Bali, Lombok, Sumbawa and visit to Kanawa island and Yogyakarta.
Ik plande niet om naar Indonesië te komen, maar om even uit het regenseizoen te zijn van het noordelijk halfrond, staat het nu dus toch op het programma.
Indonesië is groot natuurlijk, sommigen noemen het wel eens een continent op zich. Geen enkel land ter wereld heeft zo een grote verscheidenheid aan zowel flora als fauna (naar ‘t schijnt he) en het is tevens het grootste moslimland ter wereld (ca. 80 % van de inwoners). Indonesië heeft 231.500.000 inwoners en is daarmee het vierde bevolkingsrijkste land ter wereld na China, India en USA. De vraag stelt zich dan van waar te gaan fietsen. Het Indonesische deel van Bornee, Kalimantan, sprak me wel aan, maar daar zijn bijna geen wegen. Ideaal voor jungletrekkings, dat wel.
Sumatra ligt voor een groot deel aan de verkeerde kant van de evenaar. Java is interessant met de tempels van Borobudur, Yogyakarta, Mount Bromo, etc maar met een bevolking van 128 miljoen inwoners en een bevolkingsdichtheid twee maal zo hoog als die van Japan is dit ook geen fietsparadijs.
Papua, het vroegere Irian Jaya en Maluku (de Molukken) zijn te moeilijk te bereiken vanuit Bangkok.
Sulawesi ? Ja, ik weet niet waarom niet. Ik ga gewoon eerst naar Bali en daarna ook naar het zuid-oostelijker gelegen Lombok in wat ook wel eens de gordel van smaragd genoemd wordt.
Indonesie werd 350 jaar lang geregeerd door de Nederlanders voor het in 1945 onafhankelijk werd (hoewel het nog 4 jaar duurde voor de Nederlanders dit erkenden).
27 maart 1968: Soeharto wordt “verkozen” tot president.
1975: Indonesie valt Oost-Timor binnen.
21 mei 1998: Na de rellen van negen dagen eerder waarbij enkele studenten doodgeschoten worden treed Soeharto af na 32 jaar aan de macht geweest te zijn.
30 augustus 1999: In een referendum verklaren 78,5 % van de Oost-Timorezen dat ze onafhankelijk willen zijn, ondanks de intimidaties van de aanwezige Indonesische milities in de straten. Met de steun van het Indonesische leger doden de rebellen meer dan 2000 ongewapende burgers en wordt 80 % van de infrastructuur van het land vernield. Na drie weken arriveert een vredesmacht. 50 a 65 % van de bevolking is werkloos en het gemiddelde daginkomen bedraagt 0,55 usd.
20 mei 2002: Oost-Timor wordt officieel onafhankelijk.
12 oktober 2002: Twee bommen ontploffen in de badplaats Kuta op Bali en de daarbij gepaard gaande vuurzee doodt meer dan 200 mensen en nog eens meer dan 300 worden gewond. De slachtoffers komen uit 23 verschillende landen.
20 september 2004: De eerste rechtstreekse presidentsverkiezingen ooit zullen gehouden worden.
Gaat dit zonder bloedvergieten gebeuren ?
We zullen zien. Bij mijn aankomst op Bali las ik in de Jakarta Post dat de generaals die de orders tot schieten gegeven hadden in Oost-Timor juist vrijgesproken waren van alle beschuldigingen en wordt de inzet van de verkiezingen enkel groter.
Kan er eindelijk komaf gemaakt worden met de invloed van het leger op de politiek- en het rechtssysteem, of zal datzelfde leger dit niet toestaan ?
We zullen het met eigen ogen kunnen zien. De spanning stijgt hier naarmate de verkiezingen naderen.
Bali
De hoofdstad van Bali is Denpasar. Op Bali leven 3,1 milj mensen op een oppervlakte van 5632 km2 (eiland = +/- 140 x 80 km) Bali ligt op 8 graden zuiderbreedte en betalen doe je, zoals in heel Indonesië met Roepiah (11.000 r = 1 Euro). Wat ik niet wist is dat er hier ook links gereden wordt. Bali heeft een unieke vorm van Hinduisme dat beïnvloed werd door het Boeddhisme en animisme en een zeer relaxte invloed maakt op mij. De meeste vrouwen lopen nog traditioneel gekleed en er wordt geofferd op elk uur van de dag op alle mogelijke plaatsen.
Woensdag 11/08/04:
——————
Rond de middag ben ik reeds met de taxi naar de luchthaven gegaan. Dat viel eigenlijk nog niet mee, de bagage, de fiets + die grote doos in een auto krijgen. En het was dan nog een vrij kleine doos, want zowel het voor- als het achterwiel, het zadel en de voorste drager moesten gedemonteerd worden voordat alles erin paste. Iets na 14 u kon ik inchecken (Om 17u20 stijg ik op met Garuda Airlines, de Indonesische luchtvaartmaatschappij).
Natuurlijk niet zonder de nodige problemen. Mijn ticket leek wel een geldig ticket te zijn, maar ik stond in geen enkel van hun bestanden geboekt.
Voor de vlucht Bangkok – Jakarta kon dat nog gearrangeerd worden, die zat niet vol, maar Jakarta – Denpasar wel. Geen probleem zeg ik, dan vlieg ik wel tot Jakarta, en zien we daar wel. Dat bleek niet te kunnen, want op een of andere manier mocht ik in Jakarta niet de luchthaven (of transitzone) verlaten, en aangezien ze me niet tot Denpasar konden boeken, moest ik wel uit de transitzone (+ dat mijn visum reeds op 11/08 geldig wordt gemaakt ipv op 12/08). Goed, wat “verantwoordelijken” erbij en na veel vijven en zessen kon ik al tot Jakarta vliegen. Toen ik het reisburootje belde waar ik de tickets geboekt had om ze te bedanken ging ze het nakijken maar ach … ze had geen verbinding met Garuda …
Tsja, dan is het moeilijk tickets te boeken natuurlijk. Met 40 minuutjes vertraging stegen we op, en om 21 u was ik in Jakarta. Normaal zou ik om 05u50 doorvliegen naar Denpasar. Ik vond nog een heel behulpzame madam van Garuda, en die kon nog iets fixen, en ik zou de vlucht van een uurtje later, 06u50, kunnen nemen.
Donderdag 12/08/04:
——————–
Doordat ik maar geboekt was tot Jakarta zat ik dus terug met alle bagage bij me, en kon ik de luchthaven niet verlaten. Een lange nacht op een luchthaven die eigenlijk weinig voorstelt voor zo een grote stad. Iets na 4 uur opende de Garuda desk en heb ik uiteindelijk nog kunnen arrangeren dat ik toch op de vlucht van 05u50 zat. Die vertrok met slechts een half uurtje vertraging, en tegen 9 uur (in Denpasar / Bali is het 1 uur later als in Bangkok en Jakarta, 6 uur later als in België dus) stond ik in Bali. Eigenlijk toch volledig volgens plan, maar kzal toch nog eens binnenspringen in dat reisburooke als ik terug in Bangkok ben. De fiets terug in elkaar gezet (zonder schade gearriveerd) en met de doos onder mijn arm naar het iets verder gelegen Kuta gefietst.
Kuta is het “Blankenberge” van Bali en het dichst bij de luchthaven gelegen (en dus makkelijk bereikbaar voor de meeste toeristen). Het zit hier voornamelijk vol van die Australische surfjanetten. Ik ben dat eens in ‘t oog gaan houden, en zonder overdrijven, minstens 90% van die gasten kan nog geen 3 seconden op z’n plank blijven staan. Blijkbaar is dat niet zo heel belangrijk, en gaat het er vooral om met die plank onder hun arm en met heel veel show door de straatjes te lopen.
tsja …….. Echte mannen, …. die gaan WINDsurfen, maken snelheid, overwinnen die golven, springen erover ipv van er een beetje op te drijven zoals die showgastjes hier.
Maar windsurfers … die zie je hier niet. Ik heb een kamer geboekt in Ronta-Guesthouse, maar die bevalt me niet. ‘s Middags heb ik al een mooier plaatsje geboekt voor de volgende dagen, een bungalowtje met zwembad op slechts 200 m van het strand. Als je een beetje naar het noorden fietst wordt het gelijk veel rustiger. In een van de dorpjes was ook een of ander “offerfeest” aan de gang. Heel mooi allemaal. Voor alle huisjes, en zelfs aan het begin van alle straten liggen bananenblaren met daarin kunstig geschikt wat rijst, bloemen en kleingeld. ‘s Morgens zie je de mensen dit wegleggen. Ik heb nog niet teveel over Bali en Indonesië gelezen, maar ik veronderstel dat dat is om de boze geesten buiten te houden.
Bali valt trouwens heel goed mee op het eerste zicht, dus dat was een goede beslissing om even tot hier te komen. Het plaatselijke Bingtan bier is ook goed te drinken. En schollekes is “klop” in ‘t Indonesisch (“Bahasa”).
Vandaag 36 km gefietst in de buurt van Kuta en reeds een duik genomen in de Indische Oceaan (en wat is die koud tegenover de Golf van Thailand !).
Vrijdag 13/08/04:
—————–
‘s Morgens verhuisd naar men nieuwe stekje, en nog wat rondgetoerd in de omgeving, men haar is laten knippen in weeral een ander land, een nieuwe portefeuille gekocht, 2 keer lekker gegeten, beetje gezwommen, milkshake-je gedronken, eens int zonneke gaan zitten, …… Ik ben ook eens langs de plaats gegaan waar de bommen ontploften 2 jaar geleden. Het is daar nog steeds een puinhoop, met wat bloemen en spandoeken tegen het terrorisme. Iets wat ze hier wel serieus voelen blijkbaar (minder volk dan vroeger).
22 km gefietst
Zaterdag 14/08/04: Kuta – Uluwatu – Kuta: 59 km
————————————————
Juist ten zuiden van de luchthaven heeft Bali nog een klein schiereiland, Bukit Badung . Ik ben over de heuvel tot het zuidelijkste puntje gereden, Uluwatu. Vanop de hoge kliffen heb je een mooi zicht op de azuurblauwe metershoge golven die hier tegen te pletter slaan. In een van de tempels stal een aap m’n nieuwe bandanake. Dreigen hielp niet, want hij dreigde net zo hard terug met z’n immens grote tanden. Ik heb hem kunnen omkopen met een pakje nootjes, waarop hij men bandana terug gaf (met een gat erin gebeten). Hier zie je de surfers die het al wat beter onder de knie hebben dan die in Kuta. De golven zijn ook veel indrukwekkender hier. Via een mooi, heuvelachtig weggetje langs de kust kwam ik terug in Kuta. ‘s Avonds heb ik gegeten naast (alleszins dat claimden zij) de grootste bonzai boom ter wereld.
Zondag 15/08/04: Kuta – Ubud (66 km)
————————————
Ik laat het ‘surfer’s paradise’ achter me en rij in noord-westelijke richting naar Tanahlot (27,5 km). Hier staat de gelijknamige tempel, de bekendste en meest gefotografeerde van Bali. Het hele toeristencircus, incl kraampjes met “authentieke” produkten is weer daar.
Aan de inkom leken ze zich niet te bekommeren om een fietser en ik kon zo doorrijden. Het tempeltje is mooi, ligt enkele tientallen meter in zee, maar is nu ook weer niet echt spectaculair. Aanvankelijk wilde ik het eiland helemaal rondrijden maar er is slechts een weg verder naar het westen, en deze verbind de hoofdstad Denpasar met Gilimanuk, vanwaar de veerboten naar Java aankomen en vertrekken. Superdruk dus, en geen plaats voor fietsers. Ook hier geld de wet van de sterkste en is het geen pretje om te rijden. Trucks en bussen banen zich luid claxonerend een weg door het drukke verkeer. Daarna volgen de auto’s die hetzelfde doen, en de volgende in het rijtje zijn de moto’s en de brommers. Daarna kom jij als fietser, onderaan de ladder. Je kan je ertegen verzetten, maar de gevolgen zijn voor jou.
Via Kedir rij ik richting Mengwi.
Onderweg zie je hoe de boeren het graan nog dorsen door het in een bundel samen te nemen en op een plankje uit te kloppen. Door de Hindu cultuur op Bali hebben zij ook min of meer de “kasten-structuur” die ze in India hebben, zij het in een veel minder strikte vorm. Zo mag geen enkele job uitgesloten zijn voor eender wie, uit welke kaste dan ook. Aan de andere kant zal je wel enkel vrouwen uit de laagste kaste bv in de bouw zien werken.
In Mengwi staat de Taman Ayun tempel, de belangrijkste tempel uit het Mengwi koninkrijk dat in 1891 ophield te bestaan. De tempel dateert uit 1634.
