Southern Thailand
Woensdag 17 oktober 2007: Bangkok – Ban Krut
De trein ‘s ochtends neemt geen fietsen mee. Ik moet die van na 14 uur nemen. Nu ligt Ban Krut maar een dike 300 km ten zuiden van Bangkok, maar in Thailand betekent dat al gauw goed zeven uur op de trein. Rond 22 uur arriveer ik in het pikdonkere, mooie stationnetje van Ban Krut. Ik fietste hier enkele jaren geleden voorbij en dit was een mooi strand. Een mooi beginpunt voor een fietstochtje door zuid Thailand.
Eerst enkele dagen platte rust. In een guesthouse waar vlijtig met de deuren geklopt wordt.
Ban Krut is op drie jaar serieus veranderd. Er zijn heel veel (mooie) resorts bijgekomen, gericht op Thaise en Japanse toeristen.
Buiten strandliggen en lezen bezoek ik ook de grote gouden Buddha. Je moet een kleine, steile heuvel op. Nog een beetje hoger ligt een magnifieke tempel waarvan ik de naam vergeten ben. Ik heb geluk dat ik in het weekend ga want alleen dan blijken ze het bovenste verdiep te openen.
Het weer is heel wisselvallig. Soms regen, die dan de hele dag duurt, soms zon. Altijd een strakke noordenwind.
Oh, er is ook goed nieuws uit Cambodia.
Wel … het hangt ervan af hoe jet het bekijkt.
De eigenaar van de killer cow is opgepakt, ene ‘Kob Ry’. Hij heeft de koe nu geslacht en het vlees verkocht om verder onheil te voorkomen.
Dinsdag 23 oktober 2007: Ban Krut – Bang Saphan
Vandaag is het Chulalongkorn day.
Chulalungkorn, oftewel Rama V was een van de populairste koningen van Thailand. Geboren op 20 september 1853 besteeg hij de troon in 1868 op vijftienjarige leeftijd. Zen populariteit dankt hij aan het feit dat hij Thailand “de moderne tijd” binnen gebracht heeft. Hij hervormde ook het Thaise onderwijs en maakte het toegankelijk voor alle Thaise kinderen. Verder was Rama V ook een reislustige koning die vele plaatsen in Azië en Europa bezocht.
Doch niet met zijn fiets.
Vandaag wordt zijn overlijden op 23 oktober 1910 herdacht.
Ik begin aan men tocht zuidwaarts.
Vlak naast het strand loopt een weggetje langs de baai. De baai van Ban Krut is wel vijftien kilometer lang. Aan de resortjes is het kalm, een beetje verderop uitgestorven. Geen toestanden zoals op de holiday-eilanden Samui, Samet, Phuket, ….
Ik stop al vrij vroeg vandaag (regen), een achttal kilometer voorbij het dorp Bang Saphan waar ik een bungalowtje huur. Ook hier lege stranden.
Een leuke plaats om een extra dagje te blijven.
Om te eten moet ik vijfhonderd meter over het strand wandelen naar een restaurantje. Dit is geen straf natuurlijk.
Ik bestel Kaeng Phed Pla, rode currie met vis en krijg groene currie.
Tijdens men rustdag begin ik in een nieuwe Haruki Murakami, ‘Dance, dance, dance’. Leest als een trein.
Die avond waag ik een nieuwe poging om een rode currie te eten, vegetarisch deze keer.
Ik krijg groene vegetarische currie.
Donderdag 25 oktober 2007: Bang Saphan – 35 km ten noorden Chumphon
Weer wat fietsen vandaag. Ik neem weg 3374 richting Bang Saphan Noi. Net voor je dit plaatsje binnenrijdt heb je ook enkele pijlen naar resortjes. Deze hele kustlijn is ideal voor als je super-rustige stranden zoekt met eenvoudige bungalows en eenvoudige restaurantjes, ver weg van disco’s, internetcafe’s en drukke steden.
Ik draai even linksaf weg 3497 op. Over de brug wordt dat locale weg nr 1015. In de bocht kan je linksaf (niet het weggetje juist voor de bocht, dat loopt dood naar een strandje) en rij je tussen de palmbomen. Heel mooi.
Dan beland ik weer op de rustige 1015. Indien je het allemaal niet vindt vraag je een local de weg naar ‘Fang Dang Beach’.
Ik vergeet te vertellen dat ik reeds vanaf kilometer drie in de regen rijdt. Soms hard, soms heel hard. Ik ben doornat. In Thailand is dit geen ramp, ik fiets in men t-shirtje en men koersbroekske met zwemshort erover om de locals hun gevoelens niet teveel te beroeren. De regen loopt ook gewoon door je sandsalen. Maar plezant is het niet. Ik zie geen sikkepit.
Een pijl wijst naar een resortje.
Ik rij naar beneden richting strand.
Wow, wat een mooi spel hier. Niet voor mijn portemonnaie momenteel. Ik blijf wel eten. Indien je een beetje luxueuzer wil zitten, is dit Bann Tray Thong Resort een aanrader. Kamers vanaf 1.200 Baht. Machtig mooie baai, enkel voor dit resort. Er komen volgens de uitbaters bijna geen farang, enkel Thais. Ondertussen hebben ze ook een groot zwembad aangelegd.
Na mijn Tom Yam Kung verorberd te hebben spring ik, in de striemende regen, terug op de fiets.
Een beetje verderop in Bang Boet steek ik de provinciegrens over. Ook hier resortjes en kamers maar deze gaan pas vanaf 800 Baht.
De weg wordt hier nummer 4015.
Ik besluit door te fietsen. Over mooie wegen als je een droge dag zou hebben.
Plots staan er tussen de weg en het strand geen palmbomen meer, maar naaldbomen. Ik passeer de grootste Thaise zandduin in Chumphon. Meer naaldbomen. Meer regen. Dan weer palmen.
Het heuvelt een beetje en onder me zie ik de karstrotsen zo de zee uitsteken.
Op het kruispunt ga ik linksaf. Dit blijkt nog steeds weg 4015 te zijn.
Voor een bruggetje staan een boel mensen langs de baan, naast hun auto’s en brommertjes. Een gigantische overstroming zo blijkt. Het hele gebied staat onder water. Het lijkt wel of er hogerop een dam gebroken moet zijn of zoiets, met zo een kracht komt het water deze kant op. Het water staat een meter hoog in de huizen, een vijfentwintig centimeter hoog op de weg. Ik kan er nog net doorheen fietsen ondanks de stroming. De locals blijven me vanuit hun ondergelopen huizen vriendelijk toeroepen, glimlach op het gezicht. Dat is toch iets wat ‘wij westerlingen’ niet kunnen he, blijven lachen. Hier verliezen nergens hun humeur om.
Een oud vrouwtje wordt in een houten bootje haar huis ingeduwd. Mensen lopen door het hoge water met hun inkopen van het marktje wat verderop naar hun huizen. Ik rij ongeveer 5 kilometer door een tot rivier omgetoverde weg.
Het wordt later en ik begin me een beetje ongerust te maken dat ik Cabana Beach niet zal halen voor het donker. Ik ben inmiddels links weg 3253 opgedraaid. Die draait op een bepaald moment landinwaarts richting Pathio maar ik blijf langs de kust rijden over weg 4004.
Een twintig kilometer voor Cabana Beach Blijken echter nieuwe bungalowtjes te staan en enkele eenvoudige restaurantjes.
Ik bestel phad pik oon kung, garnalen met groene pepers en krijg Tom Yam Kung, pikante garnalensoep.
Vreemd. Dan maar voor de tweede keer garnalensoep vandaag.
Op de kamer laad ik de tassen uit. Deze zijn onderin door het vele gebruik niet echt waterdicht meer, en dienen dus gedroogd te worden.
