Bolivië: Altiplano, fietsen op 4 km hoogte

Route: Ollagüe – Alota – Uyuni – Challapata – Oruro – Eucaliptus – Chilahuala – Cañaviri – Topohoco – Collana – Viacha – Pucarani – Huarina – Achacachi – Puerto Acosta – Tilali

Na een half jaar, een derde land op men Zuid-Amerikareis: Bolivië.
Aan de Boliviaanse immigratie stond natuurlijk juist een bus, voornamelijk bevolkt door backpackers, en ook enkele autochtonen. Zoals bij elke grensovergang stonden ze met zen vijftigen in de rij voor het enige loketje, met al hun bagage op hun rug, buik, onder hun armen en in hun handen. Deze moest door een scanner. Zelfs op ei-zo-na vierduizend meter in de Andes hebben ze deze tuigen weggezet voor ‘ieders veiligheid’.
Aangezien ik met de fiets was, mocht ik verder fietsen naar een volgend gebouwtje, waar twee loketten waren, maar geen andere reizigers en tevens ook geen scanner. In een oogwenk had ik men entrystempel, en niets van men bagage werd doorzocht, geen vragen werden gesteld.
De busreizigers stonden nog tot buiten in hun rijtje.
Ok, het is wat leedvermaak, maar dat is al eens aangenaam van tijd tot tijd.

DSCN4505

Reeds twintig meter voorbij de grens werd ik geconfronteerd met men eerste dilemma.
Rechtsaf over een niet zo goede weg richting Uyuni, of rechtdoor over een nog minder goede weg richting San Pedro, en tevens San Juan. Dit was de route die ik gepland had, maar een vent, ik vermoed een douane die z’n kostuum vergeten had, vertelde me dat rechts beter was.
“Die route gaat wel terug de bergen in, terwijl de route over San Juan naar Uyuni vlak is”, zeg ik hem.
“Dat is maar een héél klein stukje”, zei de beste man. “Na het eerste dorp is het enkel pampa en is alles vlak”.
“Hoe ver is het dan wel naar dat dorp ?”, vraag ik ‘m.
“Twintig minuutjes met de auto”.

Ik neem de man zen raad ter harte en sla rechtsaf.
Gestaag stijgt de weg. Al snel passeren de eerste vrachtwagens me, die ook deze route blijken te volgen. Ik stop en draai men fiets om.
“Beter die rustige weg over San Juan”, denk ik bij mezelf.
De wind blaast echter recht in men gezicht, en ik merk dat ik met die rugwind toch al een stukje gestegen ben. Het zou zonde zijn dit voor niets gedaan te hebben.
Ik draai de fiets terug om, en klim verder. Ginds in de verte meen ik trouwens de heuveltop te zien.
Meer vrachtwagens passeren me en hullen me in telkens in een dikke stofwolk.
Ik ben inmiddels reeds van 3.700 meter aan de grens tot 3.850 meter geklommen. Steeds opnieuw lijk ik boven te zijn, maar dan blijkt de top telkens een stukje verder te liggen.

Wanneer ik op 4.150 meter ben geeft men gps aan dat het nog maar 18u15 is, maar er klopt iets niet. De zon staat al heel laag aan de hemel en de temperatuur is gezakt naar zes graden. Men fietscomputertje geeft 19u15 aan.
Blijkbaar is het in Bolivië één uur vroeger als in Chili en Argentinië, en die gps past zich natuurlijk automatisch aan.
Een eindje van de weg zie ik een stuk rots uitsteken dat misschien wat beschutting voor de wind kan geven. Achter de rots blijkt enkele meter lager een mooi vlak stuk te liggen. Echter … het is een stort. Lege bierblikken, colaflessen, stukken kledij, een massa wc-papier en vermoedelijk wat daarbij hoort, verroeste conserven, …

Dit is ongetwijfeld een plaats die ook vermeld wordt op ‘I-Overlander’
‘I-Overlander’ is een ‘app’, die iedereen me aanraadt sinds ik hier in Zuid-Amerika ben. Wanneer ik in Patagonië kloeg tegen anderen hoe alle land afgezet was door hoge prikkeldraad was het steeds “But don’t you have I-Overlander ?”, alsof ze met het best bewaarde geheim aanraadden dat al men problemen in één klap zou oplossen.
“Ten eerste, mijn telefoon is al uitgeschakeld sinds ik in augustus vorig jaar geland ben in Buenos Aires en ten tweede … wat is dat toch met de mens ???”
Ik las maanden terug al hoe er een ‘appje’ was voor als je wilde scheiden, er zijn ‘appjes’ die je waarschuwen dat je van je bus of tram moet stappen, ‘appjes’ voor dit, ‘appjes’ voor dat …..
Nu dus zelfs om een wildkampeerplekje te vinden.
Kan een mens nu niks zelf ??
Ik kwam fietsers tegen op de Carreterra Austral ergens laat in de middag, die niet veel tijd hadden voor een babbeltje, want ze moesten gaan kamperen.
Ik vertelde hen dat ik enkele honderden meters verderop een mooi plaatsje gezien had.
“No, no, we have a place from ‘I-Overlander’, three kilometer further at the river, on the right side, there are some rocks behind which we can pitch the tent.”
Uhm….ok…..