Als westerling mag je in de tuinen rondom de tempel, maar er niet in. Het is een mooie stop na 44 km op de weg naar Ubud, maar niets bijzonders. Via de dorpjes Cemengan, Aseman, Lambing, Pengosekan en Peliatan rij ik Ubud binnen. Hanengevechten zijn op Bali nog heel populair en onderweg zie je vaak groepjes mannen bij elkaar zitten die elk hun eigen haan vertroetelen.
Ubud is het culturele hart van Bali, waar talloze winkeltjes alle soorten handwerk te koop aanbieden (schilderijen, houtsnijwerk, potten, meubelen, etc worden in de omliggende dorpjes gemaakt, elk z’n eigen specialiteit). Ubud is bezaaid met mooie, goedkope slaapgelegenheden en toffe restaurantjes.
Maandag 16/08/04:
—————————–
Rustig Ubud een beetje verkent. Trouwens, slapen dat doe je hier ook in guesthousjes, maar die noemen ze “losmen”. En het locale transport gebeurt met “bemo’s”, een soort van misvormde mini-busjes.
Dinsdag 17/08/04: Ubud – Bedugul (52 km)
—————————————————-
Ik ben Ubud uitgereden langst de westzijde (via Antonio Blanco’s house) met de bedoeling richting Sangeh te rijden. Er bleek echter nergens een bruggetje over de Yek Ayung rivier te vinden waardoor je verplicht bent een beetje terug zuidwaarts richting lambing te rijden vanwaar je via Sangeh noordwaarts kan. De hoofdroute Mengwi – Bedugul die ik heel even volgde tot Ubud lijkt me niet de leukste weg (drukte). Iets voor Sangeh heb je nog eens een Monkey Forest, inclusief parking vol toeristenbussen. Na Sangeh wordt de weg rustiger. Ik lunchte in Petang. Bij het uitrijden van Petang staat er reeds een pijl (steeds zonder indicatie van afstanden in Bali) naar links richting Ubud, maar negeer deze en rij gewoon rechtdoor (tenzij je op de hoofdweg wilt komen). Een zestal km verder splitst de weg en brengt de linkse arm je naar Bedugul. De eerste 35 km van de rit zijn vlak en onderweg zijn er ruim voldoende mogelijkheden om eten en drinken in te slaan (zoals ook in de rest van Bali). Overal langs de baan zie je, ook net zoals in Thailand, Laos, etc … mensen die benzine in oude fanta of sterke drank flessen verkopen.
Een enkele keer zie ik de vulkaan Gunung Catur (2096 m) al voor me liggen. De meeste bergen op Bali zijn vulkanen, sommige slapend, sommigen niet.
Rechts van je heb je uitzicht op die andere vulkaan Gunung Batur (2152 m) en de meest indrukwekkende van Bali Gunung Agung (3142 m), recht uit de zee omhoog. We moeten van +/- zeeniveau naar zo’n 1300 m stijgen vandaag, dus de onvermijdelijke klim volgt. Ongehoord steill soms. Rechtstaand in de allerlichtste versnelling vecht je je tegen 4 a 5 km/u naar boven. Het lijkt alsof je@e elke spier in je lijf aan stukken trekt. Een blauwe hemel en zon boven je maken het niet makkelijker. Gelukkig is het hier over het algemeen enkele graden frisser als in Thailand waar je af en toe een halve drinkbus water over je heen moest spuiten omdat je lichaam anders niet afgekoeld raakte. Hier lukt het net zonder dat te doen.
Deze “b-route” kruist drie riviertjes en je wordt dus driemaal “gestraft” omdat je de gewonnen hoogte telkens verliest in een (even steile) afdaling om deze over te steken. De uitzichten onderweg vallen weer onder de categorie super-mooi. Schitterende rijstterrassen, sommige volledig onder water, anderen kurkdroog, sommigen onder de voet gelopen door ontelbaar veel eenden. Tot Batunya rij je zo over goede, rustige asfaltweggetjes via een aaneenschakeling van kleine dorpjes. In Batunya kom je op de hoofdweg voor enkele km. Het Bratan meer in Bedugul is wat je van een meer kunt verwachten. Negeer de wachters die “inkomgeld” vragen; neem een kijkje en rij twee km verder waar je bij de botanische tuinen komt, waar het veel aangenamer is om te slapen en ook veel meer en toffere restaurantjes zijn. Ook hier krijg je, juist zoals in Thailand je voorgerecht als je je hoofdgerecht half op hebt, maar goed, dan moet je het maar apart van elkaar bestellen. Je merkt ook dat je hier al op een redelijke hoogte zit want bij het verlaten van het restaurantje is het echt fris, en donker …… heel donker.
Woensdag 18/08/04: Bedugul – Lovina (54 km)
——————————————-
De nachten zijn verschrikkelijk koud aan het Bratan meer, zelfs met een fleece aan. Omdat ik moeilijk uit bed raakte en omdat de warme douche veel te zalig was zat het (uitstekende) ontbijt er pas om 09u30 op. Ik ben eerst even te voet door een deel van de botanische tuinen gewandeld. Je mag er wel in met de auto, niet met de fiets, heel bizarre regel.
De tuinen zijn vrij mooi onderhouden (naar Indonesische normen) maar niet echt spectaculair. Van hieruit heb je wel een mooi zicht op het meer en voor de liefhebbers; er is ook een guesthouse in het park. Uiteindelijk zat ik om 11 uur weer in het zadel. Als je zou denken dat het van hier recht naar beneden zou gaan naar de noordelijke kust heb je het mis. Na eerst nog een paar km langs het Bratan meer te rijden en langst wat een van de mooiste golfcourts ter wereld schijnt te zijn, krijg je een pittige klim van een vijftal km voorgeschoteld.
Na 8 km op de teller kan je de drukke hoofdweg richting Singaraja, Bali‚s tweede grootste stad, verlaten en links naar boven draaien richting Banyuatis. Je rijdt nu bovenop de kraterwand met echt magnifieke uitzichten rechts op de diepte die je straks in mag duiken. Je ziet het hele noorden van Bali tot aan de kust. Aan de linkerkant van de baan heb je beneden je het Buyan (krater)meer. Je blijft gedurende enkele km over deze rand rijden, voorbij het volgende, kleinere meer Tamblingan.
Echt spectaculair !
Vanaf hier daalt de weg tot Seririt. Een fantastische afdaling, mooi weg, weinig verkeer. Ik heb het nog niet vaak gezegd, maar dit traject is echt een must als je in Bali bent. En ben je niet met de fiets, dank kan je die hier wel huren en desnoods met de Bemo naar boven gaan. Maar geloof me, de afdaling doet dubbel zoveel deugd als je de hoogte eerst, meter voor meter zelf verdiend hebt. En check de remmen, ze is steil soms de afdaling. En de bochten; scherp ! Na 20 km kan je rechts van de weg zo‚n 500 m te voet naar beneden lopen tot aan een waterval. Een mooie rustpauze, al was het maar om de velgen die tegen nu roodheet staan een beetje te laten afkoelen. Het water komt met een enorme kracht van heel hoog naar beneden gedenderd (ik kreeg het zelfs niet op een foto). Ik zou er ook niet graag onder gaan staan, moet pijn doen denk ik. Verder dalend naar de kust kom je in het dorpje Munduk waar een paar uitstekende hotels en restaurantjes zijn met mooie uitzichten op zowel de Bergen aan de ene kant als de kust aan de andere. Als je van de noordelijke kant hier bergop komt, kan dit een mooie overnachtingsplaats zijn voor je het laatste (en steilste !) stuk naar Bedugul doorklimt. Na Munduk verandert het landschap en rij je tussen hele mooie rijstterrassen. Af en toe stoppen om een mooie foto te maken, de velgen nog eens te laten afkoelen en eens achterom kijken is de boodschap.
Overal langst de baan zie je kleine rode Œtakjes‚ liggen te drogen. Iets dat naar kriekenconfituur die in de zon staat ruikt. Een van de locals vertelde me dat het na het drogen gemalen wordt en gebruikt wordt om te roken ofwel vermengd wordt in massage-olie. Hoe het heet heb ik niet begrepen uit z’n uitleg. In het levendige Seririt is de afdaling ten einde en ben je aan de kust. Eigenlijk besef je altijd pas in de afdaling hoeveel je ervoor geklommen hebt, vind ik. Hier draai je de hoofdbaan die om het eiland loopt rechtsop en is het nog 12 km giftige dampen slikken tot Lovina. Lovina is geen ‘onontdekt’ plaatsje aan de kust, maar alleszins niet zo toeristisch als Kuta. Er is een ruim aanbod aan eet- en slaapgelegenheden.
Donderdag 19/08/04:
——————-
‘s Morgens een uurtje op het strand gaan liggen en een duik in de heldere Bali Zee genomen (die voelt veel warmer aan dan de Indisch Oceaan aan de andere kant). Het wordt hier heel warm op het strand en je wordt vrij veel lastig gevallen door verkopers van frisdranken, sarongs, fotoalbums, hangmatten, enz . Allemaal dingen waar ik niks mee kan doen. De rest van de dag heb ik aan het zwembad van het hotel gelegen met een boekje, in de zon, uit de zon en af en toe een duik genomen. s‚ Avonds een lekkere schotel met verschillende soorten vis gegeten, mooi geserveerd op een bananenblad.
Vrijdag 20/08/04: Lovina – Tulamben (76 km)
——————————————-
Zonder een echt einddoel voor ogen te hebben ben ik vandaag beginnen fietsen (na eerst nog even gezwommen en gezond te hebben aan het zwembad natuurlijk). Ik was Lovina nog niet uitgereden toen ik twee Nederlands fietsers tegenkwam uit de tegengestelde richting. Zij kwamen drie weken op Bali fietsen. De hoofdbaan waar je op rijdt blijft vrij druk tot Kubutambahan waar je voorbij de Pura Maduwe Karang tempel fietst. Deze is gewijdt aan de landbouwgeesten en zou een van de mooiste in Bali zijn. Nu zijn de temples in Bali zowizo niet echt indrukwekkend als je juist uit Thailand komt, en deze vormt daar geen uitzondering op. Bovendien wordt je niet met rust gelaten door bedelende kinderen (eerste keer dat ik het zo erg meemaak) en is het dus geen must op je Bali-reis. Er is wel een „beroemd” paneel dat een fietser uitbeeldt met wielen van bloemen. Ik zal een foto bijvoegen, dan heb je ‘t ook gezien. In Air Sanih loopt de weg een tijdje vlak langst de kust. Dit is het mooiste stukje in een voor de rest vrij saaie rit vandaag. Hier zijn ook enkele gelegenheden om iets te eten en/of te slapen. Morgen is het „ceremonie” in Bali. Een grote die ze om de zes maanden houden en alle dorpen zijn volop in voorbereiding daarop. De temples worden versierd en langst de weg zie je mensen reeds het eten voor morgen voorbereiden. Zo zag ik 5 km voor Kubu enkele mannen die op een geïmproviseerde reuzen-bbq langs de weg 3 biggetjes aan het braden waren. De biggen nog in z’n geheel met een dikke bamboostok langsvoor door hun bek en langs achter er terug uit.
Ook hier zie je, zoals overal in Bali vliegers in de lucht. Zal ook wel iets religieus zijn. Het heeft wel iets.
Moesten er niet zoveel wolken in de Bergen hangen, had je van hier ongetwijfeld een mooi uitzicht op de andere kant van de vulkanen Gunun Batur en Gunun Agung die ik reeds zag tijdens de rit van Ubud naar Bedugul. Waar ik rij is het weer overigens tiptop, zoals elke dag al hier. Tulamben, na 76 km is een plaatsje dat vrij populair is bij duikers. Hier ligt het wrak van het ‘SS Liberty’, een bewapend Amerikaans vrachtschip dat op 11 januari 1942 door een torpedo uit een Japanse duikboot getroffen werd voor de kust van het eiland Lombok. Twee Amerikaanse marineschepen hebben het naar de stranden van Bali gesleept om de lading (rubber en spoorwegmaterieel) te redden. Door de snelle uitbreiding van de oorlog werd de lading nooit gerecupereerd. Tot 1963 lag het schip op het strand. Na de uitbarsting van Gunun Agung werd het schip tot onder het wateroppervlak gesleurd. Een andere versie luidt echter dat het schip reeds voor de kust gezonken was en de kustlijn na de uitbarsting gewoon is opgeschoven richting het wrak. Anyway, ik ga morgen eens een kijkje nemen.
Zaterdag 21/08/04: Tulamben – Amed (15 km)
——————————————-
Om 8 uur lag ik al in het water met men zwemvliezen en men duikbrilleke op om naar het ‘SS Liberty’ te gaan kijken.
