China: February 2008

Southern Yunnan

Fietsen in China.

Ik had het al verscheidene keren overwogen.  Telkens ik foto’s zie van andere fietsers, spreken de spectaculaire landschappen me enorm aan.  Wat me echter steeds op een of andere manier tegenhield waren de Chinezen zelf. Diegene die ik tegenkom (of diegene die opvallen) bevestigen de cliche’s waar ik een beetje op afknap.  Heel luid, zowel in hun praten als rochelen, vaak drinkend, rokend.  Steeds dacht ik dan bij mezelf “laat me maar een beetje in Thailand en Laos blijven, daar vind ik het zeker plezant”.
Maar een mens geraakt daar wel een keertje uitgefietst, en zodoende ben ik nu toch de grens overgestoken en heb men voorwiel in deze Aziatische reus gepland.
Qua oppervlakte is China het derde grootste land ter wereld (na Rusland en Canada).  Qua inwoneraantal is het echter onbetwiste de numero uno met dik 1,3 miljard mensen.
De Yunnan provincie die ik infiets is met ongeveer 394.000 km2 de achtste grootste provincie van het land en meer dan twaalf keer zo groot als België.  Er wonen ongeveer vijfenveertig miljoen mensen waarvan een kleine vier miljoen in de hoofdstad Kunming.
De gehele provincie ligt gemiddeld 2.000 meter boven zeeniveau, slechts 5% is vlak.
De berg ‘Kagebo’ in het noordwesten van de provincie, op de grens met Tibet is met 6.740 meter de hoogste van de provincie.
Velen hebben hem proberen te beklimmen, maar tot dusver is er niemand in geslaagd.
‘Yunnan’ betekent ‘South of the clouds’, en hopelijk komt het die belofte een beetje na.

Dinsdag 12 februari 2008: 11 km voor boten – 6 km voorbij Mengla
Zo een negen kilometer voor de grens blijken twee guesthouses te zijn.  Waarschijnlijk betere opties dan deze in Nateuy.  Dit laatste stukje voor de grens voelt heel “on-Laos” aan.  Werkkampen, een grote sigarettenfabriek (voor de Chinese markt ?) en zuur kijkende mensen.  Zelfs de kinderen roepen geen sabaidee.  Laat je niet ontmoedigen als je van de andere kant Laos binnenkomt; het wordt beter.
Net voor de grens kom ik weer een fietser tegen.  Eentje met een rugzak i.p.v. fietstassen.  Wauw, dat moet zwaar zijn.  Het is een Fransman.  Hij is zo van oost-Tibet naar hier gefietst.
Het begint te druppelen terwijl we staan te praten.  En het is koud.  Terwijl het nog negentien graden was toen ik uit men tent kwam, is de temperatuur inmiddels gezakt naar zestien graden.  De Fransman vertelt echter dat hij in Zuid-Yunnan (de Chinese provincie die ik straks binnenrijdt) veel zon en redelijke temperaturen heeft gehad.
Aan de grens zijn ze aan de Laos kant mastodonten van gebouwen aan het wegzetten.
Casino’s zoals aan de Thai-Cambo grens ?
Uitchecken bij de Lao-douane gaat vlotjes, en inchecken bij de Chinezen ook.
Het madammeke van den douane spreekt zelfs enkele woorden Engels (de laatste voor een lange tijd zoals later zou blijken).  Ik doe er men voordeel bij en vraag haar om op een papiertje te schrijven dat ik enkel vegetarisch wil eten.
Het plaatsje aan de Chinese kant van de grens noemt Mohan.  Een volledig nieuw opgebouwd stadje, dat echter ook al weer de eerste sporen van verval begint te vertonen (sub-standard material en zero-onderhoud).
Meerdere hotels en guesthouses.
De temperatuur is naar veertien graden gezakt.
Mama mia, als dat zo doorgaat dan vriest het binnen tien kilometer.
Op het einde van het dorp rechts is een Agricultural Bank of China met een geldautomaat.
Ik steek er men gewone bankkaart in, vraag 2.500 Yuan, het machine denkt een minuut of drie na, en geeft men kaart terug en meldt dat ie buiten werking is.
Hij bedenkt zich al gauw, en dus steek ik men visa kaart er maar eens in.
Zelfde scenario.
De bank zou om 15u00 terug opengaan (‘t is in China een uur later dan in Laos & dus zeven uur later dan in België).
Terwijl ik daarop wacht dood ik de tijd door een stukje te eten.  Men papiertje werkt goed want ik krijg twee grote schotels groenten en rijst.  Ze kijken vreemd op als ik ook een colaatje vraag.  Chinezen drinken ofwel thee, ofwel bier, ofwel whiskey bij hun eten.
Iets voor drie uur fiets ik weer naar de bank.  Er staan meerdere mensen te wachten.  Wanneer het ijzeren hek naar omhoog geschoven wordt duikt een vent die er net aankwam als eerste onder het hek door.  De madam die voor me stond probeert toch nog als eerste aan het loket te komen, maar hij duwt haar opzij.
Zoveel onrecht, daar kan ik natuurlijk niet tegen.  Aan het loket ernaast gaat het er net eender aan toe.  Ik voel dat een kleine interventie hier op zen plaats is, en maak de Chinees attent op z’n boertige gedrag.  Hij wil mij voorlaten.  Ik maak hem duidelijk dat madam nummer een was, ik nummer twee en hij nummer drie.
Daarop gaat hij voorkruipen aan het andere loket.
Een beetje later, ik heb juist iedereen netjes in twee rijen voor het loket gekregen, komen er twee vrouwen binnen die iedereen voorbij lopen en direct naar het loket gaan.
Zucht.
De madam achter de balie heeft een beetje compassie met mijn mission impossible en vraagt wat ik wil.
“Geld afhalen”, vertel ik haar middels het tonen van men visakaart.
“No”, zegt ze.
“Geld wisselen dan”, maak ik haar duidelijk door het tonen van wat dollars.
“No, this week new year, not change money”.
Dus de bank is gewoon open, maar ze wisselen geen geld  .
Oke, ander land, andere gewoontes zeker.