Vrijdag 26 oktober 2007: 35 km voor Chumphon – Chumphon
Iets na elf uur houdt het op met regenen. De volgende vijfhonderd meter zijn er nog wat overnachtingsmogelijkheden, maar de eerste lijkt de beste. Na men ontbijt begint het te gieten en het stopt niet meer. Ik moet dit eens onderzoeken in Chumphon.
Vandaag fiets ik achtereenvolgens over weg 4004, 3201, 4022 en 5056.
Ik neem men intrek in het Paradorn Hotel, en begin opnieuw alles te drogen.
Zaterdag 27 Oktober 2007: Chumphon
Ik heb hier eens wat boekjes en internetsites geraadpleegd.
In Zuid-Thailand blijkt het monsoon seizoen wat af te wijken van de rest van het land. De natste maanden zijn oktober en november.
Verdekke toch.
Het is echt erg hoor. De provincie Chumphon staat half onder water. De koning, die nu al twee weken in het ziekenhuis ligt, heeft hulpgoederen gestuurd. Helicopters vliegen af en aan om voedselpakketten te droppen. Twee mensen zij al verdronken. Ook verder zuidelijk in Surat Thani en Ranong staat alles onder water. Op Koh Samui staat het water 30 cm hoog in de straten.
Dit gaat gepaard met een uitbraak van Dengue koorts in Zuidoost Azië.
In Vietnam worden elke week 350 patiënten opgenomen.
Indonesië heeft dit jaar al 123.500 Dengue gevallen, waarvan er 1.250 overleden zijn. Cambodia: 38.500 gevallen waarvan er 389 gestorven zijn.
Thailand en Maleisië hebben 80.000 geïnfecteerden met respectievelijk 67 en 68 doden. ‘t Is weer feest hier.
De vele gevallen worden toegeschreven aan klimaatverandering, er zou meer zeewater zijn, en aan het hevige regenseizoen.
Zondag 28 oktober 2007: Chumphon
Regen, regen, regen; de hele nacht, en de hele voormiddag. Een nacht die trouwens weer gekenmerkt werd door aanhoudend lawaai op de gang van het hotel. Ik begin “desperate” te worden naar een goede, ononderbroken nachtrust van een uur of tien. Omdat er buiten gazetten en boeken lezen niet echt veel te doen valt in Chumphon ga ik nog maar eens naar de coiffeur. Zoals in elke Thaise stad struikel je ook in Chumphon over de kapperszaken. Ik moest er toch vier binnenspringen voor ik er eentje vond die mijn haar wilde knippen. Ik had het heel goed in de plooi gelegd, dus ze zullen allemaal wel gedacht hebben dat ze dit niet konden verbeteren.
Uiteindelijk begon er toch een Thais vrouwtje heel zenuwachtig aan het karwei. Heel getalenteerd was ze niet en zo tevreden ik was over de geleverde prestatie in Maha Sarakham, zo teleurgesteld ben ik nu. Het trekt op niks. Precies nen bloempot op men hoofd.
Soit, dan maar een stukje eten in het Thais-Vietnamees restaurant aan de overkant. Gisteren had ik hier iets heel lekkers Vietnamees gegeten met gemalen garnalen.
Nu bestelde ik een Rode currie. Het stond zo op de menukaart “red Curry”, met de Thaise vertaling ernaast, dus deze keer kon het niet misgaan. Had je gedacht. Groene currie is wat ik voorgeschoteld kreeg. No worries, ik eet het wel op.
Verder blijf ik overwegen wat ik nu moet doen. Doorrijden richting Maleisië zoals gepland (om men visum te gaan vernieuwen dat 27 novenber vervalt), of de trein richting Bangkok en verder noordwaarts nemen waar het inmiddels droger is.
Ik heb trouwens al sinds vannacht last van een stevige diarree. Zo om de zoveel tijd heb je dat wel hier. Ik verdenk de keuken van Joe’s guesthouse ervan waar ik gisteravond een stukje at terwijl ik naar de voetbal keek.
Maandag 29 oktober 2007: Chumphon – Kra Buri
Weer een vrij slapeloze nacht. Ik heb gisteravond wel voor mezelf uitgemaakt dat ik maar niet teveel de flauwerik uit moet hangen en gewoon verder fiets. Al dat gedoe met die treinen ook. Natuurlijk regent het wanneer ik wakker word. Ik heb ook nog serieus last van diarree, dus slik maar een Immodiumetje of twee. E
erst even ontbijten en langs de post rijden. Dan gaat de held van deze website weer onversaagd op pad met maar één doel voor ogen, de Andamaanse kust, aan de andere kant van het schiereiland bereiken. Ik bestijg met stalen ros en volg een gebaand pad, nr 4, met aan weerszijde van de baan een weelderige, tropische vegetatie waar ik me een weg doorheen vecht. Reeds na een tiental kilometer moet ik dringend naar de wc. Dit zal even moeten wachten. Ik concentreer me dan maar op het afslaan van aanvallen van wilde honden, soms in groep, soms individueel. Eentje houdt zo aan dat ik wel moet afstappen, een stok neem en de achtervolging inzet. Ik deel twee flinke meppen uit waarop de stok breekt. Zo die zal wel twee keer nadenken voor ie nog eens een fietser lastigvalt. Even vaak word ik echter vergezelt door mooie tropische vlinders en op de achtergrond een symfonie van geluiden uit het oerwoud. Jaja, ik mag mezelf na al die jaren gerust een kind van de jungle noemen. Mowgli is er niets tegen.
Ik klim stilaan de heuvels in, regelmatig toegewuifd door andere junglekinderen. Af en toe gaat er toch nog eentje op de loop, na me eerst enkele seconden met grote ogen aangestaard te hebben.
Dan geeft men kompas aan dat ik op het punt gekomen ben waar zich aan bakboordzijde de Chum Saeng waterval bevindt. Ondanks de zwakte die ik voel in men benen (veroorzaakt door de maagproblemen) en dat ik nu wel hoogdringend naar toilet moet, wil ik jullie niet teleur stellen. De onvermoeibare avonturier zwenkt die kant uit om de waterval op de gevoelige plaat vast te leggen voor het nageslacht. Dik zeven kilometer is het heen en weer. Weer een stukje klimmen natuurlijk. ‘Fighting a war with the jungle’, zoals de Amerikanen het zouden omschrijven.
Terug op men hoofdroute die het schiereiland dwarst kom ik al snel bij een ander hoogtepunt, de Kra Isthmus. De Kra is een bruine kolkende rivier in dit seizoen die Thailand van Burma scheidt. Tevens is dit het smalste punt van het Maleisische schiereiland, 53 km breed. Niet het smalste stukje Thailand, dat ligt verder naar het noorden waar Thailand en Burma het schiereiland netjes opgedeeld hebben (wel, eigenlijk ligt het smalste stukje Thailand in de provincie Trat, nabij Cambodia). Er waren ooit plannen om hier een soort Panama-kanaal te graven om zo een doorvaartmogelijkheid tussen de Indische Oceaan en de Stille Oceaan te creëren, zodat de schepen niet meer omheen de tip langs Singapore zouden moeten varen. Singapore probeert hier natuurlijk (gelukkig) een stokje voor te steken. Het zou ook een schandaal zijn om door dit prachtige gebied een kanaal te graven. Ik vermoed trouwens dat de Thais op dit ogenblik in de geschiedenis er ook niet happig op zijn om een “fysieke” grens te creeeren met het zuidelijke deel van hun land waar de problemen met de separatistische moslims nu al jaren aanhouden (en dagelijks doden vallen).
Ik sla men campement op juist ten zuiden van Kra Buri, waar je drie zaakjes vlak na elkaar hebt die bungalows verhuren.