Tsja….weer veel wind om niks als je ‘t mij vraagt. Wel een paar mooie vissen gezien, maar die zie je beter in een aquarium; vooral veel zout water geslikt.
De bedoeling was om vandaag rond de 1.175 m hoge Mt. Seraya te rijden, de hele tijd langst de kust tot in Ujung. Na enkele honderden meters voelde ik vanochtend al dat de beentjes hun dag niet hadden; het draaide gewoon niet lekker. De wind stond juist zoals gisteren nog serieus in het nadeel. Na zo‚n 10 km sloeg ik in het dorpje Culik linksaf, de alternatieve route rond de berg en gelijk kreeg je een heel ander, vriendelijk landschap. Een beetje verder, na 15 km gereden te hebben kom je in Amed, een heel tof plaatsje met veel restaurantjes en losmen om te slapen en een bijna zwart strand (cfr vulkanen) zoals bijna overal in noord en oost bali. Hier kwam ik opnieuw twee Nederlandse en een tijdje later twee Zwitserse fietsers tegen. voor de middag zat ik al op een terrasje, de laatste bladzijden uit Jonathan Kellerman‚s Murder Book omslaand en ter plaatse ingeruild voor een boek van J.M. Coetzee; Disgrace. J.M. Coetzee is een Zuid-Afrikaanse schrijver en met Disgrace is hij de eerste auteur die een tweede keer de Booker prize wint (in 1999). Als ik dat allemaal maar ga snappen in ‘t Engels. ‘s Middags, na een lunchke met een heerlijk stuk gegrilde tonijn nog een beetje van de zon genoten op het strand en in de zee. Tegen zonsondergang komen de locals zwemmen. Zoals overal in Azië de mannen meestal in hun onderbroek en de vrouwen met lange broek en t-shirt. Vanavond ga ik terug in hetzelfde restaurantje eten. Het was lekker en ze serveerden ook gegrillde makreel.
Bij het naar huis gaan was ik weer zo diep in gedachten verzonken dat ik ergens verkeerd gelopen ben en het niet eenvoudig was mijn place for the night terug te vinden. Het is hier ook zo donker altijd. Van die lichtpolutie is echt wel iets aan bij ons, als je bedenkt hoe helder de sterren hier aan de hemel staan.
Zondag 22/08/04: Amed – Padangbai (62 km)
——————————————
Wat een mooie maar onwaarschijnlijk zware rit ! Vooral de eerste 15 km voorbij Amed zijn knap. Ik had reeds gelezen dat de klim vaak + 20% zou zijn. Het was soms echt zwaar. Op de kaart stond dat Amed Ujung 25 km zou zijn; het waren er 40. En ik weet waar die 15 km liggen; bergop ! Wederom vaak in de kleinste versnelling naar boven, dikwijls recht op de pedalen, omdat het zo traag ging vaak slalommend (zwalpend ??) over de baan. Maar je hebt echt constant schitterende uitzichten over de kust. Het was ook weer eens echt warm vandaag. Ondanks de bandana op je hoofd spat het zweet uit je voorhoofd in je ogen, de zoute smaak ervan in je mond, plekken van dezelfde origine op je frame. Gelukkig mag je ook weer naar beneden. Wel vervelend is weer enkele bedelende kinderen.
Tegenwoordig is er een weg van Ujung rechtstreeks naar Pantai Jasi en moet je dus niet meer via de provinciehoofdplaats Amlapura rijden. Na 45 km en stikkapot kwam ik in Candi Dasa, een goed plaatsje om te lunchen (eventueel te overnachten).
De hele duikscene is weer van de partij. Candi Dasa was vroeger naar het schijnt een mooie badplaats maar nu hebben ze en probleem, het strand is weg. Om de hotels te bouwen hebben ze het koraalrif voor de kust gebruikt, met als gevolg dat de bescherming voor het strand weg was en dat dus door de zee weggespoeld werd.
Een goede les ! Nu hebben ze lelijke grote betonnen constructies in „T”-vorm in het water gebouwd en is er op sommige plaatsen terug een beetje strand, maar ‘t is lelijk. Na 62 km arriveer ik in Padangbai waar ik de overzet naar het eiland Lombok kan nemen. De baai van Padangbai op zich is ook niet echt bijzonder, maar als je 10 minuutjes over een kleine heuvel naar rechts of naar links wandelt heb je twee echt supermooie zandstrandjes met blauw water, paradijsjes.
Lombok
Nusa Tenggara heet de eilandengroep ten oosten van Bali.
Het is de verzamelnaam voor Lombok, Sumbawa, Flores, de Solor & Alor Archipel, West-Timor, Sumba en nog een hele reeks kleinere eilandjes. Deze eilanden verschillen met de rest van Indonesië in zoverre dat hoe verder oostwaarts je trekt, hoe droger het wordt (in tegenstelling met bv. het tropische Bali) en de flora en fauna leunen dichter aan bij deze van sommige streken in Australië dan bij die van de rest van Indonesië.
De mensen zijn armer dan in de rest van de archipel en er is een grotere culturele en religieuze variatie.
Door het gebrek aan transportmogelijkheden wordt deze regio minder bezocht dan andere delen van Indonesië.
Ook de recente gebeurtenissen in Timor hebben niet bijgedragen aan de ontwikkeling van het toerisme in de regio. Slechts 4% van de bevolking van Indoneisië leeft in Nusa Tenggara (7,5 milj. Inwoners) maar er zijn zoveel verschillende talen en culturen dat ze bezwaarlijk als een groep beschouwd kunnen worden. De meesten spreken echter ook het Bahasa Indonesisch.
Augustus en september zijn de droogste maanden in dit gebied. Het meest westelijke eiland van Nusa Tenggara, Lombok (80 x 80 km), heeft +/- 2,4 milj. inwoners waarvan 90% Sasak zijn, afstammelingen van een oude bergstam en 10% Balinezen. In tegenstelling tot Bali is islam hier de dominerende godsdienst, maar naar het schijnt in een vrij relaxte vorm (het zal hun geraden zijn !) Rond 1980 begon het toerisme zich te ontwikkelen in Lombok en was het „Indonesië’s best bewaarde geheim, maar het kende reeds een dramatische terugval door de onstabiele situatie in de jaren ‚90 en de aanvallen op Lombok’s hoofdstad Mataram op 17 januari 2000 maakte dat de grote massa die verwacht werd zoals op Bali nu helemaal wegbleef. Voornamelijk Christenen en Chinezen werden slachtoffer van de moordpartijen. Enkel het westelijk gelegen Senggigi, de noord-westelijk gelegen Gili‚s (eilanden) en in mindere maten Kuta (yep, zoals in Bali) aan de zuidkust kunnen nog min of meer toeristische centra genoemd worden. Op Lombok is maar één berg (vulkaan), maar het is een reus, Gunnung Rinjani, met 3.726 m de tweede hoogste berg in Indonesië.
Maandag 23/08/04: Padangbai – Sengiggi (40 km)
—————————————–
Het was te verwachten natuurlijk. Schrijven dat je nog geen problemen met het materiaal hebt gehad, is er zelf om vragen. Sinds ik op Bali was had ik problemen met de versnellingen en trapte de ketting steeds door, vooral op de 3 grootste tandwielen achteraan. Voornamelijk problemen in de beklimmingen dus als je lichter begint te schakelen.
Het kon ofwel aan de nieuwe ketting liggen, ofwel heeft er toch iets “een trek” gekregen tijdens het transport. Ik heb er terug de oude ketting opgelegd, maar … zelfde probleem.
Ik had twee opties denk ik. Of terug naar Ubud fietsen waar ik van een van de Nederlandse fietsers een adres van een fietsenmaker gekregen had of … het zelf doen.
Nu heb ik vlak voor ik vertrok voor het eerst een band van een fiets gehaald, laat staan dat ik versnellingen kan afstellen. Aan de andere kant, zo een Balinees eraan laten prutsen leek me ook maar niets. Bovendien zou me dat minstens twee dagen kosten. Naar Ubud fietsen, en dan maar hopen dat alles de volgende ochtend rap gerepareerd geraakt om dezelfde dag nog terug naar Padangbai te fietsen. Optie twee dus maar. Ik heb zelf wat aan die vijzen aan ‘t prutsen geweest en…miraculeus genoeg lijkt alles nu goed te macheren.
Ja, ja, a man has got to do what a man has got to do .. .
Nu ja, nog even afwachten tot ik de eerste hellingen voorgeschoteld krijg, maar tziet er goed uit. ‘k Zit nu wel terug met die oude ketting op de fiets, pffffff.
Dat heb ik gisteravond allemaal nog gedaan.
Volgens de info die ik gisteren op de pier kreeg zouden er boten vanaf 6 uur om het anderhalf uur vertrekken. Om 8 uur stond ik aan de plaatselijke Mister Cash en kreeg ik geen geld. Ook de visa kaart bracht geen soelaas. Enkel wat onbegrijpelijke Indonesische uitleg op het scherm. Binnen in de bank konden ze me ook niet helpen. Met nog 2.000 Rhoepia (8 bef) op zak, zat ik wel met een probleem. Men laatste 60 usd tegen een woekerkoers ingewisseld en toch maar op de boot naar Lombok gesprongen. Fingers crossed dat het daar wel lukt.
Met een uurtje vertraging vertrok de boot om 10 uur. Iets voor 15 uur kwamen we aan in Lembar op Lombok. De stranden op het schiereiland in het zuiden zagen er heel veelbelovend uit vanop zee, en worden nog niet toeristisch geexploiteerd. Maar dat is iets voor wanneer ik terugkeer. Nu rij ik eerst naar het noorden, via de hoofdstad Mataram (316.000 inw) naar Senggigi. Na twee uurtjes door wat waarschijnlijk het minst boeiende deel van Lombok is kwam ik aan in een stadje dat iets van vergane glorie heeft. De hoofdstraat in elk geval toch. De resorts zijn nog redelijk onderhouden. Heel veel mensen ook die je bespringen om vanalles te verkopen. Wat dadelijk opvalt bij aankomst in Lombok is dat het transport hier in grote mate nog gebeurd met cidomo‚s (paard en kar); zowel van mensen als goederen. Maar ook de auto‚s en brommers scheuren al rond.
Dinsdag 24/08/04:
—————-
Een dagje Senggigi, meer uit noodzaak dan uit volle goesting. De was moet dringend gebeuren en ik heb het gevoel dat de (dure) internetverbindingen vanaf hier alleen maar zeldzamer gaan worden. Nog even paniek omdat twee geldautomaten me niet wilden voorzien van wat ik nodig had, maar een derde bracht meer geluk. Met een maximum bedrag van 1.250.000 Rh. dat je in een verrichting kan afhalen is de 50.000 Rh provisie die je moet betalen om de automaat te gebruiken echt boerenbedrog. Als de bank dan ook nog eens haar deel moet hebben.
Woensdag 25/08/04: Senggigi – Gili Air (25 km)
————————————————–
Slechts 25 km is het van Senggigi naar Bangsal waar je de boot naar Gili Air, Gili Meno of Gili Trawanga kunt nemen. Wederom een topritje, de hele tijd langst de bergachtige kust via Mangsit Beach, Malimbu Beach, Nipah Beach, In tegenstelling tot in Bali gebruiken de vissers hier nog zeilboten en dat is een schitterden zicht als die ’s ochtends vroeg allemaal terug tot op de stranden varen, juist een zeilregatta. Het is wel heel steil soms. Na een overzet van een half uurtje was ik reeds om 10 uur op Gili Air, het eilandje het dichts tegen Lombok en samen met Gili Meno ook het rustigste. Op geen enkel van de drie eilanden is gemotoriseerd verkeer toegestaan, enkel fiets of paard en kar. Er zijn enkel (vaak losse) zandwegen. Gili Air is het kleinste eilandje van de drie en meet slechts 1,5 x 1,5 km maar heeft wel zijn eigen schooltje, echter geen dokter.
Prachtige zandstranden, blauw water en de Bergen van Lombok op de achtergrond.
Hier blijf ik een paar dagen.
26 t.e.m. 28/08/04:
——————–
Alles gedaan wat je op een eilandje als dit hoort te doen; lekker eten, in’t zonneke zitten, gaan zwemmen, boekje lezen en ik ben ook nog eens gaan snorkelen, met veel meer success deze keer. Echt magnifieke koraalriffen met vissen in alle kleuren, meerdere kleuren en echt een massa.
Spectaculair !
Veel beter dan wat ik in Bali zag.
Morgen gaan we terug fietsen.
