairplay binnenrij begint het al serieus te schemeren en ik zet men tentje (betalend) op de parking van een motel, in de buurt van een ander tentje. Rick en Jillian uit Kansas kamperen hier ook. Ze maken hun eerste fietsvakantie. Twee toffe mensen.
Stijfbevrozen duik ik de zalig hete douche van het motel in, waar ik ook wat kleren was.
We bevinden ons nog op meer dan 3.000 meter, het zal frisjes worden vannacht denk ik.
Maandag 11/09/2006: Fairplay – Buena Vista
Yep, het werd heel frisjes.
De was hing bevrozen rond het balkje waar ik ‘m gisteravond over gehangen had. Dat zal in de loop van de dag wel drogen dan.
Een belangrijke dag hier trouwens, want vandaag herdenken de Amerikanen de aanslagen die gepleegd zijn op de twin towers en het pentagon door Bush Sr. en zen vriendjes.
Gelukkig zitten wij ver van de festiviteiten en heb ik samen met Jillian en Rick een kort, aangenaam fietsdaggetje. We rijden over de Trout Creek Pass (9.346 ft.). Eens hierover komen we in een mooi, Provencaals uitziend landschap.
We kamperen wild op een berg juist buiten het stadje Buena Vista; een heel mooi stekje waar we een mooie zonsondergang zien tussen de hoogste bergen van Colorado.
Zoals gewoonlijk horen we ook vannacht weer de coyote’s wat verderop.
Dinsdag 12/09/2006: Buena Vista – Salida
Weeral een mooi weertje vandaag.
We dalen verder af en steken de Arkansas River over, eigenlijk ook weer een niet echt indrukwekkende stroom, hier alleszins toch niet.
Daarna rijden we over Highway 24, met aan de ene kant die rivier, en aan de andere kant de hoogste toppen van Colorado, een hele reeks veertienduizend voeters.
Juist voor we Salida binnenrijden zien we in een wei nog een pas geboren kalf, we hebben de geboorte juist gemist.
In Salida worden we aangesproken door een man in een rolstoel, Robert. Hij weeft en speelt piano voor de kost. Hij leefde lange tijd boven in de Rockies, maar dat is niet meer mogelijk voor hem. Hij nodigt ons uit en we mogen kamperen in de tuin van de buren.
Bij de post mag ik een pakje van Hap & Diane afhalen met een foto-cd en een felbegeerde pot Nutella.
Salida is een heel aangenaam stadje met veel kunstwinkeltjes, veel fietsers en een tof restaurantje waar ik samen met Rick en Jillian iets ga eten.
Woensdag 13/09/2006: Salida – Poncha Pass
Nog maar eens een late start vandaag. In de voormiddag neem ik een lange douche bij Robert, doe ik de was, ga ik shoppen en naar de bib, waarna ik nog wat blijf sjouwelen met Robert, Rick en Jillian. Ik lunch in het park met een stokbroodje en een paar stukken kaas.
Voor ik de stad uitrij spring ik nog even bij de Visitor Information binnen om de drinkbussen terug bij te vullen. Ik blijf nog wat praten met de twee dames daar en vertel hen over de slechte ervaringen in de buurt van Kremmling. Ze kijken mekaar veelbetekenend aan. “Rednecks” fluistert één van hen me toe.
De benen zijn moe. Ik heb veel moeite om over de bescheiden Poncha Pass (9.010 ft.) te geraken.
Bovenop de top staat een plakaat van de US-Forest Service met wat uitleg over wat je hier in de buurt zoal vindt, en een waarschuwing voor veel voorkomende ratelslangen.
Ik kampeer juist over de top, opnieuw slapen op grote hoogte dus.
Donderdag 14/09/2006: Poncha Pass – Alamosa
Ik hoopte met een mooie afdaling te beginnen vandaag maar ik bevind me op een soort plateau en verlies slechts enkele honderden hoogtemeters in vele kilometers. Later vind ik uit dat dit hier de hoogste agrarische vallei van Amerika is, verscheidene honderden kilometer lang en tussen de 7.600 en 7.800 voet hoog.
Ik ruil het mooie Chaffee County in voor Saguache County. Net zoals gisteren heb ik de wind tegen en gaat het niet echt goed vooruit, maar ik wil in Alamosa zijn vanavond. Bovendien begint het af en toe te regenen en moet ik dus weer af en toe van kledij wisselen.
Ik krijg weer een weg van meer dan 50 kilometer zonder bochtje voorgeschoteld. Verstand op nul en stoempen dus.
