Alaska, the last frontier.
Anchorage is met zo’n kwart miljoen inwoners (42% van de inwoners van de staat), Alaska’s grootste stad. Het is echter niet de hoofdstad, dat is het Zuidelijker gelegen Juneau. Anchorage ligt aan de Cook Inlet, vernoemd naar die zelfde Britse ontdekkingsreiziger die al in Nieuw-Zeeland was, Captain James Cook. Hij was hier in 1778, op zoek naar een Noordwestelijke doorgang naar de Atlantische Oceaan.
Zuidelijk van de stad ligt Turnagain Arm. Cook vond hier geen uitweg en gaf zijn schepen, de Resolution” en de “Discovery” het order om terug te keren, vandaar de naam “Turnagain Arm”
De Amerikanen kochten Alaska van de Russen in 1867 voor de prijs van 7,2 miljoen Usd. Dat is 4,74 Usd per vierkante kilometer, geen slechte deal. De Russische invloed zou op veel plaatsen toch nog duidelijk zichtbaar zijn.
Amerika’s meest noordelijke staat is met zen anderhalf miljoen vierkante kilometer meer dan vijftig keer zo groot als België, terwijl er bijna twintig keer minder mensen wonen.
De drie miljoen meren beslaan een grotere oppervlakte dan de Hawaï-eilanden.
De naam Alaska is afgeleid van het woord “Alyeska”, een Athabascisch woord voor “great land of the west”. Met zijn immense ijsvelden, toendra, uitgesneden gletsjer valleien, groene wouden, diepe fjorden en actieve vulkanen heeft het deze naam niet gestolen. De locale fauna bied je zwarte beren, grizzly beren, herten, rendieren, kariboes, muskusossen, wolven, bevers en zeearenden, De wateren voor de kust zijn rijk aan vele soorten vis, walvissen, zeeleeuwen, otters en zeehonden.
Bijna één derde van de staat ligt ten noorden van de poolcirkel.
Temperaturen in deze subarctische regio kunnen variëren tussen – 50 °C en 30 °C.
Met zeventien van de twintig hoogste bergen van de Verenigde Staten binnen z’n grenzen is Alaska een onherbergzaam gebied. Mount McKinley de hoogste van Noord-Amerika met 6.194 m.
De vlag van Alaska werd in 1926 ontworpen door de dertien jarige Bennie Benson.
Hij won er een studiebeurs en een horloge mee.
In 1964 bibberde de aarde serieus in Alaska en omgeving. De “Good Friday Earthquake” was de ergste aardbeving ooit gemeten in Noord-Amerika. Aanvankelijk werd ze geschat op 8,7 op de schaal van Richter, maar nu wordt ervan uitgegaan dat het eerder 9,2 geweest zou zijn. De aardbeving vernietigde het grootste deel van de gebouwen, maar zorgde ook voor een economische boom achteraf.
Deze reis verschilt in zoverre van de vorige dat ik deze keer toch met een klein beetje schrik vertrek. Door het terrein waarop ik me begeef met zen enorme afstanden en het beperkte budget ben ik genoodzaakt te kamperen, meestal wild kamperen. Dit wil zeggen de tent ergens verdoken opstellen, niet zichtbaar vanaf de weg. In bear country moet je je wel aan enkele regeltjes houden.
“Schoon kamp” houden is de voornaamste. Niets laten rondslingeren en in een driehoekje werken. Tent opzetten, 100 m verderop koken en eten en de derde hoek voor de sanitaire zaken. Het is zaak niets in of om de tent te houden wat beren kan aantrekken.
Alle voedingswaren, kookpotten, kleren waarin je eten bereid en gegeten hebt (de geur !), tandpasta, etc ver genoeg van de tent in een boom hangen, zo’n vier meter van de grond, en weg van de stam. Dit zal elke dag wat tijd en organisatie kosten, en het is natuurlijk van belang hierin niet nonchalant te worden.
Overigens vormen beren niet het grootste gevaar. Jaarlijks vallen er meer doden bij aanvallen van de grote Amerikaanse Eland, die agressiever zou zijn dan z’n noord Europese soortgenoot. Zowel bij de beren als de elanden is het belangrijk om niet tussen de moeder en de kleintjes in te komen, daar worden ze behoorlijk nerveus van.
Dat hoeft allemaal niet te gebeuren natuurlijk en het wordt vooral genieten van de indrukwekkende natuur in dit sub-arctische gebied, de uitgestorven wegen, de rust en hopelijk ook enkele ontmoetingen, van op een afstandje, met beren, elanden, kariboes, enz …
Vrijdag 09 juni 2006:
De vermoeiendste dag zit er weeral op.