Zondag 29/08/04: Gili Air – Senaru (64 km)
——————————————-
Shit wat was het heet vandaag ! Rijdend in de blakke zon is het precies of je hersenen liggen te koken in je hoofd. Rond 8u30 verliet ik met een beetje pijn in het hart Gili Air en bracht een overzetbootje me terug naar Bangsal. Via de noordkust rij ik van hieruit naar de andere kant van het eiland. De weg is heuvelachtig, maar nooit zo steil als naar Bangsal toe, voorzien van een mooi asfaltlaagje en niet te druk (behalve aan de plaatselijke marktjes waar veel paard en kar combinaties staan). Aan de linkerkant van de weg heb je rijstvelden en daarachter zie je de zee en aan de andere kant rijstvelden met daarachter de bergen; dan weer rij je tussen de kokos- en bananenbomen door. Ook zie je weer regelmatig aapjes langst de weg. Iets voor Tanjung nam ik even een afslag naar links om de Metana-tempel te bezoeken, maar ’t was de verkeerde denk ik, want ik vond geen tempel. Wel een dorpje waar ze precies nog nooit een blanke gezien hadden. Die komen ook niet tot in dit plaatsje denk ik. De kinderen kwamen weer letterlijk op je afgerend, met daarachteraan de volwassenen.
Ze vonden het fantastisch om te poseren voor foto’s. Hier roepen ze trouwens langs de baan „hey Mister” of „ I love you”. Niets in hun eigen taal zoals in Thailand en Laos. Maar wel even fanatiek.
Ik wilde vandaag tot in Labuhan Pandan rijden maar het was echt te warm.
De streek wordt droger en op een bepaald moment rij je kilometers lang door een superdor gebied met die zon boven je .. moordend. Blijkbaar klopt het dus wel wat ik heb gelezen over die droogte. Zowat alle rivierbeddingen staan zelfs kurkdroog. Soit, te warm dus en iets voor het stadje Bayan nam ik de afslag naar Senaru, waar accommodatie om te slapen is. Dat betekende nog wel 650 m stijgen in 5 km en de laatste 1,5 km is .. „pittig” (2 keer rusten). Maar morgen mag ik naar beneden, dus . Onderweg blijven ze je weer heel vriendelijk toeroepen en dan maar je best doen om niet te uitgeput te klinken als je iets terugroept. Dat heb ik al wel geleerd ondertussen.
Na aankomst de fiets nog eens grondig gekuist en erna nog een trekking van drie uur naar .. nog maar eens een waterval. Je moet door de jungle een paar keer door een ijskoude rivier waden voor je de Sidanggila waterval bereikt. Op de terugweg, juist voor zonsondergang hoorden we (de gids & ik) geritsel in de bomen en zagen we twee grote zwarte apen. Die laten zich naar verluid veel minder zien dan hun kleine franke soortgenoten langst de kant van de weg en aan de tempels. Iets later zagen we ook nog een klein grijs aapje met verschrikkelijk veel grijs donshaar. Die was wel heel mooi. Van de eigenaar van het guesthouse in Senaru hoorde ik dat een Belg een Guesthouse uitbaat in Gondang, waar ik inderdaad een pijl naar links heb zien staan juist voor je het dorp inrijdt. Vanuit Senaru vertrekken de trekkings naar de top van de machtige vulkaan Rinjani. Een klim vanuit het basiskamp hier kan je, als je om 6 uur vertrekt, dezelfde dag naar de kraterwand brengen. Van hier heb je een uitzicht op het meer omringd door een maanachtig landschap. Dag 2 kun je afdalen naar het meer en als je in goede conditie bent nog verder trekken tot „Plawangan II”. Dag 3 kun je tot de top. Mijn wandelschoenen staan in Kanchanaburi en fietschoenen of sandalen lijken me niet ideaal voor dit soort strapatsen, dus slaan we dit maar over.
Ik ben nu in het guesthouse naar Idool voor kinderen op z’n Indonesisch aan het kijken. Een klein meisje, Miranti, heeft gewonnen. Hilarisch !! Mijn favoriet was een +/- 11-jarige Indonesische Elvis.
Maandag 30/08/04: Senaru – Labuhan Pandan (54 km)
———————————————————
De eerste vijf kilometer krijg je cadeau vandaag maar heb je gisteren dubbel en dik verdiend. Remmen dichthouden want de weg ligt er slecht bij en je vliegt van links naar rechts. Ik was reeds op voor 6 uur om de zonsopgang te zien en zat al om 7u30 op de fiets. Gunung Rinjani is toch indrukwekkend als je hem zo ziet in die rode ochtendgloed. Eigenlijk had ik ‘m wel graag beklommen, maar dat had dan vandaag met die trees die bij mij in het guesthouse zat moeten gebeuren (geen andere toeristen in het dorpje) en dat leek me nu niet het aangenaamste vooruitzicht.
Juist na het dorpje Bayan krijg je weer enkele pittige klimmetjes voorgeschoteld (waar ik gisteren dus voor vreesde). Ik was juist van plan om vandaag te melden dat de versnellingen het weer piccobello doen als ik iets voor Lokokkuang iets te laat lichter schakelde. Ik blokkeer op het middelste blad, val stil en duw de laatste 15 / 20 meter naar boven (op gang geraken lukt je hier echt niet meer). Het is pas op het volgende klimmetje dat ik merk dat de voorste derailleur geblokkeerd is. De kabel staat strak, dus dat zal het wel niet zijn. De laatste 40 km tot in Labuhan Pandan heb ik zo verder gereden. Heel zwaar soms en je voelt dat je op een onnatuurlijke manier aan het trappen bent.
In deze streek wordt veel tabak gekweekt die overal langst de baan op rieten matten te drogen ligt. Ook weer apen, soms in grote groepen langst de baan, in nog steeds een dor landschap. Bloedheet. Indonesië biedt me wel waarvoor ik gekomen ben, droog weer. Ik heb nog geen druppel regen gezien sinds ik hier ben. Zoals ik reeds vaststelde vanop Gili Air hult Rinjani zich ook vandaag weer in dichte wolken vanaf iets na 9 uur. Meestal zie je hem terug rond 17 uur.
Tien kilometer voor Labuhan Pandan koop ik ergens nog een fles water en een pak koekjes. Een van de mensen daar vraagt of ik niet mee wil naar het lokale schooltje om wat Engels te spreken. Heb ik maar gedaan maar het is toch moeilijk hoor. Ze kennen echt niets (van Engels). Het houdt meestal op bij „What is your name”, „Where you from”, „Hello Mister” en „I love you”. Verstaan gaat een beetje beter (denk ik dan maar). Ze hebben ook geen schoolboeken. Dat viel me ook al eerder op. In Thailand zie je alle kinderen een grote boekentas mee naar school zeulen. Hier hebben ze in het beste geval eten bij. Velen gaan zelfs niet eens naar school. Indonesië is duidelijk armer dan Thailand. In Thailand verdienen ze (in een guesthouse) tussen de 75 en 125 euro, in Indonesië is dat slechts tussen 10 en 20 euro; per maand !
In Thailand hebben ze al 2 dagen per maand vrijaf; in Indonesië geen, enkel bij een begrafenis of een ceremonie.
In Labuhan Pandan slaap ik in Matahari Bungalow, gerund door een Nederlander en zijn Balinese vrouw. De bungalows liggen vlak aan het pikzwarte zandstrand, juist den ABT (kolenterminal voor de niet ingewijden onder ons). Eerst keek ik de versnellingen na. In het mechanisme aan het stuur vond ik een los vijsje dat het schakelen blokkeerde. Alles verder uit elkaar gevezen maar ik heb geen idee waar het vandaan kwam. Misschien heeft het er wel steeds los ingelegen. Hope for the best.’s Middags ben ik nog eens gaan snorkelen want er ligt weer een koraalrif voor de deur. Mooi koraal, iets minder vissen als op Gili Air.
Dinsdag 31/08/04: Labuhan Pandan – Sumbawa Besar(115 km)
——————————————————————-
Ondanks dat ik weeral voor 6 uur wakker was en de zon mooi oranje uit de zee zag rijzen, was het al bijna 9 uur voor ik op de fiets zat. 19 vlakke km brengen je naar Kayangan het haventje bij Labuhan Lombok. Onderweg kom je enorme bomen tegen, meer qua breedte dan qua hoogte. De noordelijke „loop” van Lombok biedt je vaak schitterende landschapjes en er is overal voldoende bevoorrading te vinden onderweg. M.u.v. enkele serieus steile stukken tussen Sengigghi en Bangsal en juist voor Senaru is het hier aangenaam fietsen. Goede wegen en niet veel verkeer. Ik had geluk want er lag een (hele oude) ferry te wachten en na een kwartiertje gooiden we de trossen los voor een overtocht van ca 1,5 uur naar het volgende eiland, Sumbawa. Tijdens de overtocht bleef ik beneden bij de fiets en de bagage want er liepen enkele niet al te frisse figuren rond. Een jongen uit Bali die met de auto was deed hetzelfde.
Sumbawa
Sumbawa is een ander tropisch eilandje in de Indische Oceaan, ook behorend tot de groep die samen Nusa Tenggara vormt. Het ligt ten oosten van Lombok en is groter dan Bali en Lombok samen maar is in tegenstelling daarbij heel dun bevolkt. Het eiland heeft een heel grillige vorm met vele baaitjes en schiereilanden. Een hoofdweg verbindt het westelijke havenstadje Ponto Tano met het oostelijke Sape (400 km).
De bevolking in het westen van Sumbawa vertoont gelijkenissen met de Sasaks vanop Lombok, deze uit het oosten dan weer met de bevolking van Flores. Sumbawa was een stop op de kruiden- en specerijenroute naar de Molukken. In de zeventiende eeuw trokken Islamitische troepen uit Sulawesi binnen.
In 1815 barstte de vulkaan Gunung Tambora uit waarbij meer dan 10.000 mensen omkwamen. Het was een van de hevigste vulkaanuitbarstingen uit de moderne tijd waarbij 150 kubieke kilometer as en lava vrijkwamen. Na de uitbarsting was de kop eraf en slonk de hoogte van 4.200 meter naar 2.850 meter. Vruchtbaar land en een groot deel van de veestapel was verloren en een groot deel van de bevolking kwam om door hongersnood, ziekte of emigreerde.
In het midden van de negentiende eeuw werden mensen vanop andere eilanden hierheen gebracht om Sumbawa te herbevolken waardoor je een rijke verscheidenheid aan culturen krijgt (Javanen, Makasseresen, Bugies, Sasak en andere etnische groepen).
Sumbawa is het meest uitgesproken Islamitische eiland ten oosten van Java of ten zuiden van Sulawesi. Christelijke missionarissen probeerden het hier niet eens en de Islam verdrong vele andere tradities.
De andere bestemmingen tot nu toe reed ik met een kaart van „Nelles” die vrij goed dienst deden maar van de gebieden voorbij Lombok hebben zij geen kaarten meer. Op Bali heb ik in een boekenwinkeltje nog een kaart van „Periplus” gevonden die ook goed is.
Dinsdag 31/08/04: Labuhan Pandan – Sumbawa Besar (115 km)
———————————————————-
Rond de middag kwam ik met de boot aan in Poto Tano, een armzalig dorpje dat buiten de haven absoluut niets te bieden heeft. Wat is het landschap hier dor. Meer nog dan op Lombok. Roestbruine heuvels met afgestorven bomen en gras en daartussen af en toe een bamboe of houten hutje van een boer.
Tot het plaatsje Alas rij je door die indrukwekkende pampas. Bloedheet weer natuurlijk op die zwarte asfaltstrook. De hete lucht die je uitademt voelt aan als een haardroger op je lippen.
Onderweg zag ik een varaan van zeker een meter in de berm zitten.
Alas zelf, na 44 km (afstand vanaf Labuhan Pandan) is een klein stadje met twee hotelletjes juist voorbij de bocht aan de linkerkant die er alletwee niet echt uitnodigend uitzien. Er is ook een geldautomaat voor als je Roephia‚s nodig hebt (de eerste na Senggighe, tenzij er eentje in Labuhan Lombok zou zijn). Het is hier een drukte van jewelste als de school net uit is met veel paard en wagen combinaties.
Je ziet hier ook veel meer meisjes met hoofddoek aan.
Ze roepen ook de hele tijd „Hello Mister”, maar ook wel eens „Hello tourist” Houden van me doen ze hier nog niet…
Het is nog vrij vroeg in de namiddag en omdat de benen goed waren en de hotels niet besloot ik om toch maar door te fietsen om Sumbawa Besar proberen te bereiken.