Nu fiets ik wel eens met anderen samen, en in plaats van gewoon hun ogen open te houden voor een mooi plekje rekenen zij dus ook op hun ‘appje’.
Buigzaam als ik ben volg ik hen dan.
Zo heb ik reeds zes van die plaatsen geïnspecteerd op dit continent, en op vijf ervan geslapen (die andere was helemaal een ramp). De laatste nog met men Franse fietsmakker Frederic, de dag voor we in San Pedro de Atacama aankwamen.
Eén van die vijf plaatsen was min of meer oke.
De andere vier lagen vol rommel, stront, waren vaak te dicht bij de weg en twee keer kwam er uren na zonsondergang nog iemand anders toe om ook op die exacte plaats te kamperen. Zo ook die laatste keer met Frederic.
Een koppel met een kleuter.
Want natuurlijk kan je beter in het donker doorfietsen tot je ‘appje’ zegt waar je moet kamperen dan zelf je ogen open te trekken.

Soit, vergeet die hele ‘I-Overlander’ dus, grow up en zoek jezelf een mooi plekje.

Maar deze avond had ik geen tijd meer.
Nadat ik twee van de vier voorbije nachten bezoek had gekregen van muizen in men tent, vreesde ik hier opnieuw hetzelfde, gezien de rommel, maar op dat vlak had ik niet te klagen.
Wat werd het wel opeens koud !
Aan de Chileens zijde van de bergen, en op de Argentijnse Puna, waar ik toch ook boven de 4.000 meter sliep, zakte de temperatuur slechts enkele graden onder het vriespunt.
Tegen de vroege ochtend werd ik wakker en merkte dat het water in men bidon deels bevroren was.
-9.6 °C, vertelde men fietscomputertje.
Ik legde hem buiten, en enkele minuten later bleek het daar -14°C te zijn.
Dat is toch een verschil van 40 graden tussen dag en nacht.
Gelukkig heb ik een uitmuntende slaapzak, die ik zelfs bij deze temperaturen gewoon als dekentje gebruik, zonder kou te hebben. Dichtgeritste slaapzakken vind ik altijd wat krap.
En natuurlijk die Therm-A-Rest Z-Lite met daar bovenop de dikke Therm-A-Rest NeoAir XL zijn niet enkel een zegen voor de rug qua comfort, maar ook qua warmte isolatie.

DSCN4518
Fietsen op 4.000 m tussen vulkanen van + 5.000 meter, life could be worse 🙂

Het zonnetje warmt alles snel weer op in de ochtend.
En als het zonnetje dat niet doet, dan is het wel dat ‘korte klimmetje’ waar ik reeds sinds gisteren aan bezig ben.
Hoger en hoger gaat het.
Met af en toe naar beneden en dan weer naar boven tot ik, na wat wegenwerken, het hoogste punt van 4.350 meter bereik.
Die gek daar beneden aan de grens beseft niet goed wat een kort klimmetje is, denk ik.
En waar is trouwens dat dorp, dat op twintig minuten rijden met de auto ligt ?

Dat blijkt op 85 kilometer van de grens te liggen.
Als die vent die afstand in twintig minuten overbrugt, is dat dus aan een gemiddelde snelheid van 255 km/u, over een bergpas van 4.350 meter.
Ik denk dat Ayrton Senna dat gemiddelde nog niet haalde op de Nürburgring.

DSCN4536
Voor het dorp Alota fietste ik door een gebied met bizarre rotsformaties.

In het dorp, Alota, probeer ik wat inkopen te doen.
Juist voor de grens in Ollaguë kocht ik met men laatste Chileense peso’s nog wat tomatensaus, een ajuin en een tomaat. Een paprika hadden ze er in geen van de twee winkels. En ook geen look of gemalen Parmezaanse kaas, beiden al een maand niet meer gevonden trouwens.
Ook dit dorp brengt geen soelaas. Geen kaas, geen look, geen paprika, ook geen andere groenten, tevens geen fruit en ook geen brood. Enkel koekjes, bollekes en frisdrank.
Ik schat dat hier nochtans enkele honderden mensen wonen.
Wat eten die ??

Er stopt een terreinwagen met een Duits koppel, Sebastian en Kia, wat een afkorting is van Saskia.
Samen met hen klop ik aan bij twee andere winkels waarvan de deur dicht was.
Eéntje blijkt een ajuin in voorraad te hebben en ook een rotte banaan.
De Duitsers kopen de ajuin, ik de rotte banaan.

Door al het gesjouwel is het al laat en rij ik een goeie kilometer het dorpje uit en zet men tent op, zoals zo vaak op deze grote hoogte, tussen enkele overblijvende muurtjes die wel uit het Inca tijdperk lijken te stammen, en me iets of wat beschutting tegen de wind geven.

De volgende ochtend ben ik nog maar een paar kilometer onderweg wanneer enkele honderden meter voor me een Jeep die me zoëven rakelings voorbijraasde plots links van de baan geraakt en een paar buitelingen overkop maakt.
De chauffeur staat al naast het wrak, zen vrouw en kind zitten er naast te huilen.
Tsja, opnieuw een geval van eigen schuld, dikken bult denk ik. Er zitten daar geen kuilen in de weg, dus die chauffeur zal, zoals praktisch al de rest, wel weer met zen telefoon bezig geweest zijn en per ongeluk naar links uitgeweken.
Voor hetzelfde geld week hij enkele seconden eerder naar rechts uit en lig je er als fietser gewoon onder natuurlijk.

DSCN4545

De hele dag vliegen stenen, opgeworpen door de voorbij racende Jeeps tegen men benen en ribben. Eéntje wordt echter recht tegen men adamsappel gekatapulteerd.