Een kleine 30 uur kost het je om in Anchorage te raken.
Om 05u40 reden we richting Schiphol van waaruit je op 8 uur tijd de 4.200 mijl naar Chicago overbrugt.
Mijn eerste blik op het Noord-Amerikaanse continent was er eentje op het oosten van Canada. Vlak over Goose Bay vlogen we zuidwestwaarts richting het enorme Lake Michigan en landden op O’Hare – Chicago. Ondanks dat we bijna een half uur te laat vertrokken, kwamen we toch bijna een uur te vroeg aan. Mooi meegenomen want ik had eigenlijk maar een uur en vijfenveertig minuten tussen de twee vluchten en je ondergaat de hele douane en immigratie rompslomp op het eerste punt waar je de Usa binnenkomt. Dat betekent dus je bagage afhalen, vingerafdrukken nemen, verklaren wat je komt doen (weeh, with a bike to Alaska ma-an, there aint no roads …), de beschadigde fietsdoos zo goed en zo kwaad als ‘t kan met tape herstellen, de bagage opnieuw inchecken, van terminal 5 naar nr 1 gaan met de trein en nog rap de goals van de Mannschaft tegen Costa Rica meepikken op een groot scherm.
Van Chicago naar Anchorage (dikke 6 uur vliegen) kon ik weer een window-exit seat bemachtigen dus lekker veel beenruimte.
De vlucht over de Canadese Rocky Mountains is machtig, nog veel sneeuw erop, rivieren, meren en hoe verder westwaarts je vliegt, hoe witter het werd. In Anchorage is het bij aankomst om 18u30 (nog steeds vrijdag, het is hier 10 uur vroeger als in België) toch nog zo’n 14 graden.
Buiten wat lakschade denk ik dat alles goed is aangekomen dus we klagen niet.
26th Street Hostel wordt uitgebaat door een voetbalgekke Argentijn met Italiaanse en Spaanse roots die met z’n fietsje vanuit Buenos Aires naar hier gereden is 2 jaar geleden. Tof plaatsje.
Zaterdag 10 juni 2006:
Deze ochtend Argentinië – Ivoorkust gekeken. Met de satelliet kunnen we hier een Spaanssprekend kanaal uit Florida ontvangen. Prachtige commentaar natuurlijk “gol gol gol gol gol gol gol gol gol” Hier eindigt waarschijnlijk mijn wereldbeker, hoewel ik misschien morgenvroeg nog een matchke meepik. Na ‘t voetbal inkopen voor de komende dagen gaan doen en djee, tis hier toch nog duurder als ik vreesde …. Naast het nodige eten ook white fuel voor de brander gekocht, berenspray (47 Usd) en een berenbel (meer een toeristisch ding dan een noodzaak denk ik).
Zondag 11 juni – dinsdag 13 juni 2006:
Om vier uur ben ik opgestaan. Klotesnurkers. ‘t Is niet echt een ramp want om vijf uur begint de WK-wedstrijd met Nederland die ik dan nog snel kan meepikken. Later op de voormiddag ga ik nog snel naar de supermarket om wat fruit en groeten. Alles is “big” hier in Amerika, ook de tomaten; zeker dubbel zo groot als bij ons. De prijs ook.
Rond 14u spring ik eindelijk op een overbeladen fiets. De met sneeuw bedekte bergtoppen juist buiten de stad zien er best indrukwekkend uit. Na een kilometer of vijf ben ik Anchorage al uit. Het is geen aangename weg, die Glenn Highway, veel te druk en je moet op de pechstrook fietsen. Ik had eens ergens gelezen dat er links van de rijrichting een fietspad zou zijn en dat duikt inderdaad plots op. Snel de highway oversteken en aangenamer fietsen. Kilometers lang rij ik naast een militair domein, ik passeer “Fort Richardson” waar “America’s Arctic Warriors’ gekazerneerd zijn. Ook heel veel water onderweg. Eagle River, Fire Lake, Peters Creek, etc ..
Af en toe maak ik zijsprongetjes naar de “old Glenn Highway”. Ik wilde graag kamperen bij Mirror Lake maar zat op een weg die geen public access verleende.
Ik vraag het aan een man die samen met zijn zoon en een pintje de hond aan ‘t uitlaten is. Hij stelt me voor de tent bij hem in de voortuin op te zetten. Nice, let’s do that.