Als je Alas uitrijdt heb je na 48 km een grote „Warung” (=restaurant, ook „Rumah Makan”), Sumber Urip genaamd met een heel opgewekte en jonge staff waar je uitstekend kunt eten. Toen ik binnenkwam werd onmiddellijk de tv opgezet en een dvd-tje van de Vengaboys werd knoerhard afgespeeld. Had ik tot in Alas nog wind mee en vloog ik met een vaartje van tegen de 30 km/u over de baan, dan was het vanaf hier gedaan met de fun en terug werken tegen de wind in. Het landschap wordt iets groener en je rijdt vaak stukjes langst de kust, altijd mooi en plezant.
Voor zij die spijt krijgen van de beslissing om verder te fietsen is er na 67 km (48 km voorbij Poto Tano) een guesthouse links van de weg. Deze zag er goed uit. Vanaf hier wordt de weg ook iets heuvelachtiger tot in Sumbawa Besar. Regelmatig zie je hier, net als in Lombok, op het platteland mensen die zich wassen in een beekje of in de irrigatiekanaaltjes van de rijstvelden; de mannen naakt, de vrouw met een sarong. Ook de tabak ligt weer aan de kant te drogen. Een tiental kilometer voor de stad zijn er twee plaatsen waar je naar verluid mooie kamers hebt. Je kan ze niet missen. Je ziet ook het eiland Moyo voor de kust. Hier kan je in tenten op land verblijven voor 750 usd per nacht, of tenten op zee voor 850 usd per nacht.
Lady D zou hier ooit geweest zijn.
Iets na 17 uur en met 115 km in de benen kwam ik in Sumbawa Besar aan, de belangrijkste stad in het westen van het eiland. Ik vind geen tof restaurantje en eet dus in een minder tof. De menukaart is in hun taal en niemand spreekt Engels. Zo ook in het hotel. Er worden in totaal vijf mensen bijgehaald, maar de termen check-in of check out doen bij niemand een belletje rinkelen. Veel toeristen zien ze hier natuurlijk niet. Na het eten profiteerde ik ervan om nog even te internetten in het Gaul Net Café en … dat blijkt ineens een goede plaats te zijn om iets te eten, damn. Terug aan het hotel was de 2,5 meter hoge poort gesloten en niemand om ze open te maken. Met wat stenen van een bouwwerf aan de overkant maakte ik een verhoogje, fiets erover, daarna ikzelf, wel uitkijken want er staan serieuze pinnen bovenop de poort. Ik heb een kamer met airco, tv en warm water. De airco blaast lucht maar eender wat je doet, die wordt niet warmer of kouder, met de tv kan je welgeteld 1 (Indonesische) zender ontvangen en de warmwaterkraan is niet eens aangesloten. Wat wil je voor 60.000 Rhoepia (> 6 Euro). Het is nochtans een van de betere hotels van het stadje.
Naast het hotel ligt wel de moskee waar ik nog veel last van zal ondervinden (van voor zonsopgang al). Overal in Indonesië moet je, juist zoals in Thailand en Laos bij aankomst in elke plaats een hele lijst invullen, je naam, paspoortnr + afgifte- en vervaldatum, je thuisadres, de plaats waar je vandaan komt, waar je naartoe gaat, je beroep, de firma, je geslacht, etc . Deze gegevens moeten dan elke avond naar de politie gebracht worden. Behalve op de Gili eilanden, want daar is geen politiepost om dat heen te brengen.
Woensdag 01/09/04
——————–
Een dagje Sumbawa Besar. Om 8u30 zat ik al aan het ontbijt in Gaul Net Café, een ice chocolat milk (hmmmm) en brood met warme choco en warme smeerkaas. Ik heb de rest van de reis wat uitgestippeld en heb hier nog twee keer gegeten vandaag (en ze verkopen geen bier hier 😉 ). Ik ben naar het paleis van de sultan geweest. Het oude, houten is gewoon lelijk, met (sinds de restauratie) van die vieze golfplaten op het dak en het nieuwe … zowat elke villa in Brasschaat is vele malen chiquer. In de stad zelf zie je buiten de paarden met wagen ook fietsrikshas rijden. Je vindt hier (in heel Indonesië) praktisch nergens gekoeld water, en dat is wel spijtig, vooral als je fietst. Het staat gewoon in de zon, en is dus warm om te drinken. Toen ik even naar het hotel terugging begon het lawaai uit de moskee weer. Een vrouw deze keer. Ik weet niet over welk talent je moet beschikken om door die megafoon te mogen roepen, maar vocaal is het in ieder geval niet.
Donderdag 02/09/04: Sumbawa Besar – Empang (100 km)
—————————————————-
Om 8 uur gaat Gaul Net Café open en daar ben ik eerst een nasi goring special gaan eten. Rond 9 uur rij ik Sumbawa Besar uit.
Het moet goede nasi goring geweest zijn want ik schoot lekker op, ondanks een beetje tegenwind. Voor het eerst sinds ik onderweg ben had ik het gevoel dat er iemand ‘iets’ van plan was. Twee keer zelfs vandaag. Ze rijden wel eens vaker een eindje met je mee op hun brommer en echt leuk is dat zowizo niet. Maar dit duo op hun brommertje, eerst wat achterblijven, dan eens wat dichterbij komen, naast je komen rijden, doorrijden, je terug opwachten (en met z’n tweeën staan konkelfoezen of doen of ze moeten pissen) en voorbij laten rijden, en opnieuw, en opnieuw, en maar onguur uit hun ogen kijken.
Ik stopte dan maar aan een standje onderweg om een fruitshakeje te drinken. De rit is niet de mooiste, maar wel makkelijk. Je rijdt door een onveranderend dor saai landschap het binnenland van Sumbawa in, naar het hartje van het eiland; het stadje Empang. Het landschap blijkt wat op het binnenland van Australië te lijken (althans wat je je daarbij voorsteld. Flying Doctors omgeving).
Na 97 km arriveer ik in Empang waar één heel middelmatige plaats is die bungalowtjes verhuurd.
Vrijdag 03/09/04: Empang – Hu’u (135 km)
—————————————–
Vergeet wat ik gisteren zei omtrent die bungalow in Empang. Ze zijn niet middelmatig maar ronduit smerig. Van zodra de zon onder was kwamen de kakkerlakken overal uitgekropen. En ze waren met veel, bah.
Natuurlijk het muskietennetje opgehangen, maar toch, je slaapt niet gerust ?. ‘s Nachts hoorde je heel duidelijk getrippel naast je bed, meer dan een muis maken kan.
Ratten ???? Een Italiaan die in de bungalow naast me zat vertelde ’s ochtends dat hij in zijn auto was gaan liggen (hij werkt op Bali).
Iets anders wat ik gisteren was vergeten te vertellen, de weg is hier slecht. Een laag pek waarin ze een hoop keien gekapt hebben en veel plaatsen waar heelder stukken weer uit de weg uitgereden zijn. De rit zelf is niet echt spectaculair. Twee beklimmingen van enkele kilometer, maar niet steil. Bovenop de eerste krijg je het mooiste uitzicht van de dag. Eigenlijk is het te droog hier om nog mooi te zijn. In Sumbawa Besar vertelden ze me dat het reeds meer dan 3 maanden niet geregend had. Verleden jaar is het 7 maanden droog geweest. Daarbovenop branden ze alles plat, de velden, alles wat op de bergen staat; je ziet het altijd wel ergens branden.
En waarom ? In Thailand en Laos doen ze dat ook soms, maar dan worden die stukken achteraf gebruikt om er iets op te verbouwen. Hier branden ze het plat en blijft die zwarte vlakte er zo bijliggen. Als je ernaar vraagt zeggen ze “to clean it up”. Ja ???.
In de buurt van Banggo probeerde een politiewagen (Jeep met 2 erin en 2 achterop) die uit de tegenovergestelde richting kwam me, opzettelijk, van de baan te rijden.
Sympathiek.
Eventueel kan je in het plaatsje Dompu overnachten maar wat moest ik daar doen ?
Na 93 km, enkele km voor Dompu sloeg ik rechtsaf richting Mbawi en vandaar gaat het verder zuidwaarts richting Hu’u. De weg wordt hier echt rustig en je rijdt door enkele mooie Indonesische dorpjes. In een open vlakte waren ze weer een veld aan het platbranden, langs weerszijde van de weg deze keer. Het stuk was te lang om door te rijden, je zag echt niets (dor gras dat in brand staat, kan je je wel voorstellen); geen doorkomen aan.
Gelukkig kwam er een Indonesieër op z’n brommertje aan bij wie ik mocht aanhangen. Meer dan een halve kilometer redden we door de immense hitte en met rode, pikkende ogen kon ik zelf weer verder. Ik was al tientallen kilometer aan het denken dat ik een moord zou begaan voor een goeie ijskoude cola toen ik eindelijk in een hutje naast de weg een ijskast zag staan. De enige cola die erin stond werd de mijne. De ijskast leek wel afgesteld op 22 C of zo, maar alles was beter dan deze die tegen 52 C in de zon staan, of het kokende water in men drinkbussen. Voor een fritje met stoofvleessaus en hollandse mayonnaise zou ik nog vele grotere misdaden begaan !
In Hu’u zitten de enige andere blanken die ik tot nog toe op Sumbawa gezien heb
(m.u.v. die Italiaan, maar die werke hier dus ?).
Hu’u is reeds vanin de jaren 80 bekend bij de surfers voor z’n goede golven en … ja ze zijn ECHT indrukwekkend. Als je van huizenhoge golven spreekt, hier heb je ze.
Ongelooflijk hoe ze omslaan die golven, hoog genoeg om er makkelijk doorheen te surfen. Het vergt heel wat meer inspanningen om hier te geraken dan in Kuta (Bali), dus het zijn enkel de echte die-hard surfers hier. Zelfs in Australië hebben ze deze golven niet zeggen ze.
Zaterdag 04/09/04 – Maandag 06/06/04: Hu’u
—————————————
In een degelijk hotel van mijn weekendje genoten
Je zit echt in een uithoek hier maar als er elektriciteit was (soms hele dag niet) en water (soms ’s ochtends niet) is het een aangenaam plekje. Zaterdag heb ik 5 (!) films kunnen zien op men kamertje (heb hier een filmkanaal). Zondag niets (geen elektriciteit). Maandag had ik er geen zin in. Het is hier ‘s nachts zo donker met de zee aan de ene kant, de bergen aan de andere en je ziet zoveel sterren, niet te doen. Van de uitbaters hoorde ik dat er momenteel wel een malariaprobleem is in de omgeving ….
Dinsdag 07/09/04: Hu’u – Bima (110 km)
———————————-
Warm water, tv, airco en zwembadje zijn wat moeilijk om achter te laten als je weet dat je het weer een tijdje met minder gaat moeten doen, maar om 9 uur zat ik vandaag toch weer op de fiets.
In de buurt van Rasabau, na dik 10 km kreeg ik weer de leukste kant van Sumbawa te zien. Twee ambetanterikken op een brommer kwamen van achter me gereden, vertraagden en probeerden me van de weg te duwen en scheurden weg, mislukt in hun opzet. Blijkbaar moeten ze ergens gewacht hebben want een paar kilometer verderop, wie verwacht zoiets nogmaals, deden ze een tweede poging, met even weinig success. Niet met mij natuurlijk. Ze komen terug, een derde maal, maar gewapend met een serieuze kei mikte ik voor een keer goed (ben daar normal gene straffe in) tegen de achterste z’n hoofd, goed raak hoor haha, en ik heb ze niet meer gezien. Geen idee wat hen bezielde.
Via de plaatsjes Adu en Ranggo rij je door een bergachtig terrain tot Dompu, Sumbawa’s derde stad. Af en toe klimmen, maar nooit echt steil. In Dompu heb ik in een rumah makan, tegenover de moskee geluncht. Nog een serieuze klim krijg je voorgeschoteld (weer gelijkmatig, niet steil) en dan is het vlak tot Bima. De bergen die je de laatste 30 km voor je ziet moet je niet over. De wind is hier de spelbreker. Tientallen kilometer moet je er tegen vechten en pers je amper 12 a 14 km/u uit je pedalen. Het voelt wel frisser aan, maar het gaat niet vooruit.
In Bima, na 105 km, is juist zoals in elke andere stad in Lombok of Sumbawa absoluut niets te zien; maar dan ook echt niets.
Niet één cafeetje, niet één gezellig restaurantje, niet één mooi gebouw, niets.
Overnachten en morgen verder rijden.