San Cristobal is het eerste grotere plaatsje dat ik tegenkom in Bolivië. Al de tourist Jeeps blijken hier ook te stoppen. Buiten de kerk is er weinig te zien. Brood vind ik pas bij de vierde winkel waar ik binnen ga.

Na een mooi wildkampeerplekje enkele kilometer voorbij het dorp Vila Vila ben ik op 70 kilometer van Uyuni, een eenvoudige dagetappe.
Althans, dat dacht ik.
De weg wordt archi-slecht. Diepe putten, stenen, dan weer heel diep los zand met diepe geulen waar je amper de fiets door geduwd krijgt.
Op amper vijftien kilometer tijd kruip ik drie keer door het oog van de naald.
Een voorbijvliegende Jeep rijdt over een ketting die op de weg ligt en weg geslingerd wordt en op minder dan een meter langs me heen vliegt.

DSCN4819Een eindje verder komt een truck me tegemoet gereden. Een achterop komende Jeep steekt hem voorbij, maar is totaal verblind door het stof dat de truck opwerpt. Door het lawaai van de truck hoor ik die Jeep ook niet komen en op het laatste moment zie ik ‘m uit de stofwolk opdagen als de truck al naast mij is. ik kan me nog net op tijd in de kant rijden, maar val +/- omver door het mulle zand.

Slechts een tiental minuten later steekt een truck die achterop komt me voorbij.
De Jeep erachter volgt niet het voorbeeld van de truck, en wijkt dus niet voor mij uit, en heeft mij nooit gezien in de stofwolk, denk ik. Ik zag hem nog juist op tijd in men spiegel toen ik opzij naar de truck keek naast me, en kon me fracties van een seconde voor de impact opzij smijten.

Daarop ging ik van de ‘hoofdweg’ af en nam een parallel zandpad; Dat was zo mul dat ik er amper de fiets doorheen geduwd kreeg. Maar plots gingen de trucks ook dat pad nemen, vermoedelijk omdat het minder ‘bumpy’ is dan hun hoofdroute.
Het hele landschap is één grote stofwolk.
Ik week terug uit naar de hoofdroute. Al gauw stopte er een Jeep naast me. Sebastian en Saskia, het Duitse koppel dat ik eergisteren ontmoette.
Zij boden me een lift aan tot Uyuni, nog 48 kilometer verderop, en redden me misschien wel van een gewisse dood. (Zij hebben hun eigen Jeep en rijden wel normaal, niet as die Zuid-Amerikaanse kamikaze piloten.)

Het zijn moeilijke keuzes voor de lange afstandsfietser in Zuid-Amerika.
Als ik een beetje rustig wil rijden moet ik men heil zoeken in zo’n slechte aftandse wegen, wat me vaak wel op spectaculaire plaatsen brengt, maar wat ook routes zijn die zo zwaar zijn qua klimmen en slechte stenige pistes of los zand, dat je af en toe ook wel op kleinere doorgaande wegen terecht moet komen. Deze blijken dan zo druk bereden te worden door leeghoofden, dat je leven aan een zijden draadje hangt.

Ik heb de voorbije maanden hierover veel nagedacht, en wil het reizen per fiets absoluut niet opgeven, er zijn nog vele plannen, maar er moet wel iets veranderen, voordat een ernstig ongeluk er anders over beslist.
Een continent afreizen, zelfs als je de kleinere wegen zoekt op de kaart, blijkt anno 2018 geen goede keuze meer te zijn.
Daarom zal ik in de toekomst enkel nog reizen met de fiets in landen met een fietsinfrastructuur en/of -cultuur, en voor het overige zal ik meer en meer overschakelen naar het ‘bikepacken’, met de mountainbike met minimale bagage op single tracks of gravel roads in ontwikkelde landen (waar deze dus niet als doorgaande routes gelden, zoals hier). Gelukkig krijgt dit bikepacken zo’n boost de laatste jaren dat er een massa routes voorhanden zijn, met name in de Usa, maar meer en meer ook in Europa.
Men oude mountainbike die niet voor dit soort taken gebouwd was zal dan wel vervangen moeten worden door een echte ‘bikepacking bike’, maar die investering moet dan maar gemaakt worden om met meer plezier en op een veiligere manier nieuwe plaatsen te ontdekken.

In Uyuni besluit ik om voor één keer zelf plaats te nemen in zo’n toeristenjeep waarvan er de voorbije dagen me honderden per dag voorbij vlogen. Ik wil namelijk de zoutvlakte van Uyuni, de grootste ter wereld bezoeken.
Eigenlijk wilde ik erover fietsen, wat de meeste jaren vanaf april mogelijk is. Dit jaar staat de zoutvlakte echter nog onder water begin april, of waar ze niet onder water staat is het op z’n minst nog zo vochtig en hobbelig, dat fietsen quasi onmogelijk is. Het opspattende zoute water (vele malen zouter dan zeewater) zou ook destructief voor de fiets zijn, en die ligt me te na aan het hart.