Net voor je Alamosa binnenrijdt kom je een openluchtzwembad tegen aan de rechterkant. Ik sla dat weggetje in op zoek naar een campeerplek achter het zwembad, waar een wei is met enkele huizen erachter. Ik zie een vrouw lopen en vraag haar of kamperen toegestaan is. Zij raadt me aan haar schoonvader te raadplegen die zowat de hele omgeving hier bezit. Maar ik mag niet verschieten van hem want hij heeft een tijdje geleden zijn heup gebroken en ziet er niet uit en zijn vrouw haar gezicht ligt open na operaties van huidkanker of zo. Ik bel aan en de aanvankelijke achterdocht verdwijnt al snel en het koppel vraagt me even binnen te komen. De vrouw is van Engeland en doet haar beklag over de achterlijke, subjectieve manier waarop het nieuws hier gebracht wordt. Een anti-bush koppel ook, daar begonnen ze al snel over uit te wijden.
Heel leuk, maar ik wilde eigenlijk zo snel mogelijk men tentje opzetten en iets te eten maken, ik ben best wel moe. Maar zij hebben een beter voorstel. Ik mag in het “kinderhuisje” slapen, een veredeld tuinhuisje, met wat meubeltjes in waar hun kleinkinderen vroeger speelden. Heel goed, dan moet ik die tent niet opzetten en nat opbergen morgen. Ik leg mijn Therm-A-Restje op de grond tussen de mini-meubeltjes en heb best een aangename nacht op de Jones Ranch.
Vrijdag 15/09/2006: Alamosa – La Jara
Bij het binnenrijden van Alamosa rij ik over de Rio Grande.
‘Grande’ is die rivier hier nog niet echt, maar dat zal verder zuidwaarts wel veranderen. Ik ga even naar de bibliotheek om te mailen en naar de Safeway supermarkt wat inkopen doen voor een paar dagen.
Wanneer ik Alamosa verlaat rij ik tegen een onmogelijke wind in.
De lippenbalsem die ik in Rawlins gekocht heb voorkomt misschien wel erger, maar echt genezen doen ze toch ook niet. Ook de kloven aan al die vingertoppen worden er niet beter op. Door die verschrikkelijke wind geraak ik niet verder dan het plaatsje La Jara. Nooit heb ik zoveel moeite moeten doen om slechts zo ver te geraken. In totaal staan er nog 31 km op de teller vandaag, maar de helft daarvan waren in Alamosa.
Ik ga naar de City Hall om te vragen of ik ergens men tentje weg mag zetten. Daar kunnen ze me niet helpen. Wanneer ik buitenwandel zie ik een man met een pet. Ik vraag de man met de pet of hij niets weet. Het blijkt de “town manager” te zijn.
Hij vraagt of ik een formule 1 van ben. Ik zeg “tuurlijk, Kimmi Raikonnen he”.
Een blik van goedkeuring in zen ogen, duidelijk een man met verstand van zaken, die town manager. Hij wil me heel graag helpen en vraagt me even te wachten terwijl hij naar de politie rijdt, misschien is daar wel iemand die richting Antonito rijdt, een beetje verder zuidwaarts, en met een camping. Hij komt terug, maar niemand blijkt die kant op te moeten. Hij stelt me voor men tent op te zetten in het parkje naast de City Hall. Voor de goede orde licht hij ook nog even de Sheriff in zodat ik vanavond zeker geen problemen krijg. De “man van dienst” deze nacht komt alvast even langs om kennis te maken.
De town manager moet nog even naar Alamosa om foto’s te ontwikkelen bij Wall Mart. Enkele dagen terug was er een probleempje in La Jara tussen twee jonge mannen waarbij de ene de andere zen kop met een hamer heeft bewerkt. Die ene vecht voor zen leven, de andere is opgesloten. Ik hoop maar dat er vannacht zo gene rondloopt.
De town manager komt later op de avond nog even een kijkje nemen met zen hond. Hij heeft een Formula One Magazine bij voor me. Ik wilde nog even vragen of ik de foto’s van dat incidentje eens mocht bekijken maar dat is misschien een beetje teveel sensatie zoeken. Hij geeft nog wel zen naamkaartje indien er problemen moesten zijn vannacht.
Zaterdag 16/09/2006: La Jara – Los Alamos
De storm is gisteravond rond acht uur gaan liggen, maar vannacht om twee uur herbegonnen. Over de tent maakte ik me niet echt zorgen, over die boom die er vlak naast staat iets meer.
Om half acht stond de town manager al naast men tent en nodigde me uit om samen ergens te gaan ontbijten. Dat deden we dan ook bij een Mexicaan. Hij was ook nog een betere kaart van New-Mexico voor me gaan kopen.
Terug op de fiets begon hetzelfde gevecht tegen de wind als gisteren. Ik werk me kapot om snelheden tussen de 6 en 10 km/u halen, op een vlakke weg…
Leuk is dit niet meer en ik heb er eerlijk gezegd niet veel zin in om nog dagen zo door te gaan om uit deze vallei te geraken (volgens de bewoners blijft deze wind zo waaien).