De man noemt Boone, “hey man, almost same as Koen”, zegt hij. We drinken eerst een pintje bij hem thuis. Hij heeft in de garage een grote koelkast met enkel een groot vat bier erin dat is aangesloten op een tap aan de zijkant.
“Wauw, jij bent goed uitgerust” vertel ik hem. “Hell yeah, I like my beer”. Hij stelt voor om iets te eten te maken terwijl ik douche. We drinken nog iets, kijken een dvd-the (Master & Commander) en hij vindt het beter dat ik toch maar op de slaapbank slaap i.p.v. buiten in de tent. Oke voor mij.
Hij vertelt dat hij getrouwd was met een Puerto Ricaanse maar blij was dat hij nu gescheiden was. Ze was veel te vet geworden ….
We moeten wel vroeg op zegt ie, om 4u30 want hij moet een uurtje later in Anchorage zijn. Ik word wakker, maar hij blijkbaar niet. Pas rond 7 uur hoor ik wat gestommel, hij had zich overslapen, en ik stond niet zo vroeg op straat haha.
Boone geeft me nog twee ‘survival packs’ mee van het Amerikaanse leger. Met zo een maaltijd zou ik een week verder moeten kunnen zegt ie. Verder nog power bars, noten, twee ajuinen, een salami, groentesap en een colaatje.
Ik rij richting Mirror lake, opnieuw over de Highway. Hier stel ik de versnellingen opnieuw af want ik geraak vooraan niet op het kleinste blad en achteraan niet op de twee kleinste. Een Athabascische vrouw (originele inwoners van Alaska) stopt met haar auto en we doen een praatje. Haar dochter zit zwaar aan de drank en ze vreest dat ze niet lang meer te leven heeft. Blijkt groot problem te zijn hier, alcoholisme. Ze geeft me nog een grote glazen pot vol zonnebloempitten voor onderweg (zwaar !). Nu heb ik toch echt wel genoeg eten bij me.
De weg is niet echt aantrekkelijk tot men volgende overnachtingsplaats ‘Houston’.
Hier overnacht ik op de camping. De enige andere kampeerders, twee meisjes uit Wasilla raden me aan de 10 Usd fee niet te betalen. Men tassen met eten verstop ik op een hoog muurtje in de toiletten, weg bij de tent i.v.m. de beren.
Van Houston tot Willow heb je nog een mooi fietspad, maar daarna fiets je over een heel smalle strook langst de Highway.
Ik heb zoveel verhaaltjes over deze weg, de Parks Highway gelezen. Waarom vertelde nooit iemand dat ie zo druk is en niet echt goed om te fietsen ? Ik fiets in tegenovergestelde richting om toch een beetje te kunnen zien wat er aankomt. Heel veel trucks, met twee opleggers, veel Rv’s (reuzegrote mobil homes).
Na de afslag voor Talkeetna wordt de strook gelukkig terug breeder.
Het is me opgevallen dat na 16u30 er bijna geen verkeer meer is.
Het is dag en nacht licht hier, dus misschien kan je maar beter dan fietsen ?
Ik zet men tentje op in Trapper’s Creek bij de Trapper,s Creek Trading Lodge. Dat biedt vele voordelen t.o.v. de camping. De camping kost 20 Usd en heeft geen douches en geen grasveldje. Hier mag ik gratis staan (niet onbelangrijk met mijn beperkte budgetje) en in de Trading Post kan je voor 3 Usd een lekkere warme douche nemen. En dat is het enige wat ik nodig heb. De zakken met eten mag ik binnen zetten; kwestie van de beren opnieuw op afstand te houden. Ik heb er nog geen gezien in het echt. Wel zag ik vandaag drie Moose, hele grote rendieren langs de kant van de weg.
De temperatuur ging er ook op vooruit. Mijn eerste dagen in Alaska was het steeds rond de 14 graden en regende het. The first rain this year zeiden ze allemaal. T’ Moet mij weer overkomen …. Vandaag echter werd het tot 27 graden.
Ik had ook een eerste zicht op Mount McKinley.
Immens !!!
14/06/2006
Vandaag beging Alaska een beetje op Alaska te gelijken.
Een rustige weg, besneeuwde bergen en de eerste uitzichten op Mt McKinley, Denali voor de oorspronkelijke bewoners.