We vertrokken reeds om 10u30. Ik had een beetje rond gehoord bij verschillende bureautjes of er niet een korte namiddagtour was, maar neen, enkel een hele dag met een stel vreemden in een Jeep behoorde tot de mogelijkheden. Eerst reden we naar de ‘train cemetery’, juist buiten de stad, waar we een half uur dienden rond te lopen. Hier staan een aantal oude locomotieven, want ook hier heeft de Europese kolonisator namelijk ooit een prachtige infrastructuur aangelegd die na de onafhankelijkheid volledig teloorgegaan is en hier nu staat weg te kwijnen.
Al de toeristen, jong en oud, Zuid-Amerikaans, Europees of Aziatisch kruipen als kleine kinderen op die locomotieven en gaan er bovenop staan, met hun armen wijd, of hoog in de lucht, zoals men tegenwoordig blijkbaar steeds op de foto moet gaan staan, of het nu voor Mount Fitz Roy is, voor een gletsjer, op een oude trein of op een zoutvlakte: armen wijd. Wat het wil zeggen weet ik niet.
‘The wold is mine’ ?
Of ‘kijk eens wat een held ik ben dat ik hier sta’ ?
Of ‘kijk, wat een amazing persoon er staat in dit overweldigende decor’ ?
Zelf hield ik beide voeten stevig op de grond en ging na een kwartiertje al bij de Jeep staan, zodoende de andere inzittenden tot een beetje spoed aan te manen.
Dat hielp redelijk, want vijf minuten later waren we onderweg naar de zoutvlakte, de Salar de Uyuni.

DSCN4569

DSCN4570
Massa’s Jeeps voor massa’s toeristen.

Als nestor van de groep had de chauffeur mij uitgenodigd naast hem plaats te nemen. Men vijf kornuiten zaten achterin. Toen ik de trip gisteren boekte had ik die vent in het kantoortje op het hart gedrukt dat ik een beetje een normale chauffeur wilde, geen dronkelap (wat naar verluid regelmatig gebeurd) en ook geen zelfverklaarde rallypiloot. Sebastian en Saskia vertelden me gisteren nog hoe er jaarlijks meerdere toeristen omkomen op de zoutvlakte, iets wat ik zelf ook al eens ergens gelezen had. Je vraagt je af hoe het mogelijk is dat ze dodelijke ongelukken veroorzaken op zo’n immense vlakte, maar als je hier al enkele maanden rondfietst, heb je genoeg gezien om het te geloven.

De chauffeur was blijkbaar goed gebriefd, want vele Jeeps staken ons voorbij op de twintig kilometer lange weg naar de zoutvlakte. De onze bleef kalm.
Op zo’n tour stopt de Jeep dan bij een plas, een beetje verder op een droge plaats, daarna bij een ‘monument’ dat opgetrokken is omdat de Dakar Rally hier gepasseerd is (iets wat vele lokale chauffeurs de nodige inspiratie gegeven blijkt te hebben) en dan gaan we iets eten in een gebouw midden op de zoutvlakte.
Daarna tuffen we nog wat rond met de Jeep, rijden tot aan de rand waar er nog een massa water staat en waar het meer een spiegeleffect zou hebben. Daarvoor was er echter wat teveel wind.
DSCN4572

DSCN4573

DSCN4583

DSCN4591

DSCN4592
Het gebouw waar lunch geserveerd wordt voor alle toeristen
DSCN4597
Toerist Jeep naast toerist Jeep … het is gewoon mijn ding niet…

Op elke plek bleven we een half uur stilstaan.
Zo krijg je als toerist de kans om ‘crazy pictures’ te maken, werd me gisteren verteld. Zo eentje waar het lijkt of je die Jeep in de hand houdt, of je als kleine mensjes in een reuzenrugzak verdwijnt, sommige toeristen hebben een plastiek speelgoeddraak bij die dan op de voorgrond gezet wordt en hen lijkt op te vreten, ….
Als je ‘Salar de Uyuni’ googled krijg je duizenden voorbeelden. Zelf wilde ik helemaal geen crazy pictures. Eerlijk gezegd had ik het wel gezien nu en wilde ik zo snel mogelijk naar men hotel om naar de Ronde Van Vlaanderen te gaan kijken op men laptop.
Maar natuurlijk stond er ook een zonsondergang op de salar op het programma. Door al mijn afgejaag was onze Jeep de tweede die op het punt stond waar de hele meute naar de zonsondergang komt kijken. Die zou nog wel twee uur op zich laten wachten…
Grappig vond ik dat er een agency is dat zich ‘Creative Tours’ noemt, maar de hele dag ons pad, en dat van alle anderen, kruiste. Van het treinkerkhof, tot het Dakar monument, tot op de plaats waar je de zonsondergang moet bekijken.
Om de tijd wat te verdrijven, vroeg ik aan die chauffeur waarin zij zo creatief zijn, maar hij bleef het antwoord schuldig.

DSCN4609
De zoutlaag blijkt vrij dik te zijn.

DSCN4628

Twee lange uren later, en vele honderden toeristen extra, daalde de zon dan langzaam achter de horizon.
Juist als het wat mooi begon te worden, kwam één van de mede-inzittenden kijken waar ik bleef. En ja, ook vele andere Jeeps waren al vertrokken.
Mensen zijn dwazen.
Ze moeten altijd een zonsopgang of zonsondergang zien, maar dan zijn ze weg op het moment dat de zon nog achter de horizon aan het zakken is.
De hemel kleurt pas mooi een tijdje erna.
Ach ……. ik heb de salar gezien, maar één zo’n trip per jaar is toch wel ruim voldoende (tenzij ik toch naar Machu Pichu zou gaan ….).