Een hevige tropische bui, die ik de laatste vijftien kilometer de hele tijd net voor bleef, barst los wanneer ik aankom.
In de late namiddag fiets ik even terug tot in het stadje. Een aanrader is om zeker even tot aan de pier te fietsen, waar je een een heel mooi zicht hebt op de rivier en een Birmaans dorpje aan de overzijde. Houten kano’s met buitenboord motor varen af en aan tussen de twee landen.
Dinsdag 30 oktober 2007: Kra Buri – Ranong
Ik zit reeds om half negen op de fiets, het is droog.
Vandaag is een hele mooie fietsdag. Het ziet er allemaal heel tropisch uit zo tussen de groene heuvels. Meer klimmen als gisteren, hoewel nooit dramatisch hoor.
Typisch drijvend restaurant net voor de afslag naar La Un.
Zeventien kilometer voor Ranong kan je eventueel rechtsaf slaan, het Lam Nam Kraburi National Park in. Dit is mijn plan, maar ik rij eerst even rechtdoor naar de Nam Tok Punyaban (nam tok = waterval). Volgens de politieagent op het hoekje maar een kilometertje verderop. Dat blijken er bijna drie te zijn. De waterval is oke, en ze hebben er een mooie restarea van gemaakt met een leuk restaurantje. Ik eet even een som tam (= papaya pokpok), pikante papaya salade, in de hoop dat dat misschien de microben in men maag dood. Daarna klim ik het glibberige paadje op dat naar de top van de waterval leidt (hoger dan je van beneden kan zien). Ik stamp geregeld eens goed met de voeten om eventuele slangen van men komst op de hoogte te stellen. Ik heb wel men rode t-shirtje aangedaan, er zouden hier ook tijgers zitten en die zijn daar dol op. Ook is het denk ik goed uitkijken met men sandaaltjes dat ik geen bloedzuigers tegenkom. Van bovenop de waterval heb ik een mooi uitzicht op de omgeving. Dit is natuurlijk ook de ideale periode om naar watervallen te gaan met al die regen.
Terug beneden ga ik aan een tafeltje zitten en kijk een brochuurtje over de nationale parken van de provincie in.
En dan … wat is dat toch aan men voet.
EIKES !!!!!!!!! EEN BLOEDZUIGER !!!!!!!!
Shit, ik moet een paar keer tegen het ding meppen eer die lost. En dan zit er een heus gat in men voet, aan de bovenkant.
Wel, in de huid. En maar bloeden.
Jakkes.
Ik moet zeker vijf keer op het ding stampen eer ie niet meer beweegt.
Hij kwam uit een gaatje in de grond.
Ik wandel naar men fiets en giet er wat water over maar het duurt best even eer het stopt met bloeden.
Yek.
Stukje van de Nam Tok Punyaban.
Som Tam (Papaya pok-pok). Phet (spicy) maar aroy mak mak !
Ik fiets niet terug naar de kruising om door het Nationale park te rijden maar vervolg men weg. De laatste 17 kilometer zijn zeker de mooiste van het hele stuk tussen Chumphon en Ranong. Hier ga je ook over het hoogste punt tussen de twee steden. Ranong is de natste provincie van Thailand, en ik dacht ook de provincie met het minste aantal inwoners.
Nadat ik ingecheckt ben in het guesthouse wandel ik tot aan de hot springs. Ik ben nu niet echt een fan van die dingen (zeker niet in een tropsich heet land) maar goed, het was vlakbij. Ik steek even men voeten in het water. Er hangt een bord dat dat ook de bedoeling is, enkel je voeten, nadat je ze gewassen hebt.
Maar enkele Thaise mannen met smerige broeken en t-shirts gaan er helemaal inliggen. Waarschijnlijk om zichzelf en hun kleren te wassen.
Ranong ‘town’, een kleine provinciehoofdplaats heeft enkele leuke restaurantjes.
Morgen neem ik de boot naar ofwel Koh Phayam, ofwel Koh Chang, een van de twee eilandjes voor de kust, net onder het zuidelijke puntje van Burma.
Woensdag 31 oktober 2007 – Zondag 11 november 2007: Koh Payam
De pier in Ranong ligt enkele kilometer buiten het stadscentrum.
Ik zorg dat ik er iets voor acht uur ben want het is een beetje onduidelijk wanneer de boten vertrekken. Volgens de ene om 8 uur, de andere half negen, en weer iemand anders 9 uur. Koh Chang of Koh Payam, het zal mij een zorg zijn, ik neem de eerste boot die uitvaart. Dat is er eentje naar Payam, om half tien. Eerst worden een boel levensmiddelen aan boord geladen, grote ijsblokken zodat ze mij en de andere toeristen koude drankjes kunnen aanbieden en daarna zes andere toeristen, ik en de fiets.
We varen langs Kawthaung, ook Victoria point genoemd, het zuidelijkste puntje van Burma. De ijsblokken worden overweg overgeladen in een longtailboot ter hoogte van Koh Chang.
Rond het middaguur arriveert de boot in Koh Payam. De zee was heel kalm, dus je moet toch op 2,5 uur rekenen voor de overtocht. Er gaat ook een boot vanuit Ranong om 14.00 uur. Er zat een Fransman op de boot die aan het grote longbeach de Ao Yai bungalows uitbaat en alle moeite deed om me daarheen te lokken. Nu had ik men huiswerk goed gemaakt en wist ik dat alle backpackers ofwel daar zitten, ofwel in Bamboo bungalow, dat uitgebaat wordt door een Israeli. Er zullen er ook wel zitten dan, dus meer redenen had ik niet nodig om daar ver van weg te blijven.
Ik fietste noordwaards richting Kwai (buffalo) Beach. Op goed geluk neem ik een kijkje bij Jansom bungalow. Een heel mooi plekje, degelijke houten bungalows (niet van die muffe rieten matten) en nieuwe badkamers met mooie tegeltjes, grote douche en degelijke wc. Ik was verkocht. Temeer daar ik de enige gast was (remember; ik had RUST nodig na al die slapeloze nachten in veel te luide hotels. Later op de middag kwam er wel nog een oude Fransman met zen Thaise vlam maar die werden verderop geposteerd. Ik had het vriendelijke madammeke van Jansom uitgelegd dat rust heilig voor me was.
Het uitzicht en de zonsondergang zijn magnifiek. Het eten dat het uitbaatstertje op tafel tovert dito. Elektriciteit is er tussen 18 en 22 uur.
In de late namiddag lees ik men Murakami uit, en begin in een John Grisham, die ik ’s ochtends nog snel gekocht had in Ranong.
Vanop men terrasje bij Jansom bungalow.
De volgende dag maak ik een fietstochtje op het eiland. Hier rijden trouwens geen auto’s. Er zijn enkele smalle betonpaadjes aangelegd (op heel wat stukken inmiddels in een verregaande staat van ontbinding) voor de brommertjes en fietsen. Ik fiets over het wijdse Ao Yai strand en keer terug als een tevreden man. Het was een wijze beslissing hier weg te blijven. Meer toeristen van het soort dat ik en de meeste Thais liever niet zien. Het toppunt is ’Long Beach Bungalow’ aan het einde van de baai naast de Rasta Bar. Daar kan je voor 80 Baht slapen in een onderkomen waar ik, zelfs al had ik een hekel aan men hond, hem er nog niet zou laten slapen. Toch zijn ze bijna vol geboekt. Waarom slapen ze niet gewoon op het strand ? Nog ”cheaper”.
Long Beach of Ao Yai is een grotere baai dan Buffalo Beach, maar de laatste is zeker mooier en beter om te zwemmen. Eerstgenoemde wordt heel ondiep bij laag water.