In Antonito, het laatste plaatsje in Colorado voor de grens met New-Mexico ga ik lunchen in het parkje. De choco waait bijna van men boterhammen. Ik besluit naar het benzinestation te rijden en eens te kijken of ik geen lift kan krijgen van iemand met een pick-up truck die zuidwaarts rijdt.
Met de eerste die ik aanspreek heb ik al prijs. Ik zie een mooie rode pick-up met een kar vol hooi erachter. Het is een vent uit Santa Fe die getrouwd is met een Oostenrijkse. Hij heeft een boel paarden en komt hier hooi halen omdat de kwaliteit veel beter is dan waar hij woont. Onderweg klaagt hij dat hij altijd met zen vrouw mee moet naar Italië waar zen schoonmoeder een huis heeft dat ie steeds moet opknappen, en wanneer ze dan dood is gaat het waarschijnlijk naar zen schoonbroer. Hij zou liever thuis blijven volgende keer.
In Pojoaque, vlakbij het stadje Espanola spring ik terug op de fiets, om na twee kilometer weeral aan de kant te staan met een lekke band. Een beetje verderop zie ik een kerkje, waar ik in de schaduw men fiets kan repareren. Ik had de andere binnenband nog niet geplakt dus had ik geen andere keuze dan dat nu te doen. Degene die ik nu lek gereden had was niet meer te repareren. Een hele grote vijs had, vanzelfsprekend, een heel groot gat gemaakt, niet meer te plakken. Op men andere binnenband blijft men roustinneke niet plakken, verdekke toch. Het gat zit waar Hap verleden keer zo een zelfklevend roustinneke heeft geplakt, en zelfs na het nodige schuurwerk pakt de lijm niet meer nu.
Gelukkig is hulp nooit ver weg in Amerika. Een Mexicaan komt de parking van de kerk opgereden. Ben is zijn naam. Hij is een beetje verderop een nieuwe kerk aan het bouwen voor de jeugd.
Jaja ….
We leggen de fiets en bagage achterin zijn pick-up en rijden terug richting Espanola naar de hardware store om een nieuwe band. Ben stelt voor me al een eindje richting Los Alamos af te zetten, hij woont toch die kant uit. Bij een benzinestation laden we alles uit. Ik check nog snel even of het chupapke wel het juiste formaat is, iets wat ik eigenlijk had moeten doen in de winkel natuurlijk.
Verdekke, te dik.
“Euh …. Ben ……, is er een fietsenwinkel in Los Alamos ?” Die is er wel, maar het is ook bijna vijf uur en morgen is het zondag. Ben weet echter een mobiele fietsenmaker zijn die met een camionetje rondrijdt en locale fietsers depanneert. We moeten ons wel haasten want z’n vrouw heeft ondertussen al twee keer gebeld om te vragen waar hij blijft. Ze is er ook niet gerust in dat haar man met een vreemde vent in zen auto rondrijdt, zegt hij.
Er zijn veel fietsers in Los Alamos dat mooi gelegen is in de bergen van het Santa Fe National Forest. Het stadje trekt veel inwijkelingen uit alle hoeken van de Verenigde Staten en zelfs Europa aan. Hier klopt het hart van de Amerikaanse nucleaire wetenschap. De eerste atoombom is hier ontwikkelt en getest wat verderop in de woestijn hier in New-Mexico, enkele dagen voor ze er eentje op Japan dropten (naar gewoonte ongestraft). Er is een heus museum dat je daar alles over kan vertellen.
Wij vinden gelukkig die man met dat camionetje en hij heeft een andere binnenband voor me tegen het vriendenprijsje van 10 Usd. Hij zal gezien hebben dat ik geen keuze had. Hij raadt me aan er twee te kopen. Yeah, right. Ik neem afscheid van Ben, die me nog enkele naamkaartjes van Jezus geeft met een foto van hem en zijn schapen en begin op de stoep men band te vervangen.
Juist voor zes uur wandel ik bij de politie binnen om eens te kijken of ze hier misschien een niet-radio-actief plekje hebben om men tent op te zetten.
Heel slecht idee van me …. een tent …. in Los Alamos ….. tsja ……
De commissaris wordt erbij gehaald.
Wat een vent, man man man, ik pas er vier keer in denk ik, en hij was, echt waar, fritjes en wat hamburgers van de McDonalds aan het eten.
Daar is aan gewerkt.
Nog wat collega’s erbij. Een half uur later en bijna donker wandel ik buiten. Volgens hen moet ik minstens 10 à 12 km de stad uitrijden, bergop, om een plekje te vinden.
We zien wel.
Ik rij de brug over het ravijn over, sla rechts af waar het zachtjes begint te klimmen. Net voorbij de eerste stoplichten duik ik de bosjes in en zet men tent op in een droog rivierbeddinkje.
Héél geschikt als je’t mij vraagt, en minder dan een kilometer buiten de stad.
Ik verwen mezelf culinair met Thai Sesame Noodles uit een pakske.