Woensdag 08/09/04: Bima – Sape (105 km)
————————————
De overzetboten naar Flores vertrekken om 8 uur ’s ochtends uit Sape, dus die kan ik nooit halen vandaag. Omdat ik ervan uitging dat er niet veel te zien is om de dag te vullen in Sape neem ik niet de hoofdweg tot daar (+/- 45 km) maar rij ik rond het noord-oosten van het eiland om de berg Doro Daria. Iets wat ik me nog zou beklagen …
Wanneer je Bima uitgereden bent krijg je dadelijk een klim voorgeschoteld. Het zijn niet die 8 km die vrij gelijkmatig stijgen die zwaar zijn, maar de staat van de weg. Een wasbord waar je overheen moet, en zo zou het blijven de eerste 25 km. In de vallei zie je het enig streepje groen op Sumbawa; enkele veldjes die door irrigatie geschikt gemaakt zijn om rijst te verbouwen.
Ondertussen heb ik hooguit 5 kilometer alleen gereden en is het een constant afwisselen van Sumbawawers die naast me blijven rijden, sommigen weer een kwartier aan een stuk.
En allemaal willen ze wat van je.
Gelukkig had ik de 3 drinkbussen gevuld in Bima, want het duurt lang eer je iets tegenkomt om opnieuw bij te tanken. Opslaan dus waar je kan !
Na een 40-tal km is de weg opnieuw herschapen in een soort van wasbord. Ik ben moe, de kont, maar vooral armen, polsen en handen doen pijn. Tawali blijkt de grootste plaats te zijn na 55 km want deze plaats staat vermeld op de kilometerpaaltjes. Ik neem me voor om daar de bus naar Sape te nemen.
Spijtig, want ergens heb ik dan niet het hele eind gefietst, maar ja, ’t was toch al een vrijwillige omweg. Bovendien ligt niet alleen de weg er erbarmelijk bij maar worden de Sumbawawers steeds opdringiger. Op een bepaald moment rijden er vier brommertjes met me mee, met daarop 13 personen.
Vermoeiend …
Als ik stop wachten ze ook gewoon.
In Tawali passeer ik een pleintje waar twee bussen staan. Ik probeer met handen en voeten duidelijk te maken dat ik de bus naar Sape wil. Het woordje ‘bus’ en ‘Sape’ en ernaar wijzen zou toch een belletje moeten doen rinkelen zou je zeggen ?
Maar ze wilden me niet begrijpen. Na een tijdje kwam er eentje naar me toe die gebaren maakte waaruit af te leiden viel dat de bus naar Sape wat verderop zou vertrekken. Dat zou niet ongewoon zijn, want voor elke bestemming hebben ze hier een andere terminal, ook in kleinere plaatsen. Heel handig als je aansluitende bussen moet pakken, zo een systeem, maar goed dat is gelukkig mijn probleem niet. De man kon gelijk hebben want op de kilometerpaaltjes stond dat Tawali nog 2 km verderop was. Ik rij de heuvel op, nog 1 km, ik zie niets …
Dan een kilometerpaal ‘ 0 km ‘… in the middle of nowhere !!
Dan maar doorrijden en de bus tegenhouden als ze voorbijrijdt dacht ik. Ondertussen zat ik wel weer door men water heen en had ik niet bevoorraad (ik zou toch op de bus springen ?).
Mensen blijven je lasting vallen, kinderen roepen ‘money’ i.p.v. ‘hey Mister’, eentje presteerde het zelfs om gewoon met zen brommer op me af te rijden met zen handje open.
Tsja… Ik word nijdiger, kan het niet helpen en blaf dat ze me met rust moeten laten.
Ik heb dorst en vind geen water; eten al helemaal niet. Nog dik 25 km in die hitte, op die slechte weg, nog een paar klimmetjes gedaan en eindelijk is er een dorpje.
Hier koop ik het enige flesje water van 600 ml en de enige sprite (die wordt ter plaatse weggespoeld, ik was uitgedorst).
Locals trekken de kaart uit men baggage, trekken eraan tot ze scheurt, vragen weer om geld ..
Ik rij door. Ze volgen ….
ik probeer het me niet aan te trekken. Ondertussen ga ik weeral kapot van de dorst. Heb serieus tekort aan water denk ik. De uitlopers van de Daria zorgen voor ontelbaar veel baaitjes met steeds korte, steile klimmetjes van 0,5 tot 1,5 km. Kort, maar steil !!
Aan de afdaling heb je niets, die doe je met de remmen dicht door de staat van het wegdek.
Ik heb honger. Locals wisselen elkaar af met naast, voor en/of achter je te rijden. Geen streepje schaduw. Weer een halve berg wordt platgebrand. De rookt pakt op je adem, blijft in je mond plakken ? niets om dat alles weg te spoelen. Een lange klim ligt voor me en ik smeek ‘ Oh God, laat dit de laatste zijn, ik ben leeg, please !’ … Ik wil desnoods een truck of pick-up tegenhouden, want die bus komt toch niet, maar hoe bestaat het; al vier maanden scheuren ze langs je en nu, nu je er eentje wil hebben, heb ik er al drie uur geen gezien . Ondertussen heb ik ook geen idee meer hoe ver het nog is. Sinds die 0 km van Tawali staan er nog wel kilometerpaaltjes, maar zonder info op.
Ik ben bijna boven. “Knak”, ik trap door, shit.
Ik kijk naar beneden. prachtig ! De ketting gebroken. Ik moet de kelk echt tot op de bodem ledigen vandaag. Het is 16 uur voorbij. Ik overweeg om in de kant te gaan zitten en te wachten op een lift. Er moet toch IETS komen !? Voor de zekerheid, en meer om toch maar iets te doen, besluit ik na een tijdje toch maar de ketting te vervangen. Die zit tesamen met de kettingpons natuurlijk onderin een van de zakken. Dewelke ? Ik gok natuurlijk op de verkeerde. Iets voor half vijf was ik klaar, smerige handen, nog steeds geen truck, zelfs geen brommer deze keer, hoe bestaat het !?
Ik rij verder. Zonder handschoenen, en alles doet daar al zo’n pijn. Na een hele tijd klimmen kom ik in Pai. Nog 30 kilometer tot Sape zeggen ze daar. Het is 17 uur, om 18 uur wordt het donker. Dat haal ik nooit. Nog steeds geen truck of bus gezien. Gelukkig heb ik hier twee kleine flesjes water kunnen bemachtigen. Ik smeek nogmaals laat dit nu de laatste klim zijn want God wat zit ik kapot. Hij heeft me er nog een stuk of 16 voorgeschoteld denk ik.
‘k Zal me volgende keer maar beter tot Boeddha of Shiva richten denk ik.
Het is reeds donker als ik aan de laatste twee klimmen begin. Ik voel me niets op men gemak.Dit is exact wat ze zeggen dat je hier niet moet doen; in het donker alleen rondhangen waar geen andere toeristen zijn, laat staan door de bergen rijden. Ze zien je allemaal door hun dorp rijden, wat als ze je opwachten ?
Ik arriveer veilig maar volledig uitgeput in Sape. Blij dat ik morgen Sumbawa achter me kan laten.
Flores
Donderdag 09/09/04: Sape – Labuhanbajo (4 km)
——————————————
Om 06u30 ben ik op want om 8 uur vertrekt de boot naar Flores, wat negen uur varen is. Ik doe de overtocht in het gezelschap van een Nieuw-Zeelands / Engels koppeltje dat in Queenstown (NZ) woont en voor de rest een heleboel Indonesiers. Op de boot werd een natuurdocumentaire onderbroken voor een nieuwsuitzending (in het Indonesisch). Een of ander gebouw in Jakarta bleek zwaar beschadigd en de Australische vlag (of was het de Nieuw-Zeelandse, iets waar het koppeltje over discuteerde …..) kwam vaak in beeld waardoor we al snel begrepen dat het wel de ambassade moest zijn. Die hele aanslag verbaast me niets. Ook het hele gedoe in Oost-Timor was opgezet door het leger, en nu, juist voor de verkiezingen dit weer. Ze hebben m.i. gewoon een excuus nodig om “een harde” (lees militaire) hand aan het bewind te kunnen verantwoorden.
Om 17 uur kwamen we aan in Labuhanbajo, een plaatsje dat de toerist niets te bieden heeft. Het eiland Flores dankt zen naam aan de Portugezen die het Cabo Das Flores noemden. Het is een bergachtig eiland met een hele reeks vulkanen waarvan er 14 als actief bestempeld worden. Het eiland is geologisch één van ‘s werelds meest onstabiele zones en wordt jaarlijks getroffen door aardbevingen. Flores is in vogelvlucht 375 km lang van oost naar west maar door de bochtige, stijgende en dalende bergwegen wordt dat 700 km over de weg (2 voor 1 !) De bekendste toeristische attractie is de vulkaan Kelimutu met zijn drie meren die, verschillend van elkaar, van kleur veranderen (door de mineralen in het meer).
Vrijdag 10/09/04 + zaterdag 11/09/04: Labuhanbajo – Kanawa Island (boot)
————————————————————————
Met een motorbootje vertrek ik om 10u30 naar Kanawa, een eilandje ten westen van Flores. Ik deel de boot met een geschifte Oostenrijker en zijn zoontje van een jaar of drie. Hij zit al vier weken op Kanawa en is deze ochtend naar Flores gekomen om medicamenten voor zijn vrouw te kopen die gebeten is door een of andere vis die zich onder het zand verstopt.
Kanawa is piepklein. Het duurt een kwartiertje om rond het eilandje te wandelen. Er zijn enkele kleine, primitieve hutjes en een eenvoudig restaurantje. Elektriciteit is er soms ’s avonds. Er is geen douche enkel een mandi (bak met water waaruit je schept en over je heen giet). Er is echter een probleempje, er is bijna geen water meer door de grote droogte. Het is wel besteld en zou een van de dagen geleverd moeten worden met een bootje. Dat wordt dus in de zee springen om je te wassen voorlopig. Rond het eiland zijn enkele mooie riffen om te snorkelen met veel kleurrijk koraal, mooie zeesterren (grote dikke oranje of blauwe met lange, smalle armen) en ik heb gezwommen tussen een hele school barracudas van ongeveer 1 tot 1,5 meter !
De Oostenrijker had ook al tweemaal kleine haaien gezien tijdens het snorkelen; ik niet. Ontelbaar veel andere vissen in de mooiste kleuren geven je weer het gevoel in een aquarium te zwemmen in plaats van in de zee.
Zondag 12/09/04: Kanawa – Labuhanbajo (boot)
———————————————
Ik had graag nog een tweetal dagen langer op Kanawa gebleven want veel dichter bij een afgelegen paradijslijk eilandje kan je niet komen denk ik, maar er is slechts een maal per week een boot van Labuhanbajo naar Lombok. Nog een week blijven leek me te lang en met ferry‚s en bussen terug naar Lombok via Sumbawa zag ik ook niet zitten. Om 7 uur zat ik dus terug in het motorbootje. Vandaag heb ik voor de eerste keer regen gezien in Indonesië. De hele middag viel er een fijne motregen, dus echt veel schieten ze er waarschijnlijk ook niet mee op. Om 18u00 kan ik aan boord van een Peramaboot die me terug naar Lombok brengt. De meeste passagiers boeken een retourtripje tussen Lombok en Flores. Enkel ik en een Nederlands koppel kwamen hier aan boord. Voor een keer waren de andere nationaliteiten outnumbered door de Belgen. nbsp; Er was nog een koppel uit Gent en een uit .. Brasschaat aan boord. Wat een toeval he ! Verder zou ik de komende dagen optrekken met Engelsen, Schotten, Oostenrijkers, een Hongaar en een Duitser. Slapen moesten we aan dek op matrassen van 1 cm dik (keihard dus). Er waren wel cabines maar die waren zo groot als een keukenkastje. De eerste avond was het afscheidsfeest van enkelen die hier van boord gingen en welkom voor de drie nieuwkomers. Veel pintjes gedronken (er moest ’s nachts zelfs bijgehaald worden).