S6008171

S6008177

Ik ga dan maar een paar sportsloefen kopen met men honderd dollar om deze gewisseld te krijgen (wat een geluk dat ik nog dollars gekocht heb in Chiang Mai).  Momenteel heb ik enkel flip-flopkes en sandalen, men voeten vriezen er bekanst af; dus de aankoop is te verantwoorden.
Voor 186 Yun (tien Yuan is een Euro, of voor mij, ene yuan is vier frank) heb ik een paar chique “Zhuo Mu Niao” sportsloefen.  Men wisselgeld krijg ik in de plaatselijke Yuan.
Mao, toch meer dan honderd miljoen mensenlevens op zen geweten, prijkt nog steeds op de briefjes.  Ik doe men jeansbroek aan want ook men benen zijn ijsklompen.
In Mohan komt een spiksplinternieuwe highway aan.  Er zit geen verkeer op, dus ik volg die maar een beetje.  De oude weg 213 kronkelt links en rechts, boven en onder de highway (meer klimwerk).  Ik bespeur een beginnend probleem aan men rechtse pedal, die af en toe luid kraakt, en slechts moeizaam ronddraait.
Aangezien ik geen Chinees ken, en nog geen kaart heb met Chinese tekens op, maak ik een fotootje van de afstandsborden in Mohan die tweetalig zijn.  Zo kan ik de tekens later in de rit toch vergelijken met de eentalig Chinese borden.
Dit zou echter totaal zinloos blijken aangezien de afstanden tot Mengla en Jinghong als een jojo op en neer gaan op de borden.
Juist voor zonsondergang ben ik in Mengla.  Oeioeioei, wat een drukte en een lawaai.  Ze zijn hier een boel grote gebouwen aan het wegzetten.  De bouwwoede van de Chinezen, zelfs in deze uithoek van het land. Ik passeer een bakker die net wil sluiten.  Nog snel koop ik haar voorraad cake en croissants op.  Bij de buren sla ik een paar liter water in, en ik besluit snel de stad uit te fietsen en te kamperen.  Het is nu echter zo goed als donker.  Wanneer ik denk een plaatsje gevonden te hebben tussen enkele rubberbomen word ik “betrapt” terwijl ik men fiets over de brede goot de plantage insleep.
Dit heb ik niet graag, dus ik rij verder.  Het is echt pikdonker nu.  Kilometers verderop sleep ik de fiets tot hoog boven de highway en kampeer ik uiteindelijk in een andere rubberboomplantage.
In het dorpje beneden hoor ik de fabrieksarbeiders tot heel laat allerlei soorten ‘oefeningen’ doen en kreten uitslaan.
De temperatuur is gezakt naar twaalf graden wanneer ik de tent opzet.
Vreemd, gisterenmiddag fietste ik nog in temperaturen van meer dan dertig graden.

S6008186

Woensdag 13 februari 2008:  6 km voorbij Mengla – 4 km voorbij Menglun
Wat een koude nacht.  En ik word al vroeg gewekt, om zes uur.  Diezelfde arbeiders staan weer luid schreeuwend oefeningen te doen op het fabrieksterrein.  Ik stel me al die Chinese sporters voor die ook zo klaargedrild worden voor de Olympische Spelen.
Ik fiets verder over de highway.  Het problem met die pedaal wordt erger.  Soms moet ik vrij krachtig op de pedalen blijven zodat ie zou meedraaien, wat weer met veel gekraak gepaard gaat.  Er komt meer en meer speling op het ding te zitten.
Slechts uitzonderlijk is er een auto of brommertje dat me passeert.  Indien je ook over deze weg wil fietsen, zorg dat je verlichting bij de hand hebt.  Er zijn heel wat tunnels.  De meesten kort, maar je klimt tot ongeveer duizend meter (nooit meer dan 5%) en boven is er een tunnel van meer dan drie kilometer en daar wordt het stikdonker.  Er liggen nog overal hopen zand, riooldeksels en tegels verspreid, dus op goed geluk fietsen is onmogelijk.
In Mengyuan verlaat ik de highway voor de lunch.  M.b.v. men papiertje krijg ik weer lekkere groentjes voorgeschoteld.
Ik besluit vanaf hier de oude weg 213 te volgen.
De Fransman had vanaf Jinghong de hele tijd de highway gevolgd, maar een tunnel was niet klaar en daar heeft hij zen fiets een halve kilometer lang door hele diepe modder moeten sleuren, en ik wil men nieuwe sportsloefkes een beetje in ere houden. Opnieuw klim ik naar iets boven de duizend meter.  Deze oude weg stijgt meestal 7 %.  Er zit ook meer verkeer op, dat zich laat horen.
Juist voor het binnenfietsen van Menglung is er een botanische tuin.  Veel grasveldjes dacht ik bij mezelf, da’s ideaal om te kamperen.  Van het maske aan de entrée mocht het wel, maar een van de bewakers kwam zich moeien en toen mocht het niet meer…(rotvent).
Ik fiets Menglun in, eet een stukje en besluit niet in het lawaaierige stadje te blijven.
Een viertal kilometer buiten de stad gaat een zandweggetje steil naar beneden naar een riviertje, met een vlak stukje grond.  Een ideaal plaatsje om de tent op te zetten.
Ik was men voeten en gezicht in de rivier en duik men tent in.