Ik zie ook men eerste beer vandaag, een zwarte beer. Terwijl ik fiets blaas ik regelmatig eens op men fluit. Zingen mag ook, zolang je maar lawaai maakt en de beer weet dat je eraan komt. Nu mag ik dan een uitstekend zanger zijn, dat wil nog niet zeggen dat ik graag zing. Daarom blaas ik dus regelmatig eens op dat fluitje. Op een paar meter van me, in de berm sprong een beer op en zette het op een lopen. Hopelijk doen de grizzly’s dat ook.
Je herkent de beren trouwens niet aan hun kleur maar aan hoe ze eruit zien.
Een zwarte beer kan zowel bruin als zwart zijn, terwijl een grizzly blond, bruin of ook zwart kan zijn.
Aan het Southern View Point voor de Mt Mckinley was men aan het filmen. Ze vonden het toch wel bijzonder dat iemand hier op zen fietsje aankwam en filmden mij ook en deden klein interviewtje. Wie weet zie je me nog op Discovery Channel of Animal Planet haha.
15/06/2006
Ik overnachtte aan het Northern View Point van de Mount Mckinley en deze ochtend liet ie zich in al z’n pracht en praal bewonderen. Zoals alle grootse bergen doet Denali dat vooral in de vroege ochtend of late avond. Niet dat dat veel verschil maakt hier, het is hier nog niet donker geweest sinds ik in Alaska aangekomen ben.
Het weerbericht luidt hier “deze voormiddag en namiddag bewolkt met af en toe regen, vanavond voornamelijk zonnig”. Het landschap waar ik nu doorheen rij is echt mooi; de temperatuur klimt tot 26 graden (het koelt ‘s nachts in de tent wel af tot enkele graden boven het vriespunt). Enkel de wind zit wat tegen.
Ik haal met moeite 12 km/u op vlakke stukken. Alle vingers zitten weer vol kloven. Waar komt dat toch vandaan ? Had dat ook in Zuidoost Azië, dus het klimaat kan het niet zijn. Misschien bloedcirculatie die verminderd door het fietsen ?
Vanaf Trapper’s Creek ben ik nog niets tegengekomen waar ik eten of drinken kan kopen en ik geraak stilaan door men voorraadje drinkwater heen. Laat ons die filter dus maar eens uittesten in een lokaal riviertje (noodzakelijk want bilharzia hier).
De filter rolt af men fietstas en er zit een barst is bovenaan. Wanneer ik wil filteren spuit het er langst de zijkant uit.
Een filter van dik 200 euro, van zo een valletje kapot ….
een serieuze domper is dit, want ik heb dat ding nodig.
Op een parking krijg ik van een vriendelijke Amerikaan enkele liter water.
16-18/06/2006
Met een heerlijke rugwind en een gangetje richting Denali National Park (zou ongeveer 10 keer zo groot zijn als België, moet ik eens nachecken). Nu bevind ik mij in het hartje van Alaska en de Alaska Range. Ik rij over Broad Pass, met 715 meter de laagste pas over de Continental Divide. Ik blijf 2 dagen in het Nationale Park. Voor een kaar hang ik de toerist uit en laat de fiets aan de kant staan. Met de bus ga ik helemaal tot aan Wonder Lake. De muggen waren steeds al een pest, maar hier aan Wonder Lake heb je een hoofdnet nodig en moet je al de rest bedekken. Je ziet amper voor je ogen, zoveel zijn het er . Op het einde van de dag tel ik 46 muggenbeten op armen en benen. Vanuit de bus zagen we 5 grizzly’s, caribou, dall sheep en enkele moose.
De buschauffeur / gids vertelt dat hier 2 weken geleden nog sneeuw lag. Temperaturen kunnen hier schommelen tussen -45 en 35 graden zijn.
De volgende ochtend hoor ik iets rond men tent, maar schenk er niet veel aandacht aan.
Plots roept een stem “anybody in that green tent ?” En nogmaals “Anybody in that green tent ?”
Ik dacht “hee, ik heb een groene tent”, dus dat zal ik wel zijn dus “Yep, I am here”
“Stay right in there. There is a moose and 2 cubs trying to eat your bike” (figuurlijk natuurlijk, hij bedoelde het groen van de bomen rond de fiets).
Oke, ik hou me wel stil.
Een paar minuten later roept ie ” Get right out of that tent right now!”
Ik vraag “isn’t it safer to stay in for a while ?”
“Get the hell out of that tent now!”
Okido.
De park ranger stond een 5-tal meter verderop.
Wanneer mama moose me zag kwam ze op ons beiden afgerend.
We sprongen snel achter een boom en ze ging terug naar haar twee kleintjes.