Dag drie bezoek ik P.P. Land aan de andere kant van het eiland, een bungalow resortje uitgebaat door Paul, een Belg uit Hoogstraten en zen vrouw Pearl. Het is een van de enige plaatsen op het eiland met elektriciteit rond de klok (zonnepanelen) en hij zuivert met behulp van wat vijvertjes en planten al zen afvalwater. De bungalows zijn nieuw, van steen met ramen tot op de grond en mooi terras. Jansom is zeker een aanrader maar P.P. Land is echt wel heel mooi. Ik boek een bungalowtje voor de dag erna.
Op de terugweg naar Jansom fiets ik een doodlopend zandpadje op over een berg. Wanneer ik terug wil draaien hoor ik iets in het struikgewas; ik vermoed een hondje.
Ik stop en zeg ”helaba”.
Maar al gauw zeg ik ”oeps”.
Op een metertje van mij zie ik een dikke vette zwarte slang wegglijden. Ik overdrijf echt niet als ik zeg zo dik als mijn bovenbeen. Zen kop heb ik niet gezien, maar het stuk dat ik wel zag was 3,5 a 4 meter lang …
Volgens de mensen in Jansom een python. Enkele maanden terug heeft er zo eentje de hond van de buren gewurgd. Volgens Paul van P.P. Land een King Cobra. Ik zou het allemaal niet weten. ’t Was in alle geval serieus schrikken.
Gelukkig kan ik van de andere fauna wat meer genieten. Neushoornvogels, kingfishers, aapjes en af en toe een zee-arend. Er vliegen heel veel vogels rond die op de Amerikaanse zee-arend lijken; witte kop en bruin of oranje-achtig lijf naargelang het een mannetje of een vrouwtje is, maar dat zouden ’kites’ zijn. De arenden die je hier ziet zijn wit met zwart. Het zou duren tot de voorlaatste dag alvorens ik zee arenden te zien krijg, wanneer Paul mij samen met zen neef Carl en Jessica, een Canadese die hier al sinds juli zit, meeneemt voor een boottocht omheen het eilan. Vanop het water zie je pas goed wat voor een dichte jungle dat hier eigenlijk nog is. We gaan ook wat snorkelen maar het koraal is teleurstellend. Je kan ook niet echt ver kijken onder water. Ik zie enkele scholen gele visjes.
Waar ik op een dag wel een uur of twee mee bezig ben geweest is het bekijken van de grote, groene krabben hier. Heel mooi hoe ze hun scharen als handen gebruiken om wat eetbaars van de rotsen af te krabben en in hun mond te steken, of op hun achterpoten staand, scharen in de lucht en elkaar maar bedreigen. Wanneer ze dat doen spuiten ze ook water uit hun bovenlijf, een beetje zoals een walvis.
De Koh Payamanen, waarvan de helft zeker Birmaans is, leven voornamelijk van de visvangst en van hun rubber en cashewnut-bomen.
Model, Yaw en Jo, super-Birmese werkkrachten in P.P. Land
Wan, een andere Birmees, ook in P.P. Land
Maandag 12 november 2007: Koh Payam – Bang Ben
Ik neem de boot naar het vasteland om half negen.
Rond elf uur ben ik aan de pier in Ranong, en besluit om toch maar naar het centrum te fietsen om een pizaatje te eten. Soms heb ik toch goede ideeën medunkt.
Een pizaatje, spuitwatertje, de Bangkok Post en het zonnetje, kan de week beter beginnen ?
Ik ben al bijna terug op de Phetkasem Road, zoals highway 4 hier genoemd wordt, wanneer ik eraan denk dat men zonnecrème op is.
Uitdaging: Zoek zonnecrème in Ranong.
De eerste drie 7/elevens die ik vind kunnen me niet helpen (doch, “extra” whitening crèmepjes in overvloed natuurlijk), de 108-shop ook niet, de apotheek zelfs niet, een beautysalonnetje dan maar, ook vruchteloos, tot 7/eleven nummer vier nog welgeteld drie busjes nivea factor 20 heeft staan. Ik gebruik altijd factor 50, je zit tenslotte heelder dagen, dag na dag in die zon, maar goed, factor 20 zal het moeten doen.
Ondertussen is het twee uur voorbij. Ik ben tien kilometer uit de stad en de eerste tropische bui valt op men kop. Wachten, doorrijden, meer regen, weer schuilen …
Ik drink een koffietje aan een naftstation en kijk naar de bui. De Thais schuilen ook, maar ze laten allemaal de motor van hun auto draaien.
Vlakbij ligt een serieuze waterval, de Ngao. Ik wil wat dichterbij fietsen om een fotootje te maken maar ze hebben het tot nationaal park gebombardeerd en dan moet ik 200 Baht betalen. ’k Zal dan wel een fotootje vanop de weg maken. Indien het een heus nationaal park is, no problem, maar 200 Baht enkel om die paar honderd meter tot aan de waterval te fietsen is toch wat te gek.
Juist voorbij de splitsing met weg 4006 is een resortje. Ik kom er nog eentje tegen t.h.v. kilometerpaal 650, het Cheena Resort en eentje op km 657, juist voor de afslag naar Bang Ben. Tevens de weg naar het Laem Sok National Park. Tien kilometer verderop, een kronkelend weggetje volgend door de mangrove, ligt het Wasana resort van een Nederlander.
Er zijn nog twee fietsers, Jack en Maike uit Apeldoorn.
Dinsdag 13 November 2007: Bang Ben
Ik blijf een extra dagje om de omgeving te bekijken. Ik fiets een keertje tot aan de pier waar wat vissers met hun vrouw aan het werk zijn. De stranden hier zijn heel groot en van de schade van de Tsunami die in deze omgeving serieus heeft huisgehouden is niet heel veel meer te zien. Indien je een schelpenraper bent is dit een paradijs.
Ten zuiden van Ranong kom je al in overwegend Moslimgebied terecht.
Moskeetjes om de zoveel kilometer. Boeddhistische tempels worden zeldzaam.
Ik rij ook nog een keertje lek.
Achteraan natuurlijk.
Woensdag 14 November 2007: Bang Ben – Khura Buri
Om acht uur fiets ik het erfje af. Ik fiets eerst even naar de moskee en dan de tien kilometer terug richting Phetkasem Road.
De omgeving blijft heel mooi. Groen regenwoud, met aan mijn linkerkant een bergketen. De enige min of meer noemenswaardige ‘klim’ zit ergens rond kilometer 35 vandaag. Tussen de 6 en de 8% klim je naar 90 meter.
Ter hoogte van kilometerpaal 698 kan je naar een strandje met overnachtingsmogelijkheid (Banana Bay Resort) en t.h.v. km 713, dit is ongeveer 15 km voor Khura Buri, kan je ook naar een strandje, met bungalows.
Ik verblijf in het stadje zelf in het Tararin Resort. Stel je bij die term „resort“ niet altijd teveel voor. Wat wel supergoed is is het restaurantje vlak voor het resort, ‘Cucina Andaburi’. Het wordt uitgebaat door een heel vriendelijk meisje dat wonderen doet in haar keuken. Andaburi is een samentrekking van Andaman (kust) en Khura Buri. Cucina omdat ze vindt dat Italiaans wel leuk klinkt.
Ze werkte hier eerst voor een Zwitserse ngo als boekhoudster toen die hier wat opbouwwerk deden na de tsunami. Daarna is ze drie maanden in Vermont, Usa gaan werken in een restaurant.
Ze heeft er gelukkig haar kunsten niet verleerd.