DSCN4653

DSCN4655
In het rijtje staan voor je foto…

De weg van Uyuni naar het iets meer dan driehonderd kilometer verderop gelegen Oruro is volledig geasfalteerd. En het goede nieuws is dat er zelfs een zijstrookje van 50 centimeter is waarnaar je kan uitwijken als er verkeer van achterop komt. De eerste helft van de rit blijkt het zelfs heel goed mee te vallen wat dat verkeer betreft en is het zalig fietsen. De omgeving is niet echt spectaculair. Een hoogvlakte op 3.700 meter met wat bergen aan de horizon en de velden waarop de quinoa geoogst wordt. Ze blijken ook patatten te kweken op deze hoogte.
Wat ik niet zie, eigenlijk al bijna niet meer gezien heb sinds ik in Argentinië de Puna opreed, zijn roofvogels. Lama’s, vicuna’s, een enkel klein vogeltje en rupsen, massa’s rupsen is al wat je ziet aan fauna.
Wat ik vooral veel zie is afval.
Terwijl ik toch al door heel wat landen gefietst ben waar sluikstorten blijkbaar in de cultuur verweven zit, slaat Bolivië werkelijk alles. Dit is met voorsprong het smerigste land waar ik al geweest ben. De hele weg is er geen halve meter waar geen afval ligt. Plastiek en glazen flessen, blikjes en pampers. Massa’s en massa’s pampers. Zoveel dat ik begin te denken dat de volwassen deze ook dragen. Zoveel kinderen lopen hier nu ook weer niet rond. Er gaat geen minuut voorbij en er ligt zo een pakketje stront voor je wielen. Vaak hele verzamelingen pampers.
Wat is dat in Zuid-Amerika met pampers langs de weg storten ?
Geloven ze dat hen dat geluk brengt of zo ?
En voorts alle andere soorten afval.
Bolivië zit met een héél zwaar probleem hier.
En ik met een kleintje, want vrolijk word ik er niet van.

DSCN4674
Gevulde pampers, altijd, overal langs Boliviaanse wegen.

DSCN4677

DSCN4685

DSCN4688

DSCN4698

Voorbij Challapata, waar de weg uit Uyuni samenkomt met deze uit Potosi, wordt de weg onaangenaam druk. Ik zet door tot in Oruro, maar een pretje is dit traject niet.
Oruro is een veel grotere stad als verwacht. Een kwart miljoen mensen blijken hier te wonen.
Toch vind ik een redelijk hotel waar ik twee nachten blijf. Zo kan ik een rustdag nemen, eens naar de coiffeur gaan en vooral, zondagochtend Parijs-Roubaix kijken op de laptop.
Juist als De Ronde Van Vlaanderen was het geen slechte race, maar echt spectaculair vond ik het nu ook weer niet. Gelukkig hadden we vandaag wel een fatsoenlijke winnaar i.t.t. verleden week.

Ik heb ook een serieuze meevaller. De zondag van Parijs-Roubaix was het ‘Dia Pietonal’ in Oruro. Of het één met het ander te maken heeft waag ik te betwijfelen, de koers is nu niet iets wat populair is in Bolivia, maar het was wel super aangenaam om de stad uit te rijden zonder enige vorm van gemotoriseerd verkeer dat het op me gemunt heeft.
De hele stad was op de been, velen ook op de fiets, overal kraampjes en goed gemutste mensen.
Je vraagt je af waarom ze die auto geen 365 dagen per jaar bannen, als je ziet hoe de stad tot leven komt.
Nabij het centrale plein blijkt een kokschool te zijn, en die boden allerlei hapjes aan minimale prijzen aan. Onder de koksschool is een dansschool, en zij showden ook enkele van hun kunsten. Nu ben ik zelf geen Fred Astaire, maar toch meen ik op te merken dat het allemaal niet heel professioneel is. Ze hebben wel veel plezier.

DSCN4714
Coiffeur bezoekje in Oruro. Ik probeer in elk land dat ik bezoek naa rde coiffeur te gaan. Deze rakker was al 80 jaar.
DSCN4727
De weg om Oruro te verlaten. Deze strook afval loopt ongeveer 20 kilometer door, langs beide zijde van de weg. Als ze geen serieus ophaalsysteem hebben, vraag ik me af waarom ze het niet op één grote hoop gooien ipv het kilometerslang uit te spreiden. Ik wijs er wel eens naar en steek dan men duimen op naar de locals, waarna zij enthousiast knikken. Ik vermoed dat ze het echt beter vinden als er een hoop rommel ligt, die de vieze natuur een beetje verdoezelt.

Omdat de weg tussen Oruro en La Paz ongetwijfeld een horror zou zijn om te fietsen wegens de drukte en de rijkunsten van de locals, heb ik me een rustiger alternatief gezocht.
Via kleinere wegen plan ik nu via La Joya, Eucaliptus en Topohoco naar Viacha te fietsen. La Paz laat ik links liggen. Die grote stad zou me toch maar stresseren.

Door de koers en de evenementen in Oruro is het reeds 14u00 tegen dat ik het centum verlaat. Ik rij nog een veertigtal kilometer alvorens ik een topkampeerplekje vind langs de Rio Desaguadero.

Iets voor het dorp La Joya sla ik rechtsaf richting Eucaliptus en verlaat de verharde weg. De zandweg is goed te berijden en volgt min of meer de vallei van de Rio Desaguadero. Bolivië is een pak goedkoper als Chili en Argentinië, en daarom probeer ik ’s middags altijd ergens een warme maaltijd te vinden in een restaurantje. Zo ook in Eucaliptus. Je hebt meestal geen keuze. Je neemt gewoon wat er is. Het is vrijwel overal hetzelfde. Eerst soep, dan wat rijst, een paar blaadjes sla en een klein stukje kip erbovenop, of twee ribbetjes. Ruim onvoldoende voor een fietser, maar onderweg eet ik ook de hele tijd en ’s avonds maak ik m’n eigen berg warm eten klaar.