Met de boot terug naar Lombok en Bali
Maandag 13/09/04: Labuhanbajo – ‘s nachts doorvarend ten noorden van Sumbawa
———————————————————————
Reeds om 6 uur vertrokken we naar Rinca, auw dat was vroeg ! Rinca is een van de twee eilanden waar de Komododragons leven, ’s werelds grootste reptiel. De officiële naam is Gargantuan Lizard, 3 meter lange, 100 kg zware monsters. De eilanden liggen in de woeligste wateren van Indonesië. Tot voor enkele jaren werden de Komodovaranen gevoed voor de ogen van de toeristen. Een levende geit werd voor hun ogen door de reptielen aan stukken gescheurd. Onder druk van het WWF is men hiermee gestopt. De varaan heeft krachtige, vijfklauwige poten waarmee hij, met de staart omhoog, korte sprintjes kan trekken. Ze staan erom bekend soms veel grotere opponenten aan te vallen, waarbij ze soms op hun achterpoten gaan staan. De Komodovaraan leeft van de jacht op herten, apen, wilde varkens en waterbuffels. Ze eten ook hun eigen dode soortgenoten op. Ze beschikken over zo een grote keel dat ze een geit in een keer kunnen doorslikken. Het volstaat voor de varaan om zen prooi te bijten en geduldig af te wachten. In zen beet zitten zoveel bacterieën dat het gewonde dier (vaak pas na dagen lijden) vanzelf sterft. Tot op heden blijft het een mysterie waarom ze enkel op de eilanden Komodo en Rinca te vinden zijn. Het landschap in Rinca lijkt als 2 druppels water op wat je zag in Jurassic Park, alleen zie je ze hier ook echt (oke, kind of) rondlopen. In de late voormiddag zetten we koers naar Gili Laba waar het snorkelen niet echt de moeite was.
Dinsdag 14/09/04: Terug naar Senggigi
—————————————-
Slecht geslapen onder een prachtige sterrenhemel (ook veel kakkerlakken aan boord). In de voormiddag stoppen we aan het eiland Moyo aan de noordkust van Sumbawa. Hier bezoeken we een klein watervalletje waarvan je je (Tarzangewijs) naar beneden kan zwieren met een touw. Wel plezant. Wanneer we verder koers zetten naar Lombok schiet er voor ons plots een dolfijn uit het water. Er blijken er meer te zijn. Vlak naast de boot springen ze naast elkaar in die typische boogjes uit het water. Schitterend om te zien. En er zijn er veel, langs weerskanten. Wat een prachtige beesten !! We zien ook nog een supergrote tonijn die tweemaal een echte acrobatensprong boven water uitvoert. Later in de voormiddag stoppen we nog aan een echt heel klein eilandje, Keramat (+/- 50 x 50 m) om nog een beetje te snorkelen. Het bountystrandje met paradijslijk turquoise water eromheen was meer de moeite dan het snorkelen.
Bij aankomst in de haven van Labuhan Lombok is het zo hard aan het waaien dat ons schip(je) op een zandbank geblazen wordt. We zitten muurvast en moeten wachten op hoogwater. ’s Avonds laat brengt een bus ons uiteindelijk nog tot aan de westkust van Lombok, naar het droevige Senggigi.
Woensdag 15/09/04: Senggigi – Gili Trawanga
————————————–
Zoals eerder gezegd valt er in Sengiggi werkelijk niets te beleven. In de voormiddag neem ik samen met Peter en Kim uit Brasschaat de boot naar Gili Trawanga (een van de drie eilandjes voor de noordwest kust van Lombok; ik was reeds eerder op Gili Air). Hier nemen we een mooie kamer in Eddy’s homestay met hangmatje voor de deur. Heel mooi. We zijn nog maar amper aangekomen als de “Super”, één van de gasten die daar werkt, ons attent maakt op een brandje een beetje verderop. We zien inderdaad wat rook. Als we meer en meer locals die kant zien oprennen, gaan we ook maar eens een kijkje nemen, zo een 250 meter verderop. Het is echt erg, een strooien hutje staat helemaal in brand en veroorzaakt metershoge vlammen.
De nabijgelegen hutjes worden in paniek ontruimd van hun schaarse meubeltjes en matrassen. Een tweede hutje vliegt in brand. Mannen en vrouwen zitten op hun dak. Met grote palmtakken proberen ze het vuur tegen te houden dat daar spontaan ontstaat door de grote hitte en door de hete assen die door de wind meegevoerd worden van de brandende hutjes. De paniek wordt groter, en plots gaat het heel vlug. Het ene hutje na het andere vliegt in brand. De mensen blijven tegen beter weten in op het dak van hun hutje de vlammen uitkloppen terwijl de vlammen onder hen reeds door het raam braken. De wind blaast het vuur in de richting van onze bungalow. We krijgen een slecht voorgevoel en haasten ons naar daar. Net als we aankomen loopt het uitbaatstertje krijsend over haar erf. De strooien hutjes vlak naast onze (stenen) bungalow staan in lichterlaaie. Peter en ik zeggen tegen elkaar dat we maar best zo snel mogelijk ons boeltje pakken. Verdomme, ik had net men twee zakken volledig leeggeladen om men vuile was er uit te sorteren. Ik was nog volop aan het inpakken toen Peter en Kim reeds een eind verderop stonden. Mijn fiets had ik vastgemaakt aan een paaltje naast dat strooien hutje van de uitbaatster dat nu in vlammen dreigde op te gaan. Door al dat gekrijs en paniek, en die vlammen die nu wel heel dichtbij waren, werd ik toch zenuwachtig (hoeveel gasflessen staan er in dat hutje vlak naast me ???) en krijg ik men slot niet los. aaaahrrr, verdomme !!!!!
Ik geraak weg en zie het vuur enkel uitbreiden en vrees het ergste voor de rest van het dorp, mensen die dreigen alles te verliezen. Hoe kunnen ze dit stoppen ? Het is kurkdroog, ze hebben geen water, geen slangen om te blussen, niks (ja, een zee vol water maar hoe krijgen ze het daar ??) De uitbaters van de duikscholen aan het strand worden nu ook zenuwachtig. Zij hebben hun mannetjes ook al op het dak gezet met een grote tak vol palmblaren om elke hete genster die op het dak vliegt onmiddellijk uit te kloppen. Ze vragen of we mee een “menselijke keten” willen vormen om water vanuit hun zwembaden (oefenbaden om te duiken) naar verderop in de straat te brengen. Dat zien ze van hier. Ik zal hier is een beetje den held gaan uithangen en sebiet met weet ik veel wat voor brandwonden hier in de pampas zitten zeker. Singapore met zen goede ziekenhuisen is wel heel ver weg van Gili Trawanga hoor. Ne merci krijg je er achteraf toch niet voor. Trouwens zij zijn ook maar in actie geschoten toen hun duikclubjes bedreigd werden, en niet toen de hutjes van de locals wat verderop in brand vlogen. In plaats daarvan heb ik mijn velooke nog wat verder weggeduwd en dacht ik er ernstig over de eerste boot naar het hiernaast gelegen Gili Meno te nemen. Plezant zou het hier vanavond toch niet worden.
Terwijl ik daar nog wat sta te pijnzen roepen vier locals vanuit een barretje naar me en vragen of ik geen marihuana wil kopen. Ik zeg “djeezes, your village is on fire and you … ” Ze lachen maar wat. En ik zou moeten helpen blussen ? Yeah right ! Tot mijn grote verbazing krijgen ze het met hun palmbladeren toch onder controle (en mits wat hutjes plat te gooien om het vuur te stoppen). Wij zijn ondertussen in een andere bungalow aan de andere kant van het eiland ingetrokken. Als we ‘s avonds een kijkje gaan nemen stel ik tot mijn grote vreugde vast dat ons vrouwtje haar huisjes nog overeind staan, want ’t is een tof mens. Haar huisjes waren van steen met golfplaten op het dak. Ze heeft wel heel veel geluk gehad. We zeggen haar dat we ergens anders een kamer hebben maar beloven haar morgen terug te komen wanneer alles opgekuist is. Die andere bungalow beviel ons toch al niet. Ondertussen waren we toch ook safe moest het vannacht terug opflakkeren, want alle hutjes errond waren platgebrand.
Donderdag 16/09/04 – dinsdag 21/09/04 :
———————————-
Weekje verlof. We worden goed gesoigneerd bij Eddy’s homestay met de heerlijkste fruit juicekes. We doen een snorkeltrip langst elk van de drie eilandjes. Voor Gili Meno zouden schildpadden te zien moeten zijn. Eerst ben ik de enige die er geen ziet in de grote diepte onder me maar dan komt er eentje naar boven. Ik kan hem mooi volgen en er komt er nog eentje bij en ik zwem zeker 10 minuten mee met zo een grote schildpad op nog geen meter onder me. Indrukwekkend !
Op 20 september waren er verkiezingen. Ik ben in de voormiddag eens gaan kijken in het schooltje waar ze moesten gaan stemmen. Een paar mannen in militaire outfit hielden een oogje in het zeil (of noemt dat niet intimidatie ?). Het zijn Indonesië’s eerste directe presidentsverkiezingen. Na enkele voorverkiezingen blijven er twee kandidaten over. De huidige leidster Megawati Soekharnoputri en Susilo Bambang Yudhoyono, de man van het leger en religieus gezien de fanatiekste (moslim) van de twee. Niet geheel tot men verbazing behaalt Yudhoyono 90% van de stemmen in Gili Trawanga.
Woensdag 22/09/4: Gili Trawanga – Padangbai
—————————————
Met een bootje vaar ik van Gili Trawanga naar Bangsal op Lombok en van daaruit met de bus naar Lembar (dit stuk had ik in de omgekeerde richting reeds gefietst). In de namiddag neem ik de ferry naar Padangbai op Bali.
Donderdag 23/09/4: Padangbai – Ubud (65 km)
—————————————
Ik zal het ook nooit leren. In plaats van de kortste weg naar Ubud te nemen dacht ik wel een mooier, rustiger alternatief op de kaart gevonden te hebben. Mooier en rustiger was het in ieder geval, veel zwaarder als verwacht ook. Komende van Padangbai reed ik eerst een stukje terug richting Candi Dasa. Na 7 km kun je linksaf richting Manggis. Een goede kilometer na deze afslag begint de klim. Je vertrekt van de kust dus moet je de volle 700 meter hoogte waarop Putung in de bergen ligt overwinnen. 700 m stijgen lijkt misschien niet veel maar je mag ze hier eens komen klimmen; extreem stijl ! Waarom doe ik mezelf dit toch aan ? Omdat het zo ongelooflijk mooi is hier natuurlijk.
In Duda, ik was al volop in de afdaling dan, was er een ceremonie. Mannen liepen in hun lange rokken en met een soort van tulband op hun hoofd, de vrouwen ook in traditionele klederdracht en op hun hoofd droegen ze schalen met metershoog opgestapeld fruit om te offeren. Heel mooi. Dit was niet voor de toeristen. Iets buiten het dorpje kan je linksaf richting Semarapura (= Klungkung) rijden. Van hieruit heb je min of meer een vlakke weg tot in Ubud.
Vrijdag 24/09/04:
———————
Dagje Ubud. Ik denk dat het vakantieperiode is in Japan want het stadje bulkt ervan. Is niets want het zijn leuke, grappige mensen. En de grootste shoppers die er zijn denk ik.
Zaterdag 25/09/04: Ubud – Kuta (37 km)
———————————-
Ik verlaat Ubud via de dorpjes Pengosekan, Kunba, Kelingkung, Manang en Celuk. Elk dorpje heeft zen eigen ambachtelijke specialiteit. Je hebt het dorp met de houtbewerkers, een dorp vol schilders, eentje met beeldhouwers, een ander die vanalles met rotan maken, de goud- en zilversmeden, maar het mooist vond ik Manang, waar ze vliegers (kites) maken. Hele grote die tijgers, draken, vleermuizen, enz uitbeelden. Ze hebben prachtige koppen in hout of kunststof en alles wordt met de hand geverfd. Dwars door het centrum van Bali’s hoofdstad Denpasar rij ik verder naar Kuta. Om 12 uur geniet ik al van een bigmac en frietjes in een van de drie Mac Donalds die hier op amper 1 kilometer van elkaar liggen. Hier verkopen ze ook spagethi en rijst in de Mac Donalds en hij is ononderbroken open van vrijdagochtend tot zondagnacht !!
Zondag 26/09/04 – dinsdag 28/09/04:
——————————–
Een beetje relaxen, shoppen en lezen in Kuta. Ook hier opmerkelijk veel Japanners nu. Nog té veel “Ozzies” ook. Kuta bulkt van de winkels waar je 1 Euro voor cd’s of dvd’s betaalt. Ook alle mogelijke computerprogramma’s vind je (kost je wel 2 Euro). Vaak de versies voor 2005. In een reisburootje vond ik vliegtickets naar Yogyakarta voor 25 Euro, maar ze konden niet boeken in het weekend. Maar het kan nog beter. Men neme zen fiets en rijde de 4 kilometer naar de luchthaven. Daar is er een kantoortje van Lion-Air, en zij verkopen je de tickets voor 14 Euro. Ik heb het ook maar uitgevist omdat ik toch tot daar moest rijden om men vlucht naar Bangkok te bevestigen (altijd doen hier of je kan het vergeten om te vliegen !!). Ik vlieg dus voor 28 Eurootjes over en weer naar Borobudur.