(Zie je wel dat ik veel beter gewoon in m’n tentje was gebleven).
Ik maak nog een paar foto’s van haar als ze een beetje verder weg was.
Later op de dag ga ik in men eentje naar de top van Mount Healy en naar de sledehonden kijken.
19/06/2006
Vandaag gaat het richting Nenana. Het weer is ronduit schiterend, rond de 20 graden en een stevige rugwind.
Halverwege kom ik vier Italianen tegen die zuidwaarts rijden. We praten een tijdje in een mix van Duits, Engels en Italiaans. Ik geloof dat ik mijn good fortune aan hen heb doorgegeven want, heel bizar, plots blaast de wind pal vanop de kop.
Het belangrijkste feit van de dag echter: 19/06/2006 om 16u10 heb ik men eerste lekke band.
De laatste moet zo een 25 jaar geleden geweest zijn.
Toen brachten we de fiets naar Chareltje die hem voor 20 frank weer in orde bracht.
Nu heb ik gelukkig verleden jaar in Nieuw-Zeeland een keer de voor- en achterband van plaats gewisseld dus met een grenzeloos zelfvertrouwen begin ik aan deze klus.
En dat vertrouwen beschaam ik niet. In no time steekt er een andere binnenband in.
‘s Avonds moest de band nog wel geplakt worden waarvoor ik toch maar de handleiding raadpleegde die in dat groen dooske zit. Ook dit werd wederom een groot succes.
De laatste 30 km voor Nenana rij ik door het gebied dat de laatste weken geteisterd werd door bosbranden.
Nenana ligt aan de samenvloeiing van de Nenana en Tanana rivier.
20/06/2006
Een mooi ritje van Nenana naar Fairbanks. Vrij veel klimmen, mooi weer, veel rook in de verte van de bosbranden. De laatste miles voor Fairbanks moet de fiets achterop een pickup truck en moet ik met de ‘pilot’ meerijden wegens werken aan de weg. Spijtig, was juist een mooie afdaling.
Op de camping vervang ik de achterband want in deze zit een serieuze, onverklaarbare wobbel wat de stabiliteit niet echt ten goede komt. Eens boven de 32 km/u slingert de fiets als gek.
21/06/2006
Ik wil nog graag even men mail checken in de bibliotheek in Fairbanks. Blijkbaar is internet thuis hier nog niet echt de gewoonte want er zit veel volk voor me te wachten. Pas om 11u30 komt er een pc vrij die ik 25 min mag gebruiken.
Een late start dus. Ik blijk iets verkeerd met de remblokken gedaan te hebben gisteren want bij het minste dat ik de achterrem aanraak maken ze een hels lawaai. Ik besluit er vanavond wel eens naar te kijken en door te rijden voor het veel te laat wordt. Met enkel de voorrem zal het ook wel lukken, ik verwacht niet teveel klimmetjes en afdalingen vandaag.
Ik rij de Richardson Highway op richting North Pole waar voor de Amerikanen Santa Clause leeft. Ik neem een kijkje bij Santa Clause House. Bij het verlaten van North Pole staat de thermometer nog op 23 graden maar dan, op 20 minuten tijd zakt hij naar 10 graden en begint het hevig te regenen en waaien.
Ik zwoeg verder , rij voorbij Eielson Air Force Base (verboden te stoppen en fotograferen). Heel wat activiteit hier. Vliegtuigen vliegen continu af en aan.
Kilometers verderop, ik reed een beetje met het verstand op nul, neuriede voor de zoveelste keer “it’s raining again” waneer ik op de fiets zit, zie ik plots een joekel van een beest aan de overkant van de baan schuin voor me in de berm zitten.
Een grizzly, een blonde.
Ik stop en maak de kapitale fout ook de achterrem te gebruiken.
Een hels lawaai waardoor de beer zich een ongeluk schrikt.
Met een paar sprongen in mijn richting stond ie zo op de baan, minder dan 10 meter voor me en recht zich op op zen achterpoten.
Djee, wat een immens beest, pakken groter dan ik, wat een klauwen, wat een stank ook …
Ik had het al honderd keer gelezen wat je moet doen in een geval als dit, maar je zit er niet op te wachten.
“Stand your ground (niet weglopen, want dat doet de gebruikelijke prooi van de beer en dan komt ie achter je aan), make yourself big, wave your hands above your head and speak to the bear in a deep, calm voice. If he charges you, stand your ground” (het is waarschijnlijk maar een schijnaanval). Indien hij toch aanvalt, ga in een bolletje liggen, armen in je nek en blijft hij aanvallen “fight back vigourously”.