Donderdag 15 november 2007: Khura Buri – Takua Pa
Een kort ritje verder zuidwaarts. Net als gisteren houd ik het droog. Het is zelfs bloed, bloedheet vandaag. Na 12 km en een bultje in het parcours van 90 meter passeer ik het Khura Buri Greenview Resort. Heel chique maar prijzen gaan vanaf 1.700 Baht, waar blijkbaar wel een beetje op af te dingen valt. Toch iets te duur voor mij nu, maar als je vergelijkt wat je in Europa in zo’n décor zou betalen met waarschijnlijk maar de helft van de service, zeker het overwegen waard.
Het landschap is zoals de voorbije dagen. Groen, bergen aan bakboordzijde, waterbuffels, palmolie en rubberboomplantages.
Na 34 km zit aan de linkerkant van de weg, achter een benzinestation het B-One Spa & tent resort, maar of het werkelijk iets is heb ik niet uitgezocht. Na 45 km passeer ik ook een pijl naar het …….. jungle lodge. Die ligt geen 500 meter maar 1,3 km verderop. De boomhutten zijn ingestort en er was geen levende ziel te bespeuren daar, dus ook dat is geen optie om te overnachten.
Takua Pa, juist na de afslag naar het Khao Sok National Park is een grotere plaats dan Khura Buri. Achter het busstation zijn ze het River Side Plaza aan het bouwen. Winkeltjes en restaurantjes, heel mooi allemaal.
Voor de liefhebbers van een beetje actualiteit, de Bangkok Post arriveert na 15 uur in de stalletjes aan de bus terminal.
Ik logeer in het Extra hotel wat degelijk is.
Maar een koude douche. Dat heb je wel in Zuid-Thailand. Mijn laatste warme douche dateert van in Bangkok. Juist na het fietsen is dat geen problem, maar ‘s ochtends is een beetje warm water toch aangenaam.
Ik zag nog een mogelijkheid om te overnachten als je verder de stad uitrijdt richting Phuket kom je na een tweetal kilometer aan het hospitaal. Aan de overkant is een zijstraatje waar 2 km verderop C.S. Bungalows, met zwembad is.
Voor de Thai is de winter ingetreden. Als je naar de weerberichten op tv en in de krant kijkt geven ze in het noorden van het land temperaturen tussen 22 en 32 graden. Zowel op tv als in de krant staat er dan een ventje bijgetekend met een muts op zen kop en een sjaal om. Grappig.
Maar de Thai hebben het ook echt koud. Juist als verleden jaar zie ik op het nieuws hoe ThaiBev zorgt voor de distributie van dekens in de noordelijke provincies.
Verder blijkt het Maleisische Proton (op vraag van Iran stond er in het artikel ??) plannen te hebben om een Islamitische auto te gaan bouwen. Er zou een compasje inzitten zodat ze steeds kunnen zien waar Mekka ligt (ze zouden beter hun ogen op de weg houden), en aparte opbergvakjes voor de Koran en hoofddoekjes.
De Bangkok Post headline vandaag: “Now the T-shirt craze is green”.
Ik copier het artikeltje even hieronder:
A vendor shows off a green T-shirt bearing His Majesty the King’s 80th birthday insignia at the Siriraj Hospital pier. Demand for green shirts shot up after the King was seen wearing a green jacket when he went to visit his elder sister, Her Royal Highness Princess Galyani Vadhana, at the hospital on Tuesday. Pink and yellow shirts are also still in high demand.
Clothing vendors are ready to go green to cater to public demand after His Majesty the King appeared in a green jacket on his return to Siriraj Hospital on Tuesday to visit his elder sister, Her Royal Highness Princess Galyani Vadhana.
Somying Puangjinda, 26, a retailer at Pran Nok pier close to the hospital, said many people were already asking for green polo shirts bearing the royal insignia after they saw His Majesty in a green jacket on television and in newspapers.
”I received at least 30 orders in the morning. By late afternoon, I picked up two sample green shirts from Bo Bae market and wore one as a sales promotion. I sold the other one immediately for 250 baht,” said Ms Somying.
The first lot of 50 green polo shirts arrived at her stall by late evening and she managed to sell 10 in just 20 minutes.
But the demand for green shirts might be too sudden for manufacturers as the country had gone pink only last week, she said.
The King wore pink when he was discharged from Siriraj Hospital on Nov 7. People immediately began wearing the summery pink, alternating it with the yellow shirts they have been wearing for the last year.
”The yellow, pink and green trends are all because of people’s loyalty to the King,” she said.
”If he wears orange, I will also have to put orange shirts on my stall. That’s a way to express our love of the King.”
Pink is thought to be auspicious and green can help bring success for a person born on a Monday.
His Majesty was born on a Monday.
”Some manufacturers seemed to be caught off guard by the green trend, as the pink ones are not yet sold out. I don’t think they should be concerned as the demand for both pink and green shirts is on the increase,” said Ms Somying.
Sunisa Rungsomsap, 23, another vendor, said she had sold more than 1,000 pink polo shirts since last week.
She bought short-sleeved shirts for 220 baht and sold each for 250 baht.
The long-sleeved ones were a little more expensive at 300 baht.
Ms Sunisa is also offering photos of the King in pink with his camera in his hand as part of the deal for her customers.
The Royal Household Bureau said yesterday that Princess Galyani had a fever but was alert.
The 84-year-old Princess had a small appetite and her blood pressure was normal, it said. She has been in Siriraj since mid-June for treatment for abdominal cancer.
Physicians have been treating her with antibiotics and physiotherapy, and feeding her intravenously.
In een ander artikel in dezelfde krant staat dat in de zuidelijke provincies het roze een rage is. De moslimvrouwen, voornamelijke deze die in de publieke sector werken, zijn allemaal roze hoofddoekjes beginnen dragen, en de andere vrouwen beginnen hun voorbeeld te volgen. Roze is vooral een gunstige kleur voor zij die in het jaar van het konijn geboren zijn.
Op sportief vlak hebben de Urawa Reds uit Japan op eigen bodem het Iraanse Sepahan verslagen met 2 – 0 en zo de Aziatische Champions League binnengerijfd. Morgen komt Sven-Goran Eriksson naar Thailand. Natuurlijk omdat zen baas bij Manchester City de door de militaire coup van 2006 verdreven Thaksin Shinawatra is.
Wat die Eriksson hier komt doen is mij een raadsel. Dat is het ook voor de Bangkok Post denk ik, want die melden enkel zen komst, meer niet.
Verder heeft het parlement een wet goedgekeurd die het ook Thais zal verbieden hun gsm-eke te gebruiken terwijl ze rijden. Nu nog hun fles whisky vanonder de zetel halen.
Vrijdag 16 november 2007: Takua Pa – Phang Nga
Ik koop eerst nog een nieuwe Billabong zwemshort voor ik de stad uitrij. Oranje met zwart. 200 Baht (4 Euro), een koopje, maar de namaakkwaliteit is navenant hoor. Ik verlaat Higway “Phetkasem” 4 en draai landinwaarts weg 4032 op richting Kapong. Na een achttal kilometer fiets ik door het groter dan verwacht uitgevallen “Takua Pa Market”, wat niet betekent dat hier de markt van Takua Pa is zoals de naam doet vermoeden, maar gewoon de oude stad.
Over weg 4090 gaat het verder richting Kapong. De omgeving is mooi en heuvelachtig. Een kilometertje na de splitsing waar je rechtdoor naar Kapong gaat en rechts naar Phang Nga zie ik aan de rechterkant van de baan een pijl met “Garden Home, room for rent”. Ik ben niet gaan kijken of het iets is. Een kleine tien kilometer verder volgt een korte maar steile klim. Tot in Phang Nga zal het op en neer blijven gaan. Tegen het einde van de rit zie ik de eerste ‘karstrotsen’ die deze omgeving, en voornamelijk het zuidelijker gelegen Krabi zo beroemd maken.