DSCN4741

DSCN4749
Eén van de mooiere kampeerplekjes in Bolivië.

DSCN4751

DSCN4774

DSCN4796

Na Eucaliptus wordt men uitgetekend pad al iets slechter en na het gehucht Villa Manquin nog wat slechter. Het begint hier ook wat meer te heuvelen. Telkens maar honderd hoogtemeters of zo, maar ik bevind me wel op 3.800 meter, en de klimmetjes zijn steil, tussen de 8 & 10%.

Cañaviri is opnieuw zo’n dorp waar ik op een middag stop voor een lunch. De soep is al op, dus het is enkel een bord rijst, blaadje sla, stukje kip.
Na men maaltijd plak ik men band. Die ben ik al sinds gisteren twee keer per dag aan het oppompen omdat ie langzaam leegloopt. Al gauw heb ik veel bekijks van de plaatselijke jeugd. Vriendelijke knullen. Ze staan versteld hoe flux & gezwind het hele zaakje opgelost is. Dan vraagt er eentje naar de prijs van men fiets. Nu heb ik lang geleerd daar in dit soort landen een beetje over te liegen, want van de echte bedragen zouden ze steil achterover vallen. Ik noem 25% van het reële bedrag. Al gauw hebben we dit samen omgerekend naar Boliviano’s en beginnen ze onderling te lachen. Voor dat geld koop je een heuse motorbike.
Dan is het tijd voor een foto. Ze vragen men Whatsapp zodat ze deze kunnen doorsturen.
Ik vertel hen dat ik geen telefoon heb. Hilariteit alom en alle respect is verdwenen nu.
Eerst betaalt die domme gringo zoveel centen voor een fiets dat je er beter een moto van kunt kopen, en nu heeft hij zelfs geen telefoon.

DSCN4800
Fietsen op 3.700 meter hoogte, de Altiplano.

DSCN4804

DSCN4805
Kerk in het verlaten dorp Rivera Alta.
DSCN4813
In Bolivië heb je geen verkeersborden nodigen die aankondigen dat je een dorp nadert. Je merkt het wel aan de hoop afval die zienderogen toeneemt.

DSCN4816

DSCN4818

DSCN4825

DSCN4831

DSCN4832

DSCN4833

DSCN4838
De knullen die me gezelschap hielden terwijl ik men band plakte.
DSCN4839
Kijk, je kan ook een Boliviaanse fiets kopen, en dan heb je nog centen over voor een moto én een telefoon.

Na Cañaviri rijd ik een kleine tien kilometer op de nationale weg nummer 4. Als ik deze iets langer zou volgen, kom ik op de nationale weg 1 naar La Paz. Dat gaat gegarandeerd snel, maar zal niet erg tof zijn.

Daarom draai ik voor de heuvels linksaf en slecht keienpad op. De campesinos, de lokale boeren, bewerken overal het veld met de hand. De quinoa is geoogst en waarschijnlijk maken ze hun veld klaar voor volgend jaar, of voor een volgende gewas, wie zal het zeggen. Regelmatig moet ik in gevecht gaan met meerdere herdershonden die me aanvallen. Ze lijken wel hondsdol. Telkens als je een troep schapen of lama’s nadart, weet je dat je prijs hebt. De herders, altijd een koppel man en vrouw, zitten dan gewoon te kijken. Je moet niet denken dat ze hun beesten terugroepen of zo. Neen, er komt iemand aangefietst, mijn honden vliegen erop af, en wij kijken het aan.
Opnieuw een staaltje van de Zuid-Amerikaanse mentaliteit.

DSCN4840

DSCN4842
In men zoektocht naar rustige paden en een wildkampeerplekje kom ik op deze overstroomde paden.
DSCN4844
Lijkt wel de bus van ‘Into The Wild’.
DSCN4848
Typisch marktpleintje op de Altiplano.

Voorbij Santiago de Quilloma rijd ik dieper en dieper de vallei van een riviertje waarvan ik de naam niet weet in. Telkens ik een heuveltje overrij heb ik mooie weidse uitzichten. Door de staat van het pad schiet ik echter traag op. Het eerste uur leg ik negen kilometer af, het tweede uur nog maar acht.
Ik heb men hoop gezet op het dorp Topohoco om te lunchen. Wanneer ik op slechts enkele kilometer van het dorp ben zie ik enkel een brug en geen huizen. Vervelend, want ik heb ook water nodig. Maar dan, opnieuw een klein heuveltje over ligt het dorpje voor me.
Zoals elk dorp hier op de altiplano is het een zielige bedoening, maar er is een winkeltje open, waar ik voor de derde dag op rij geen water vind. Cola en andere frisdranken genoeg, maar geen water. Er is ook een restaurantje waar ik zowaar een pasta maaltijd krijg.