Tijd om van men fiets te springen heb ik niet, dus zo goed en kwaad als ik kan zwaai ik eens met men armen, die zware fiets tussen men benen gekneld en vertel ‘m dat ik enkel voorbij wil fietsen en hij gerust verder mag gaan grazen. Ik vroeg me af of dat rode jasje dat voor hem staat te zwaaien hem niet nog gekker zou maken. Gelukkig had ik per uitzondering men helmpje op (dan blijft men kap met dit regenweer beter zitten).
De beer bleef even staan en zakt terug op z’n vier poten.
Mein Gott wat ging mijn hart tekeer, ik vrees dat ik het hier elk moment ga begeven. Minstens 300 slagen per minuut denk ik.
Hij / zij bleef zo staan kijken, schudde wat met zen hoofd en lijkt ook te twijfelen.
Wat zou ik graag gaan lopen nu, maar zo een beest haalt 45 km/u.
Dan kwam er een truck van achter mij.
De beer kijkt nog een keer naar me en gaat terug de bosjes in en ik rij snel door (nu ja, met de beste wil van de wereld, meer dan 20 km/u ging niet met die wind) en kijk constant achterom.
Wanneer ik veel later die dag men tentje opzet trillen men handen nog.
Nooit, nooit heb ik zo een schrik gehad.
Later dacht ik aan die bearspray die ik bij hem. Heb je weinig aan las je er op het moment zelf niet aan denkt natuurlijk.
Misschien beter zo, ze moeten blijkbaar al heel dicht zijn voor je het zou kunnen gebruiken, en het kan ze ook agressiever maken.
22/06/2006
Het heeft de hele dag geregend.
Om 5 uur breek ik de tent af en ga al op weg.
Ik heb geen oog dicht gedaan.
Hoorde de hele tijd wel iets rond de tent.
Het eten had ik nog verder dan normaal van de tent verstopt.
Het wordt een hele zware dag; eerst regent het, daarna stortregent het.
De jas en regenbroek doen feilloos waar ze voor gemaakt zijn, me droog houden. De handschoenen en overschoernen geven er na een uurtje al de brui aan, dus zit ik quasi de hele dag met natte en koude handen en voeten.
De hele dag blijft het voorval van gisteren door men hoofd spoken en nu blaas ik wel constant op dat fluitje, zodat al het wildlife weet dat ik eraan kom.
Ik rij vaak langs de Tanana rivier die hier enorm breed is en me doet denken aan de Mekong rivier op sommige plaatsen (hoewel de Mekong veeeeel imposanter is natuurlijk). Dit is het gebied van de goudzoekers eind negentiende eeuw.
Ik rij ook langs de Alaska pipeline die vanuit het hoge Noorden olie uit Prudoe Bay naar de havenstad Valdez in Zuid Alaska brengt.
Verkleumd, met kletsnatte voeten en gezwollen handen (krijg de handschoenen niet uit) arriveer ik in Delta Junction. Ik boek gelijk twee nachten op de camping. Men spullen geraken nooit droog tegen morgenvroeg en ik moet even verwerken wat er de laatste dagen gebeurde. De douche die ik neem staat in de top 3 van de zaligste douches aller tijden. Later op de avond praat ik met een man die hier al twintig jaar woont. Hij zegt dat hij het in al die tijd nooit zo heeft weten regen als vandaag.
‘s Avonds rij ik met de madam van de camping naar de winkel (moet ik niet door de regen met de fiets).
Zij zegt “it’s the moose you have to be scared of”.
Twee jaar geleden zou er nog een man gedood zijn door een moose hier. Die heeft de vent zen schedel gewoon in twee gebroken. Enkele kinderen zouden het beest eerst wel getreiterd hebben. Is die vent vet mee natuurlijk.
Ze vertelde dat verleden week ook nog moose op de camping was maar geen problemen veroorzaakte.
23/06/2006
Opnieuw heel onrustig geslapen. Het eten had ik veilig in het laundry huisje gezet.
Het heeft de hele nacht verder geregend.
Toch is er geen water.
Door de overvloedige regen zou verderop de waterleiding naar boven zijn gekomen en gebroken.
Ik hoor dat de Richardson Highway tussen Paxon en Delta Junction is afgesloten wegens de overvloedige regen en de highway naar Denali National Park gesloten is wegens sneeuwval.