En zo verblijf ik vandaag, bijna dag op dag 3,5 jaar nadat ik voor het eerst op de fiets klom hier in Thailand opnieuw in Phang Nga (toen de afsluiter
van rit 1, komende vanaf een strandje vlakbij de luchthaven van Phuket), opnieuw in het Phang Nga Inn hotel.
Toen fietste ik noordwaarts richting Khao sok, deze keer zal ik naar het zuiden fietsen richting Ao Luk en Krabi.
Den Eriksson blijkt hier in ‘t land te zijn om drie Thaise spelers hun contract te tekenen. Natuurlijk een zet van den Thaksin om zichzelf weer in het middelpunt van de belangstelling te zetten, een dikke maand voor de verkiezingen van 23 december.
Zaterdag 17 November 2007: Phang Nga – Ao Nang
De dag begon niet zo goed. Platte band. Achteraan. Eigenlijk heb ik daar altijd wreed veel geluk mee. Telkens een platte band hebben voor je guesthouse of bungalow is heel wat eenvoudiger dan onderweg langs een drukke baan in de regen. Het vertrek wordt enkel een beetje verlaat
Ik verlaat het stadje over weg 415. De rotsformaties zijn subliem, maar het drukke verkeer blijft ook om de nodige aandacht vragen.
Na kilometerpaal 16 draait weg 415 negentig graden naar links en kan ik rechtsaf slaan op een (volgens mij) ongenummerde weg (Niet weg 4044 nemen, een beetje terug !). Het blijft echter druk.
Na een paar kilometer steek ik de provinciegrens over, en blijk ik op weg 1002 te zitten. Het heuvelt wat, veel rubberboomplantages en de nodige karstpieken, rotspunten die uit het niets uit de grond of het water oprijzen.
In het dorpje Ao Luek, een kleine twee kilometer voor ik terug Highway 4 opfiets is er een hotel/bungalows die er ok uitzagen. Lang moet ik niet op de drukke highway blijven. Na een paar honderd meter is er een afslag naar een grot waar niets te zien is, en een heel klein beetje verder een pijl naar rechts richting de Khlangg Cave. Dit is de weg die je moet nemen wil je van het verkeer vanaf zijn. Na de eerste Y-splitsing ga ik rechts, na de tweede Y-splitsing links. Een beetje verderop volg ik de pijl richting Ban Khuan O. Vanaf hier wordt het opletten, en zelf een beetje de weg vragen als je hier ook komt fietsen. Al gauw nader je het dorpje en draait de weg naar links. Het lijkt wel alsof ik steeds maar verder en verder landinwaarts ga en verkeerd zit, maar dat blijkt niet zo te zijn. Na kilometers op en er gaan kom ik op een T-kruising waar ik rechtsaf ga. Hier (Ban Nong Chik ?) is het feest want er wordt een nieuwe moskee ingehuldigd.
Vanaf nu moet je maar de weg vragen naar Ban Khlong Sai, Ban Khao Thiam Pa (als het goed zit fiets je hier op weg 1003) en Ban Kha Klom. Dan zit je al op weg 4034 die om een paar mooi rotsen draait. De afslag naar Ao (Phra) Nang is een beetje verborgen dus opletten.
Onderweg bij het uitrijden van Krabi
Wanneer je Ao Nang nadert begint het circus al. Het ene minibusje vol toeristen na het andere. Dit is Lloret de Mar in Thailand. Ik was hier ook al eens in 2005, zonder de fiets toen ik een rondje Phuket, Ko Phi Phi, Ao Nang, Phuket maakte. Toen kon je het bezwaarlijk het einde van de wereld noemen, maar ze hebben sindsdien niet stil gezeten. Wat een drukte. Verbrande Scandinaven, Duitsers, Nederlanders, enz die zonder schroom hun lelijke lijven etaleren.
Ik heb er honderd kilometer opzitten en de fut niet meer om verder te rijden in deze hitte. Ik neem een kamer in een (heel middelmatig) guesthouse vlak tegenover de Mc Donalds en ga daar een fritje en wat burgers eten.
‘t Is nog geen fritje stoofvleessaus met Hollandse mayonnaise, but it ‘ll do.
Ik wandel ook eens langs het strand.
Goed nieuws Er is zojuist een Bookazine open gegaan hier. Samen met Asia books zo ongeveer de leverancier van je leesvoer in Thailand. Vol hoop stap ik de winkel binnen Ik heb namelijk een Murakmi in men tassen zitten, maar moet eerst het eerste deel, Kafka on the shore zien te bemachtigen. Ze hadden hem, maar hij is al uitverkocht. Zonder iets buitengaan doet ne mens ook niet, dus koop ik maar ‘Kite Runner’ van Khaled Hosseini. Daar wordt nogal wat ophef rond gemaakt, dus dan kan ik dat eens lezen. ‘k zit nu al wel met nen boek of veertien in men tassen, dus ik moet dringend ‘t een en ‘t ander naar huis sturen. Je zou zeggen “waarom ruil je ze niet ?”, maar wat boeken betreft hou ik het graag op ‘nieuw’. Mijn ervaring is dat je voor een boek in een tweedehandswinkel nauwelijks minder betaald dan voor een nieuwe, of je er twee moet afgeven en nog moet opleggen om er één terug te krijgen. En de hoofdreden … soms zitten er vieze haren tussen Neenee, geef mij maar een nieuw boek, dat ruikt ook zoveel lekkerder.
Zondag 18 november 2007: Ao Nang – Krabi
Ik vetrek vandaag zonder te weten waarheen ik nu eigenlijk ga fietsen. Naar Ban Laem Kruat om daar de boot te nemen naar Ko Jam, naar Khlong Thom als tussenstop voor Pak Meng, of in een lange dag naar Pak Meng ?
Bijna stop ik al na vijf kilometer. Langs de kant van de baan staat en pijl naar het Arawan resort, en er hangt een foto van een zwembadje en mooi bungalows erbij. Ik rij het gravelweggetje op, maar het hel spel blijkt nog in aanbouw te zijn, op enkele oude verlepte hutjes na. Niet dus.
Uiteindelijk beland ik in Krabi. Volgens de ene “een zalig stadje”, volgens de ander “niks speciaals”. Ik kan er de was nog eens afgeven omdat ik zo vroeg ben, er zijn genoeg guesthousejes en restaurantjes dus het is ok voor een dag. Maar het is geen must. Buiten een wandelingetje over het aangelegde padje langs de rivier valt er m.i. niet veel te doen.
Ik word aangereden door een minibusje. Zonder erg. De uitleg van de idioot achter het stuur: “I see I must be here and I go …..”
Ik kruip nu maar een of ander restaurant binnen. Veel veiliger.
De Thaise koning is gisteren op tv verschenen toen hij zen oudere zus ging bezoeken in het ziekenhuis. Volgens de commentatoren hier zag hij er goed uit maar … ik vond dat hij er maar heel slecht, broos en zielig uitzag. Zoiets wordt hier natuurlijk niet luidop gezegd, not done !!
De koning had een blauw vestonneke aan, en nu is plots de lievelingskleur van de Thais blauw. Na een massa gele, roze en groene t-shirts moet er dus nu een berg blauwe verkocht worden. Ik verdenk die oude Bhumibol ervan aandelen te hebben in de t-shirt firma die die truikes met het koninklijk embleem erop mag maken.