DSCN4855

DSCN4857
Op de meest uitgestorven wegen kom je ze aanhoudend tegen. Ik heb er de voorbije dagen nog eens over nagedacht en het moet inderdaad zo zijn dat ze hier pampers dragen van de kribbe tot het graf.  Het zijn er gewoon teveel om enkel aan de babies toe te schrijven.  Vandaar dat al die vrouwen natuurlijk een hoepelrok dragen en alle mannen een trainingsbroek.  Als ze dan ‘s avonds van het veld komen smijten ze op weg naar huis hun volgescheten pamper weg.  Thuis aangekomen doen ze dan de pamper voor de nacht aan, die ze ‘s ochtends, op weg naar het veld, opnieuw weg smijten.  En die hele zakken vol pampers komen natuurlijk uit de busjes die de werkers naar het veld brengen.  Dan verzamelt iemand de pampers van de nacht in een zak en zwiert deze naar buiten.  Zo gaat dat in Bolivië.
DSCN4865
Restaurant in Topohoco

De locals raden me aan om via Corocora naar Viacha te fietsen. Dan kom ik binnen ongeveer 25 kilometer op het asfalt. Ik luister niet en neem het door mezelf uitgezette weggetje de andere kant op.
Er volgt een steile klim naar 4.223 meter met stijgingspercentages tot 12%.
Vanop de top heb ik een prachtig uitzicht op de 6.862 meter hoge Ilimani.
Ook hier, op deze verlaten paden, mag je van geluk spreken als je honderd meter kan fietsen zonder een ingepakt hoopje stront te vinden. Nooit meer dan tweehonderd meter.

De weg, wordt steeds ‘rustieker’ en gaat door een prachtig gebied. De dorpjes bestaande uit lemen hutjes rijgen aan elkaar. Hoe landelijk het hier ook is, overal staal wel een hutje, waar ’s avonds een herder zen intrek neemt met zen roedel honden. Hierdoor is kamperen in dit gebied iets minder eenvoudig dan de foto’s doen vermoeden.
Telkens denk je, voorbij die bocht, of over die heuvel ben ik uit het zicht van dit hutje en kan ik men tent opzetten, en dan verschijnt er telkens een nieuwe hut.
Op het einde van de dag heb ik slechts 49 kilometer op de teller, ondanks dat ik hard gewerkt heb. Als ik over de geasfalteerde route 1 zou fietsen, zou ik in dezelfde tijdspanne minstens dubbel zo ver fietsen, maar het zou nog niet half zo plezant en interessant zijn.

DSCN4867

DSCN4869
Nog een ‘Into the Wild’ bus. Deze staan allemaal langs de kant van de weg, in panne.  De berg Ilimani (6.862 meter) in de achtergrond.
DSCN4876
Pampers.   Je moet dan goed opletten als je een auto achterop hoort komen, want als deze je juist passeert ter hoogte van waar de pampers op de weg liggen… je kan je de gevolgen inbeelden.

DSCN4886

DSCN4887

DSCN4897

Wanneer ik ’s nacht even uit de tent moet voor een sanitaire pauze zie ik de enorme lichtvervuiling van La Paz in het noorden, toch nog 50 kilometer hiervandaan, zoals de kraai vliegt. De nachten zijn nog steeds fris, ongeveer -5°C. Ideaal om te slapen. Overdag stijgt de temperatuur naar begin 20°C hier op de Altiplano.

De volgende ochtend krijg ik na een kleine tien kilometer een eerste uitzicht op La Paz.
Van ver is het wel indrukwekkend, die grote stad in de vallei, met ten oosten de besneeuwde Illimani en ten noorden van de stad de witte piek van de Potosi, met 6.088 meter één van de laagste ‘zesduizenders’ en daarom populair bij klimmers om eens op die hoogte geweest te zijn.

Iets voor het dorp Collana is het voorbij met de pret. De rust die ik de voorbije dagen kende maakt bruusk plaats voor een niet aflatende stroom vrachtwagens die stenen afvoeren die hier uit een berg gehakt worden. Deze versleten monsters braken grote zwarte gifwolken uit. Ze rijden nauwelijks sneller als ik. Een tijdje houd ik telkens in voor zo’n vrachtwegen voor me, maar dan besluit ik hem en z’n twee collega’s voorbij te steken. Ik zie namelijk dat er daar een gat zit van enkele honderden meters met hun voorganger, en zo kan ik toch een beetje ademen.
Een tiental kilometer gaat het goed zo, maar dan beginnen zich auto’s en minibussen tussen het verkeer te mengen, en die vinden het weer nodig om met zo’n rotvaart door de stofwolken heen te vliegen, dat ik opnieuw meermaals voor men leven vrees.
Een auto steekt mij voorbij en gaat dan even links van de vrachtwagen kijken of hij er voorbij kan. Ik zie een andere vrachtwagen van de andere kant komen. Toch besluit de automobilist de vrachtauto voorbij te steken en met een hoop gebonk en piepende remmen staan de twee vrachtauto’s en de personenauto min of meer drie op een rij over de breedte van de weg stil. Wat die chauffeur bezielt weet ik niet, en hij ook niet. Ze doen hier maar wat.  En jij rijdt ertussen.  Tussen al dat stof, denderende vrachtwagens en laagvliegende auto’s door, moet je ook nog de aanvallen van de honden afslaan, vaak toch zo’n dertigtal per dag.

Stijf van de stress arriveer ik in Viachi, een voorstad van La Paz waar het nog geen sinecure blijkt een overnachtingsplaats te vinden.
Het ‘Plaza Hostal’, op de plaza, is zo vies en vuil en stinkt, en wil me zelfs geen kamer tonen alvorens te betalen, dat ik men zoektocht verder zet. Uiteindelijk kom ik in het Concordia Hostal terecht. Het is nog in aanbouw, maar de dekens waar ik onder moet liggen stinken reeds verschrikkelijk.