In de Jakarta Post las ik dat de 26ste de Tour d’Indonesië gestart is. Een tiendaagse, 1.503 km lange wedstrijd van Jakarta naar Bali. De verkiezingsresultaten tonen dat Susilo Bambang Yudhoyono 60% van de stemmen haalt en Megawati Soekarnoputri 40%. Het zal wel niemand verbazen dat Soekarnoputri enkel een meerderheid haalde in (het merendeel Hinduistische) Bali (62,28 %) en in Oost Nusa Tengara (met het Christelijke Flores) (71,84 %). Ter vergelijking, in West Nusa Tengara (i.e. Lombok, Sumbawa + bijhorende eilandjes) haalde ze 24,97 %. Dit heeft dus alles met godsdienst te maken, niets met politiek. of juist wel …….. Met de verkiezing van generaal Susilo Bambang Yudhoyono heeft ‘s werelds grootste moslimland, dat tot 1998 onder militair bewind leefde gedurende drie decennia, dus zijn democratische keuze gemaakt. Komen ze van zo ver, uit die dictatuur, en dan kiezen ze voor een voormalig militair en de Golkar Partij van generaal Soeharto.
Daarbovenop de problemen van massale corruptie, ongehoord hoge werkloosheidscijfers en bovenal religieus extremisme (hoe zit dat nu met die Al Quaida kampen in Sulawesi ???). Ik denk niet dat de toekomst er erg rooskleurig uitziet voor Indonesië. Nog een “Bali-bom” en het toerisme zal helemaal als een pudding in elkaar zakken. En het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat die bom er komt. Ik hoor nu al geruchten dat Australiërs (het merendeel van de toeristen hier) zich nog moeilijk kunnen verzekeren als ze deze kant uitkomen (een zegen voor de andere toeristen als ze wegblijven, maar ja, dan kom je ze ergens anders weer tegen … ).
Java
Woensdag 29/09/04: Kuta – Yogyakarta (vliegen)
—————————————–
Om 4 uur was ik reeds uit bed en om 5 uur op de luchthaven. Weer een uurtje later bracht een vliegtuig van Lion-Air (official carrier of Miss Universe 2004-2005) me naar Yogyakarta. Met zo een naam en zo een verantwoordelijkheden; dat moet wel goedlopen. Omdat het in Java een uurtje vroeger is als in Bali, kom ik om 6 uur plaatselijke tijd (onzacht) aan en schuim ik al vroeg door de straten van Yogyakarta (niet te verwarren met Jakarta, Indonesies hoofdstad). Yogyakarta, door alle locals simpelweg afgekort tot Yogya (spreek uit ‘djokdja’) telt een half miljoen inwoners en wordt ook wel eens “de ziel” van Java genoemd. Over Jl. Malioboru, Yogya’s hoofdstraat loop ik via het paleis van de sultan naar de Prawirotawan wijk. Mc Donalds, KFC & Pizza Hut zijn opvallend goed vertegenwoordigd hier. Even inchecken in een leuk guesthouse (Prambanan Guesthouse, eigenaar is een Belg, Ludo Wauters, inderdaad, broer van …. )
Een beetje verderop in de straat heb je Via Via cafe, ook Belgisch met vestigingen in Antwerpen, ergens in het Leuvense, Spanje, Honduras, Tanzania en …. Yogya. Tof plaatsje. In de late voormiddag laat ik me met de riksha (nog heel prominent aanwezig in het straatbeeld) afzetten bij het paleis van de sultan. De sultan is ook gouverneur van de regio, maar heeft een probleem; vijf dochters en geen zoon (blijven proberen !).
Het paleis zelf trekt echt op niks. Sorry, maar het is echt zo. Het is een stomme verzameling lelijke, vervallen pavilioentjes in een stoffige vlakte. Alles is slecht onderhouden. Er is ook een museum. Daar liggen een paar van zen oude sokken achter glas, van die simpele messen met zo een houten handvatje waarvan je er vier voor anderhalve Euro in de Delhaize koopt en die ik enkele jaren geleden nog gewoon in de vuilbak heb gesmeten. En hier leggen ze dat in een museum !? Ja ……. dan open ik volgend jaar ook men eigen museum hoor; oude sokken en bestek genoeg.
In één van de zijstraten zag ik in de namiddag hoe twee grote groepen moslimmeisjes serieus gedrilld werden. Onder leiding van een militair die bevelen uitschreeuwde moesten ze marcheren, op zo een militaire manier lopen (hoe heet dat, zoals in Full Metal Jacket ” left-right-left-right-left-right-left”), salueren, allemaal in de blakke zon, met hun hoofdoekje op. En maar schreeuwen. Hier worden ze goed klaargestoomd hoor. Toen ik foto’s trok werd me tot drie (!) maal toe gevraagd waar ik vandaan kwam. ‘s Middags was er een hele mooie parade op de Jl Malioboru. Iets wat de eenheid van de provincie moest uitbeelden met vertegenwoordiging van verschillende dorpen of regio’s.
Donderdag 30/09/04:
——————
Weeral om 4 uur uit bed. Deze keer om de zonsopgang bij de Borobudur te gaan bekijken. Een mini-busje pikte me voor de deur op om 5 uur. Er zat nog een andere persoon in, waar je dan de verplichte conversatie mee aan moet gaan. Tsjonge jonge, wat ben ik blij dat ik zo niet elke dag moet reizen, weten dat zo een Australische backpacker onvermijdelijk je gezelschap is voor de rest van de dag. Gelukkig stapte er ook nog twee veel toffere Friezen op de bus. De Borobudur zelf is best wel knap maar …….. ik had hem groter verwacht. Samen met Angkor Wat in Cambodia en Bagan in Myanmar is hij een van de drie indrukwekkendste religieuze sites in Zuid-oost Azië (alhoewel ik verwacht dat de andere twee, en vooral Angkor Wat, wel van een ander kaliber zullen zijn). De Borobudur is zo’n 1200 jaar oud (gebouwd tussen 750 en 850 na Christus). In 1815 werd hij herontdekt onder een laag vulkanische as.
Op 21 januari 1985 werden er nog bommen tot ontploffing gebracht door tegenstanders van het Soeharto regime, maar alles is gerestaureerd. Na de Bali-bom in 2003 zijn de bezoekerscijfers teruggevallen naar 10% van hun vroegere niveau (nog zo’n 40 per dag). Wij waren inderdaad alleen, met nog 3 toeristen uit een ander busje. Later op de ochtend kwamen er nog enkele Indonesische toeristen. Onze Australische vriend gaf weer een staaltje van hun domheid ten beste. Zo viel hij uit de lucht toen hij hoorde over het bestaan van “heilige koeien” in India. Dat kon toch niet zoiets .. nog nooit had hij daar iets over vernomen. Op Bali kwam ik ooit een backpacker tegen, een Zwitser deze keer, die vroeg “Borobudur, is dat geen berg of zo ?” Tsja …… als je dan op reis bent in Indonesië …… Gelukkig ging onze Ozzie niet mee naar de andere tempel, de Hinduistische Prambanan (het is schandalig, twee keer 10 usd te moeten betalen, vond hij …. ).
Ook hier waren wij, m.u.v. enkele Indonesische scholieren, weer de enige toeristen. We moesten natuurlijk met elk van hen op de foto, dat vinden ze fantastisch. De Prambanan staat momenteel in de (bamboe)steigers. Hij is mooi hoor, maar weer niet om te zeggen …… “goddelijk” mooi. (zoals de kathedraal van Antwerpen bv). Om 13 uur waren we al terug in Yogya (en ik die me afvroeg of het wel haalbaar zou zijn om beide op een dag te bezoeken). Ik ben toch blij dat ik beide tempels gezien heb (en nog gelukkiger dat ik morgen niet weer in zo een busje moet zitten). Het was vandaag aankomst van de Tour d’Indonesia in Yogya, maar ik was te laat. Dan maar even doorgewandeld naar Pasar Beringharjo, de grote overdekte markt. Die is écht de moeite waard. Drie verdiepingen met prachtig op mekaar gepakte stalletjes. Je hebt een hele afdeling met enkel specerijenkraampjes, andere met fruit, weer andere vol met stukken vlees en vis (ongekoeld, vol vliegen), groenten waar je de muizen zo tussen ziet lopen, ….. heel fascinerend allemaal. Hier ga ik ‘s ochtends nog eens naartoe komen, want nu was er al veel verdwenen.
Om 16u30 moet ik in Via Via cafe zijn voor een “cursus” Indonesisch koken. Ik was de enige, dus dat werd prive les. Ik heb tahu cabe hijan leren klaarmaken, een vegetarisch gerechtje met tofu, aardappelen, wortelen, enz …. in een sausje met chilli, look enz. En ook nog garnalen in chilli saus en tempe in caramelsaus. En daarna mag je alles lekker zelf opeten. Met de complimenten van de chef.
Vrijdag 01/10/04:
—————
Vandaag moest ik al om 7 uur uit bed, want ik had me ingeschreven om een fietstochtje te doen in de regio (met via Via cafe). Wat een drukte, wat een stress …… Er waren niet meer geïnteresseerden dus gingen ik en Indah samen op pad. De fiets was iets wat ooit op een mountainbike geleken moet hebben, zonder achterrem en een voorrem die het niet deed, een zware versnelling die niet verzet kon worden, maar goed genoeg voor het vlakke parcours dat we zouden afleggen. Yogya is een vrij kleine stad, dus je zit al snel tussen de rijstvelden te rijden. We stopten aan een veldje waar ze juist de babyplantjes aan het verplanten waren. Het is natuurlijk de bedoeling dat je dat ook eens doet, dus wij tot halfweg onze onderbenen mee in de modder en planten maar. De grond is hier zo vruchtbaar en het klimaat zo stabiel (‘t is hier gewoonweg altijd 32 graden) dat er tot drie, soms zelfs vier keer per jaar geplant en geoogst kan worden op een veld. Op een ander veld waar enkele locale boeren aan het oogsten zijn gaan we even helpen. Een bussel rijst vastnemen en uitkloppen op een plankje tot alle rijst eraf is (alles manueel, heelder velden). In weer een ander veld dat droog staat zien we hoe de bovenlaag weggeschraapt wordt, water toegevoegd en in een mal gegoten wordt om baksteen te maken. Ook dit moet je natuurlijk zelf ook eens doen. Vlak naast ons ligt een grote cubus stenen van 4 x 4 m te bakken. We passeren ook nog een “fabriekje” (afdakje met twee machines eronder) waar de rijst gepeld wordt en langst een dorpje waar we gaan kijken hoe homemade tempe gemaakt wordt, langs maïsvelden waar manueel geoogst wordt, plantages met magnok en zoete aardappelen. Ik was me vanochtend vergeten insmeren dus ik ben redelijk verbrand als we om 13 uur terug in Via Via komen. De fiets mocht ik de rest van de dag nog bijhouden dus reed ik zelf nog even naar Kotagede, een plaatsje ten zuidoosten van Yogya waar het vol zilversmeden en bijhorende winkeltjes zit.
Zaterdag 02/10/04:
—————–
In de voormiddag ben ik nog even met Indah, de gids van gisteren, naar een soort van jaarmarktje geweest in een dorpje iets buiten Yogya. Later op de dag terug naar de overdekte markt om wat mooie foto’s te maken. ‘s Avonds vloog ik terug naar Kuta en zetten we de klok opnieuw een uurtje vooruit. Paar dagen Yogya is heel goed meegevallen.
Zondag 03/10/04 – Dinsdag 05/10/04:
——————————-
Laatste dagen op Bali. De kilometerstand op de fietscomputer geeft 3.858 km aan. De laatste maand heb ik echter bijna niet gefietst. Maken we wel goed. Van de vele honderden eilanden in Indonesië heb ik er 12 bezocht (Bali, Lombok, Gili Air, Gili Trawanga, Sumbawa, Flores, Kanawa, Rinca, Gili Laba, Moyo, Keramat & Java) Achteraf bekeken heeft Indonesië me gegeven wat ik zocht, droog weer (buiten enkele uren motregen in Flores was het krurkdroog) maar het fietsen was niet overal een meevaller. Wat er in de toekomst, en zeker met Hinduistisch Bali, zal gebeuren lijkt me een groot vraagteken. Onafhankelijkheid zou voor hen de beste oplossing zijn denk ik, maar dat zal nooit aanvaard worden door Jakarta. Nu wordt er in Lombok en Sumbawa rondgegaan om geld op te halen om Moskeeën te bouwen in Bali, en worden moslims naar daar overgebracht, iets wat vooral in het noorden van Bali reeds goed zichtbaar is. Een ding is wel duidelijk; geloven in Buddha of Shiva maakt een veel aangenamer mens van je dan dwepen met Mohammed.