Er was een delegatie Thaien de Mount Everest aan het beklimmen van Nepalese zijde ter ere van de tachtigste verjaardag van de koning op 5 december maar door het slechte weer hebben ze spijtig genoeg moeten opgeven een paar honderd meter van de top. Verder is er , ter ere van de tachtigste verjaardag van de koning, voor het eerst in Thailand een stukje voetpad aangelegd dat bruikbaar zou moeten zijn voor gehandicapten Het stukje ligt langst de Ratchadamri Road (nabij Lumphini Park). Als ik me niet vergis was het 1,2 km lang. Ik heb het al eens bekeken en als die gehandicapten zich daar veilig op gaan moeten voelen …
Verder is er ook, je raadt het al, ter ere van de tachtigste verjaardag van de koning, voor het eerst een zandsculptuur festival georganiseerd in Thailand. De beste artiesten uit West Europa en enkele Thais zijn nu volop aan het werk. Het hele zaakje kan bekeken worden in een hal in Chachoengsao, nabij Wat …
Verkeerslichten in het centrum van Krabi.
Maandag 19 november007: Krabi
Ik blijf toch nog een extra dagje in Krabi. Gisteravond heb ik nog een boottripje geboekt om langs vier eilanden te gaan varen. Om acht uur word ik in een overvolle pick-up truck geladen en afgevoerd, terug richting Ao Nang. Daar gaan we de long tailboat in richting Tup Island. Hier komt nu bij laag water een zandbank tevoorschijn met sneeuwwit zand dat twee eilanden met elkaar verbindt. Heel knap. We kunnen ook een uurtje met een duikbrilleke en een snorkel wat onder water loeren naar koraal en heel knappe vissen.
Terug in de boot varen we een stukje door naar ‘Chicken Island”, dat zen naam niet gekregen heeft omdat het op een varken lijkt.
Ook hier kunnen we weer wat snorkelen, en zie ik nog mooiere vissen. Een van de Thais neemt me mee want hij heeft twee ‘Nemo”- visjes gezien. Ook mooie visjes in geel-zwart, luipaardmotief, halve manen, fel blauwe, jaja, echt weer indrukwekkend
We lunchen op Poda Island, waar vlak voor het witte strand een grote kalkrots uit de zee oprijst. In de namiddag stoppen we nog aan de Phranang Cave, met een strand vol toeristen.
‘s Avonds eet ik op het marktje langs de rivier. Na vier uur kun je hier de Thais met hun vislijntje aan het werk zien als je een beetje stroomopwaarts wandelt. Langs de Krabi-rivier zie ik vreemde, kleine krabbetjes lopen met slechts een schaar. En sommigen hebben die aan de linkerpoot, andere aan de rechterpoot.
Dinsdag 20 november 2007: Krabi – enkele km voor Khlong Phon
Juist ten zuiden van Krabi ligt Wat Tham Sua, oftewel de Tiger Cave Tempel. Al van ver zie je de gouden stupa bovenop een hoge kalkrots blinken. Om boven te geraken dien je 1.237 treden te bestijgen. Aanvankelijk heel normale treden, maar al gauw worden ze vaak bijna zo hoog als je onderbeen, en slechts een halve voet diep. Steil de hoogte in dus. Na de eerste vierhonderd treden ben ik meer dan eens gaan zitten om wat uit te blazen. Grote delen van de beklimming doe je ook in de blakke zon. Kletsnat van het zweet kom ik boven.
Maar daar sta je dan naast de grote gouden stupa en een hele grote gouden zittende Buddha. Er is ook een vergulde voetafdruk van de Buddha. Het uitzicht op de omgeving, karstrotsen naar het noorden, de kust naar het oosten en het groene laagland naar het zuiden en oosten is ook fantastisch mooi.
Naar beneden gaat iets eenvoudiger.
Het fietsen is vandaag weinig bijzonder. Ik kan enkel over Highway 4 zuidwaarts.
In …… waar je de afslag hebt richting Ko Jum (= Ko Jam, = Ko Pu) heb je voorbij de lichten, wanneer je de heuvel opfietst mogelijkheid tot overnachten naast de apotheek aan de linkerkant. Ziet er mooi uit. En beetje verderop rechts zijn er bungalows, en die kom je nog regelmatig tegen tot je in Khlong Thom bent. Ook daar zijn bungalows. Ik fiets nog een stukje door. Ongeveer 13 km verder naar het zuiden, enkele kilometer voor Khlong Phon zijn bungalowtjes aan de linkerkant van de baan bij een karaoke zaak waar je, denk ik, meer dan alleen maar een lieke kunt zingen met de maskes.
Uitzicht op karstlandsschap bovenop Tiger Cave Temple
Stupa bovenop Tiger Cave Temple
Woensdag 21 november 2007: Khlong Phon – Pak Meng
Ik rij verder over de drukke weg 4.
Na ongeveer 22 kilometer kan ik rechtsaf weg 4046 op. Nog steeds druk want tot mijn verbazing sturen ze over deze weg al het verkeer naar de provinciehoofdplaats Trang.
Rustiger wordt het voorbij het plaatsje Sikao waar ik rechts weg 4162 opdraai tot in Pak Meng. Bij het Sai Thong Resort vind ik een mooi bungalowtje en een goede keuken (de groene curry met garnalen !). Ik fiets nog even noordwaarts langs het strand naar de pier. Hier is een tourist information waar niemand Engels spreekt en je enkel informatiefolders in het Thais kan krijgen.
Mooie zonsondergang ‘s avonds, boven de zee, tussen wat kalkrotsen.
Donderdag 22 november 2007: Pak Meng – Thung Yao
Voor de tweede dag op rij zo stijf al seen plank van die trappen bij de Tiger Cave Tempel.
De eerste kilometer vandaag fiets ik parallel aan het strand. Een eindje verderop ligt het Pak Meng Resort wat m.i. niet zo interessant is om te verblijven. Het ligt buiten het plaatsje, en je kan dus niet naar de restaurantjes, barretjes aan het strand, en voor de deur ligt een lelijke betonnen dijk die nooit onderhouden is en zo gebouwd is dat er geen strand meer is bij hoog water. Wie daar ooit opdracht toe heeft gegeven
Weer verderop ligt het Armani Trang Beach Resort. Ik fiets landinwaarts over weg 4008. Die blijf ik volgen richting Kantang.
Wanneer je dit plaatsje nadert moet je goed opletten dat je het oude, verweerde ijzeren bordje met “ferry” erop niet mist (als ik me niet vergis na 32 km).
De ferry (3 Baht) brengt me naar de overkant van de Trang River naar Kantang, een goede lunch stop.
Als je van het overzetbootje komt moet je rechtsaf en de grote weg volgen richting Trang.
Als je zoals ik niet naar die stad wilt kan je na enkele kilometer links van de brug de pijl volgen richting Ban Thung Khai (weg 4261). Beneden rechtsaf, onder de brug door en het weggetje volgen richting Yan Takhao tot je opnieuw op Higway 416 bent (= het verlengde van highway 4, die in Trang afbuigt richting Hat Yai).
Tot hier zijn het vandaag hele rustige wegen geweest. Als je tenminste op tijd de dolle honden van je af kan slaan. Voor het eerst in al die jaren werd ik vandaag verrast door eentje. Normaal hoor je ze door de bladeren of op het grind op je afrennen, of zijn ze zo dom zich te verraden door te grommen, en volstaat het om heel luid terug te schreeuwen om ze met de staart tussen hun poten te zien afdruipen. Vandaag niet dus. Opeens een knauw in men linker achtertas. Dat geluk had ik dan weer, dat ie niet gelijk in men been hing. Gek word ik van die honden in zuid-Thailand. Ten noorden van Bangkok, in Laos en Cambodia heb je er nauwelijks last van.
Na twaalf kilometer op highway 416, juist voorbij Yan Takhao sla ik linksaf weg 4125 op. Dit is een alternatief voor de drukke weg 416, en zal uiteindelijk slechts een paar kilometer om blijken. Na een klein stukje op deze 4125 rij ik aan de rechterhand een resortje voorbij.