Hoe het richting Canada is weten ze niet, ik denk oké want ik sprak een koppel dat vanuit het plaatsje Tok nar hier gereden was deze voormiddag.
De kloven aan men vingers doen pijn. Ik kan nog amper men schoenen dicht doen.
Tsjonge jonge, wat een miserie.
Hopelijk keert het tij snel, schijnt het zonnetje weer, en heb ik niet teveel pech de komende dagen.
Gelukkig zijn al men spullen droog, behalve men schoenen, dat zal nog wel even duren vrees ik.
24/06/06 – 27/06/06
De volgende ochtend ontwaak ik zowaar met een waterzonnetje en een licht briesje. Ik zet de doorweekte schoenen buiten om wat te drogen en ga ondertussen naar de bib.
Tegen de middag is alles droog. Wanneer ik nog vlug wat lucht wil bijpompen in de achterband breekt de chupap af. Ahgggrr…. De lucht blijft erin, dus riskeer ik het om zo te vertrekken. Na 20 km blijkt er toch teveel druk op de ketel te zitten, pffieuw … plat.
Damn, andere binnenband erin. Nu heb ik geen reserve meer dus als ik nu lek rij moet ik repareren langs de kant van de weg. De eerst volgende fietsenwinkel zal ik pas tegenkomen in Whitehorse, een kleine 1.000 km verderop.
Ik rij nu op de Alaska Highway, een van de beroemdste highways ter wereld. Deze is in 1942 aangelegd in een recordtijd van acht maanden en twaalf dagen uit vrees voor een Japanse inval in Alaska. De Amerikanen wilden een verbindingsweg tussen de “Lower 48” en hun meest noordelijke staat. Daartoe dienden ze een verbinding te maken tussen het Canadese Dawson Creek en het 2.188 km verderop gelegen Delta Junction. De eerste 80 km die ik rij zit er niet één bocht in de weg. Verkeer is er nauwelijks.
Al gauw word ik getrakteerd op een nieuw regenbuitje. ‘t Lag in de lijn der verwachtingen natuurlijk. De zon laat zich echter ook nog zien, dus blijf ik nog vrij laat doorrijden.
In tegenstelling tot wat het visitor center me vertelde is er aan Dot Lake geen winkel meer. Het postkantoor wordt echter uitgebaat door een stel vriendelijke mensen uit New-Mexico en die laten me kamperen op het grasveldje achteraan.
‘s Ochtends geven ze me nog een pak Burrito’s mee voor onderweg, “dat vult goed”.
Ik rij verder richting Tok, waar de Alaska en de Glenn Highway samenkomen. Dit is de eerste mooie rit in dagen, met uitzicht op de zuidelijker gelegen Alaska Range.
In Tok (betekent “peaceful crossing” in de taal van de Athabasken) kom ik een Koreaan op de fiets tegen. We delen een campingplaats en besluiten de dag erop samen verder te rijden.
‘s Avonds eten we die twee porties eten van ‘t Amerikaanse leger op die ik enkele weken geleden van Boone kreeg. Het verbaast me niks dat de Amerikanen nooit kunnen winnen als ze ergens gaan vechten, amai, als ze ‘t daarmee moeten stellen. Ze zouden beter wat meer Nutella eten.
Men Koreaanse collega Woong (spreek uit Ung) lijkt me niet echt goed voorbereid. Hij heeft een te kleine fiets, slaapt in een bivakzak die niet waterdicht is en conditioneel gaat het hem ook niet echt goed af heb ik de indruk. Hij heeft nog meer schrik van de beren dan ik maar is zo slordig met eten, tandpasta en shampoo. Overal slingert het rond. Dit stelt me niet echt gerust, ik moet hem constant in de gaten houden en zorgen dat hij alles opbergt.
We overnachten in het plaatsje Northway, achter de locale Naabia Niign shop. Ik vraag het meisje achter de toonbank wat dat betekent. Ze moet een van de ouderen contacteren want zelf spreekt ze de taal van de Athabasken niet meer. “People by the river” zo blijkt. Indien het weer morgen wat mee zit kunnen we Canada halen en Alaska achter ons laten. Ik lees hier nog dat er in Alaska ongeveer 5.000 gletsjers zijn, 57 actieve vulkanen en dat de staat 53.300 km kustlijn heeft.
Er zijn slechts twee wegen die Alaska en Canada met elkaar verbinden. De Alaska Highway die het hele jaar rond opengehouden wordt en en de noordelijker gelegen Top of The World Highway (gravelweg), enkel open in de zomer.