DSCN4905
Markt in Viacha.

DSCN4906

Van Viacha probeer ik opnieuw het verkeer te vermijden door het kleine weggetje naar Laja te nemen. Dit loopt echter via de grote cementfabriek, waar blijkbaar al die trucks van gisteren heen reden. Ook van de cementfabriek tot het +/- 10 km verderop gelegen Laja is het een drukte van jewelste met trucks. De onverharde weg is opnieuw superslecht. Diepe kuilen en uitstekende stenen als voetballen zo groot.
Na Laja blijf ik op kleine weggetjes, maar keert de rust weer. Op hondenaanvallen na.

DSCN4907

DSCN4908

DSCN4911

DSCN4912

De hele alternatieve route vanuit Oruro is de moeite, maar beter is het waarschijnlijk om in Collana af te buigen naar de hoofdroute 1 en La Paz in te fietsen. De stad kan dan verlaten worden met de teleferik naar El Alto, vanwaar je op de drukke weg richting Titicaca komt, maar wel een brede zijstrook hebt.
Ik kom uiteindelijk ook op die drukke weg terecht, maar ben toch blij weer even asfalt onder de wielen te hebben.
Nog maar een drietal kilometer fiets ik op deze weg en een terreinwagen met een fiets op het dak stopt en gebaart mij hetzelfde te doen. Het is Cristiano, de eigenaar van de Casa de Ciclistas in La Paz. Wat is de kans ? La Paz, een stad met ruim een miljoen inwoners en één Casa de Ciclistas. Die eigenaar rijdt mij dan voorbij luttele minuten nadat ik op de hoofdweg ben.
Hij vraagt waarom ik hem niet bezocht heb in La Paz, en ik leg hem uit dat ik niet zo dol ben op steden. Hij is op weg naar zijn huis een eind verderop en nodigt me uit morgen binnen te springen, en belooft me een plekje voor de tent onder de bomen.
Ik mis bomen al een aantel maanden, en ga graag op de uitnodiging in.

DSCN4918
Huarina, uitzicht op het Titicaca meer vanuit m’n heel basic kamertje.

DSCN4919

DSCN4923

DSCN4926

DSCN4927

DSCN4930
Op de markt in Achacachi.

DSCN4931

DSCN4934
Afval, afval, afval…

Ik overnacht in een heel eenvoudig pensionnetje in het dorp Huarina. Hier is de afslag naar Copacabana en de hoofdweg naar Puno. Ik blijf echter de oostzijde van het Titicaca meer volgen, hopend op rustiger wegen. Dat zou echter nog een tijdje op zich laten wachten.

DSCN4935

DSCN4946
Lago Titicaca

DSCN4948

DSCN4952
Via dit pad dat afdaalde naar het Titicaca meer vond ik een mooi plekje voor de tent.

DSCN4955

DSCN4956
Wildkamperen tussen de eucalyptusbomen met zicht op het Titicacameer.

Ik kamp ondertussen al een maand met diarree, en deze begint ondertussen duidelijk men krachtenarsenaal uit te putten. De dagafstanden lopen terug naar iets tussen de 30 en 40 kilometer. Tot meer blijk ik niet meer in staat te zijn.  Gelukkig vind ik enkele keren nog wel een tof plaatsje om de tent weg te zetten. Het verkeer wordt pas draaglijk na het plaatsje Achacachi. Maar dan wordt het wel heel mooi, met uitzichten op het titicacameer in het westen en enkele heuvels in het oosten.
Titicaca is het grootste meer van Zuid-Amerika en het hoogste bevaarbare meer ter wereld (op 3.810 meter).
Dat adjectief ‘bevaarbaar’ wat er steeds bijgezet wordt lijkt me zeer belangrijk, want het is natuurlijke verre van het hoogste meer ter wereld.
En wanneer is een meer ‘bevaarbaar’ ?
Moet er een mammoettanker op kunnen varen (wat zeker zou kunnen hier), of een binnenschip, of een  kayak ?  Er zijn natuurlijk massa’s hogere meren waarop je met je kayak kan.
Men exit-stempel uit Bolivië krijg ik in het plaatsje Puerto Acosta, vanwaar een steil en aanvankelijk heel slecht pad richting de internationale grens en de Peruviaanse douane in Tilala voert.
Het laagste punt op de Boliviaanse Altiplano was 3.549 meter, het hoogste 4.345

DSCN4961

DSCN4972

DSCN4977

DSCN4978
Bij het buiten rijden van Conima. Rechterkant van de weg.
DSCN4979
Linkerkant.
DSCN4985
Kamperen op een duin, juist geen 4.000 meter boven de zeespiegel.
DSCN4989
Een kleine inspanning is vereist om mooie plekjes te vinden voor de nacht.
DSCN4990
Vanop de weg zag ik deze plas en ging even kijken. Hij was als zovele andere in Bolivië. Je kan de eenden met hun kuikens tussen het vuil zien zwemmen. Ze hebben geen andere opties.
DSCN4995
Internationale grensovergang ! De steile, maar vooral mooie weg naar Peru.

DSCN5006

Boliviaanse Altiplano:
Distance: 1.096 km
Total distance South-America: 11.228 km
Average km per cycling day Bolivia: 60,88 km
Altimeter Bolivia: 6.713 m

Nights slept inside: 6
Nights slept outside: 14 (all wild camping)
Flat tires: 1

The GPS track can be downloaded from Wikiloc

Leave a comment