Ik overnacht in het enige ‘etablissement’ voorhanden hier, Ten Room Bungalow (met 16 kamers). Heeeel matig. Eenmaal in Thung Yao sla je links de higway 416 op en een beetje verderop, tegenover de school de tweede zijstraat links.
Vrijdag 23 november 2007: Thung Yao – Pak Bara
Gisteravond zat ik in een lokaal restaurantje iets te eten en werd het allemaal nog heel gezellig. Ik raakte aan de babbel met een Thai die in Californië gestudeerd had, economie, en nu al enige jaren terug in zen thuisland was. Hij baatte nu een winkeltje uit in Thung Yao of all places. Mijns inziens gebruik je dan je economische studies niet echt ten volle, maar hij leek tevreden en dat is wat telt he. En economisch gezien doet hij het waarschijnlijk nog niet eens zo slecht want ik mocht absoluut men eigen eten niet betalen.
Ondertussen was het al wat later en werd de nacht in Ten Room bungalows wat korter, wat enkel een pluspunt is.
Ontbijten doe ik middels wat bussen chocomelk een koekjes uit een locaal supermarktje. Ik had geen zin in rijst of noodlesoep zo vroeg in de ochtend.
Er is geen alternatief voor de hoofdweg 416 naar het zuiden, die matig druk is. Het heuvelt een klein beetje, een klimmetje is een ietsje hoger en het landschap is zelfs iets mooier dan verwacht. In Thung Wa is, aan de linkerkant van de baan ook nog accommodatie (Green House Resort of zoiets, ben het vergeten). In dit plaatsje eet ik een heel lekker noodlegerechtje met garnalen.
Na 2/3 van de rit verdwijnt de smalle zijstrook waar ik op kan fietsen en wordt het gevaarlijker.
Een bus scheurt rakelings langs me heen. Geen 10 centimeter zat er tussen mijn arm en dat voorbijdenderende gevaarte. Ik scheld hem de huid vol, maar dat is enkel om men eigen frustraties af te reageren natuurlijk, de doodrijder zelf hoort daar niets van.
Een paar minuten later, achter een bocht zie ik een Toyota pick up staan. De hele achterkant is eraf gereden. Twee grote vaten rubber liggen op de weg, de inhoud loopt er langzaam uit. Daarnaast liggen een paar Thaise gewonden, en een tiental andere Thai staan er rond. Die zaten allemaal achterin de laadbak. Een paar honderd meter verder is dezelfde bus die mij bijna aanreed tot stilstand gekomen. Aangezien hun materiële en menselijke schade iets groter is dan de mijne besluit ik maar niet den interessante te gaan uithangen en de chauffeur men gedacht te zeggen, tis al goed zo. Het gevaar is dat die mannen komen afgedenderd vanuit Bangkok, bijna duizend kilometer verder naar het noorden, en die rit in een ruk doen, op een hoop pillen en alcohol, en waarschijnlijk na de vorige rit ook maar een paar uur geslapen hebben. Die ruiken de meet in Satun natuurlijk.
De bus zelf heeft nauwelijks schade. Die lijken wel van beton hier. Kom daar met je fietsje onder.
Het komende half uur heb ik nog twee zulke ervaringen.
Een eind voor Pak Bara is er nog een afslag naar een strandje waar ook accommodatie is.
In La-Ngu draait weg 416 naar links richting Satun, maar kan je ook rechtdoor naar Pak Bara.
La-Ngu is een veel grotere plaats dan verwacht, waar alle behoeften van de fietsreiziger bevredigt worden. Er is accommodatie, internetcafes, een 7/eleven, een marktje, …
Ik fiets toch door naar Pak Bara, een dikke tien kilometer, tegen de wind in. Die zal morgenvroeg wel van de andere kant blazen.
Pak Bara is het plaatsje vanwaar je de boot kan nemen naar Thailands zuidelijkste eilandjes Ko Tarutao, Ko Lipe en Ko Adang (allen in het Ko Tarutao National Park).
Ik verblijf in Best House Resort, waar ik nog eens een warme douche vind.
Een andere goede optie lijkt me iets eerder Oasis Bungalow.
Pak Bara heeft enkele restaurantjes die dik oké uitzien langs het strand wanneer je het plaatsje binnen rijdt. Voor het overige is er niet echt veel te beleven. Indien je vandaag en morgen niet twee keer die tien kilometer wil fietsen en in La-Ngu blijft mis je dus niet veel.
Zaterdag 24 november 2007: Pak Bara – Satun
Tegen de wind fiets ik terug naar La-Ngu.
In de 7/eleven vind ik niet de Bangkok Post maar wel … de International Herald Tribune. Een saaie gazet met voornamelijk financieel nieuws zou later blijken.
Aan de verkeerslichten draai ik nu rechtsaf richting Satun. Ook hier nog enkele pijlen naar accommodatie.
De weg blijft gevaarlijk smal de eerste kilometers, maar het wordt terug beter. Voor ik aan de kruising ben met weg 406 begint het weer te heuvelen.
Vanuit de andere richting passeren me drie Aziatische mannen op een bepakte fiets.
Achteraf heb ik spijt dat ik niet even gestopt ben om uit te vissen waar ze vandaan kwamen en wat ze deden.
Dan in een afdalingkje zie ik een tandem met een Aziatisch koppel zich een weg naar boven zwoegen.
De weg is te breed en te druk om nog terug te draaien.
En weer wat later een Aziatisch meisje op een volgeladen mountainbike.
Nu moet ik toch weten wat hier aan de hand is.
Junice komt uit Ipoh, Maleisië.
Van de eerste drie mannen op de fiets weet ze niets. Het koppel op de tandem zijn Taiwanezen die een tijdje terug in Singapore aan hun wereldtocht begonnen zijn.
Junice had hen via de CouchSurfing website een bed aangeboden voor de nacht. Ze vond het zo een leuk idee wat die Taiwanezen deden, en zij had juist een maand vakantie (lerares), dat ze holderdebolder een fiets is gaan kopen en gewoon met hen meefietst tot in Bangkok.
Dat noem ik nu eens karakter hebben se. Gewoon doen.
Satun is een oninteressante stad. De enige redenen om er te komen zijn om ofwel het Thale Ban National Park te bezoeken dat hier op de grens met Maleisië ligt, of om de boot naar Langkawi of Kuala Perlis (Maleisië) te nemen.
Vanavond is het Loi Krathong. Vorig jaar was ik tijdens dit festival in Bangkok. Het is dat mooie festival waarbij de Thais een krathong (een drijvend bootje gemaakt van bananebladeren, bloemen, een kaars, wat wierook en kleingeld) in de rivier zetten. Dit doen ze om godin van het water te danken (na het regenseizoen) en ook om hun eigen zonden en frustraties van zich af te laten drijven (middels een stukje vingernagel of een haar in de krathong te leggen). Zo maken ze dus een nieuwe start. Tegelijk vragen ze ook om “good luck” (dat doen ze hier altijd met alles). Loi Krathong (of dus ook wel het festival of lights genoemd) wordt elk jaar tijdens de volle maan van de twaalfde maanmaand gevierd. Na een uur of acht ‘s avonds staat de maan hoog genoeg aan de hemel en de komende vier uren zet elke (Buddhistische) Thai zen krathong op het water. Hier in het Islamitische zuiden wordt het toch nog meer gevierd dan ik verwachtte. Er is een groot festival met optredens (verschrikkelijk slecht ) en een aantal mooi gemaakte reuze-krathongs. Er is ook een miss-verkiezing .
Men hotel trekt op niets. ‘s Avonds kruipen de kakkerlakken rond.
Op naar Maleisië nu.