De Yukon provincie die ik inrijdt, Canada’s True North zoals ze het zelf noemen is x-aantal keren groter dan België, maar heeft slecht 33.000 inwoners. 23.000 daarvan wonen in de provinciehoofdplaats Whitehorse. Veel volk kom je hier dus niet tegen. De provincie bestaat uit uitgestrekte toendra landschappen en Arctische gebieden in het noorden. Slechts een handvol blanken leeft hier. Het overgrote deel van de bevolking zijn oerbewoners, Indianen en Inuit, afkomstig uit Noord-Azië. Zij zijn over de Beringstraat het land binnengekomen.
De grens tussen Alaska en Canada ligt op de 141ste lengtemerediaan.
Het regent en het regent de dag dat we tot aan de grens willen rijden. Desondanks neem ik toch een zevental liter water mee in de waterzak. Tot diep in de namiddag verandert het weer niet. Ook men pinken, de laatste vingers die er nog een beetje deftig uitzagen moeten er nu aan geloven. Ik lijk wel handen te hebben van iemand die al een half jaar dood en begraven is.
Wanneer we Alaska uitrijden (heb er 1.158 km gefietst) moeten we niets doen bij de Amerikaanse douane. Toch stop ik er even om te vragen of ik men tentje niet mag opzetten op dat mooie gazonnetje voor de deur. Nope.
‘k Heb dan maar eens van hun sanitaire faciliteiten gebruik gemaakt.
Wat kan ik zeggen van de Amerikanen na hun meest noordelijke staat doorkruist te hebben:
Het is eerst en vooral excellent fietsen hier. Nergens in de wereld geven ze je meer ruimte . Auto’s, trucks, ze wijken volledig naar de andere kant van de baan uit. De Rv’s (Recreational Vehicles) zijn geen mobilhomes zoals wij ze in Europa kennen. Ze zijn zonder overdrijven even groot als de lijnbussen van bij ons. Daarachter trekken ze dan nog hun auto (ofwel Jeep ofwel pick-up truck) mee. Daar staat dan meestal nog een quat bovenop. Vaak zeulen ze er ook nog een serieuze boot achteraan. Echte roadtrains dus. Ook zij geven je alle ruimte en vertragen wanneer ze je voorbijrijden. Het enige gevaar komt van de kleinere mobilhomes van de firma 1-800 4 rent. Zij zijn voornamelijk actief op de Europese markt, en het is opmerkelijk hoe dit de enige wagens zijn die vlak langs je scheuren.
De Amerikanen en Canadezen zijn uitermate vriendelijk en geïnteresseerd in wat je doet.
En ze zijn bang.
Bang van de wereld waar ze zooo weinig vanaf weten. Het is nog erger als verwacht. Sla de krant open, zet de tv op, en het is enkel een bekrompen Republikeinse kijk op de wereld, met als enige doel mensen bang te maken.
Noord-Korea is momenteel “hot”. Korea wil een raket lanceren maar wij gaan ze tegenhouden. Precies of Korea gaat die raket op Amerika richten. Als ze al tot hier geraken, moeten ze toch ook tot in The Capital of the World geraken, en zijn jullie bang in Antwerpen ?
Politiek is dus een te mijden onderwerp.
Godsdienst…… Fanatici zijn het. Stap een boekenwinkel binnen en meer dan de helft van wat er verkocht wordt heeft met Christendom, Catholisisme of wat voor strekking dan ook te maken. Het is opmerkelijk hoe elk klein dorpje zoveel verschillende kerken heeft. Baptisme, Lutheranisme, Catholisme, Protestanten, iets van de zevende weet ik veel wat …. Ze verkopen hier zelfs een boek “Bush and God” …. Tsja …
Achterop hun auto heeft de meerderheid een gele sticker “pray for our troops”. Andere leuke slogan op de auto “How can there be to many Children ? That’s like saying there are too many flowers”, of stickers hoe een van hun kinderen een onderscheiding in school gekregen heeft….
De gemiddelde Amerikaan woont niet mooier dan laat ons zeggen de gemiddelde Thai. Hun huis bestaat uit een paar bij mekaar getimmerde planken met daarop een dak van golfplaten. Rondom het huis een boel rommel. Allemaal hebben ze een aantal autowrakken voor de deur waar ze blijkbaar geen afscheid van kunnen nemen, dan nog een verroeste wasmachine, een werkbank op drie poten, een kapotte emmer, enz, enz …
Maar nogmaals, schitterend fietsen en uiterst vriendelijke mensen.