S6008193

S6008198

S6008200

Donderdag 14 februari 2008: 4 km voorbij Menglun – Jinghong
De beste nachtrust in lange tijd.
Ik word pas wakker om negen uur, net op tijd om twee Chinese mannen hun kudde waterbuffels langs men tentje te zien leiden .
Eens terug op de fiets is het maar een klein, makkelijk stukje naar Mengklan waar ik kan ontbijten.  Na Menglun is het gevoelig drukker geworden.
Juist voor het plaatsje Ganlanba kom ik opnieuw een fietser tegen, Stefaan uit Berlijn.
Hij was gestart in Kunming en wilde van daar naar Jinghong fietsen en door Laos naar Vietnam .  Na een fietsdag ten zuiden van Kunming heeft hij het opgegeven en is op de bus gesprongen naar Jinghong, vluchtend voor de kou.
En hier is het ook koud.  Vijftien graden vandaag.
En vijftien graden in de tropen voelt op een of andere manier kouder aan dan vijftien graden in Ijsland, geloof me.  Ik geef Stefaan men kaart van Laos, want die had ie niet, en fiets verder.
Ganlanba is een oninteressant plaatsje.  Hier fiets ik wel terug langs de Mekong . Op de kaart zag dit er een heel aantrekkelijk weggetje uit maar wanneer je door dertig luid claxonerende auto’s per minuut wordt gepasseerd schiet daar weinig van over.
Je kan met een boot van het Thaise Chiang Saen (juist ten noorden van Chiang Khong) naar Jinghong in China (4.000Baht + 1.000 Baht voor de fiets heb ik me laten vertellen).  Indien er te weinig water is (zoals momenteel) stoppen de boten echter hier en voeren ze je met een bus naar de immigratie in Jinghong.
Ik fiets een dikke twintig kilometer langs de bruine Mekong .  Voor de Chinese tourist is er zelfs een ouderwetse kabelbaan over de rivier.  Over een grote, moderne brug fiets ik de hoofdstad van Xishuangbanna (zoals zuid Yunnan wordt genoemd), Jinghong in.  Een veel grotere stad dan verwacht (100.000 inw in het centrum, 400.000 in de omgeving).  Met leuke (tourist) restaurantjes.

Vrijdag 15 februari Maandag 18 februari 2008: Jinghong
Het blijft fris en bewolkt, nu toch al ruim een week.  En er zit lijkbaar geen beterschap in.  Op cctv9, de Engelstalige nieuwszender van de Nationale Chinese tv is het zelfs een hoogtepunt in het nieuws dat nu de provincie Yunnan te lijden heeft onder de kou.
In de andere provincies zou het elektriciteitsnetwerk hersteld worden tegen ….. eind maart.

Wat zijn de eerste indrukken van dit immense land ?
Allereerst, eten en drinken zijn hier veel moeilijker te vinden als in Thailand (waar je bij wijze van spreken overal kan eten).  Een beetje plannen blijkt dus nodig hier, zelfs iets meenemen voor onderweg is geen overbodige luxe.
Voorts worden de vooroordelen over de Chinezen ruimschoots bevestigd.
Het zijn echt gore vetzakken.
Wanneer je in Laos fietst, zie je soms niemand, maar hoor je vriendelijk ‘sabaidee’ roepen.
Hier zie je niemand, maar hoor je ze een rochel vanuit hun tenen naar boven trekken.
En ze rochelen overal en waarom doen ze dat de hele tijd ?
Ik doe dat, discreet, één keer per maand.
Op de grond in het restaurant, op straat vlak voor je voeten, zelfs hier in het internetcafe, die Chinees die naast mij zit, trekt rochels naar boven en speekt ze gewoon uit op de grond tussen mijn en zijn stoel.  Naast men dagrugzakje.
De kinderen hebben vaak nog zo een snelzeiker aan (een broek zonder kruis), zodat ze alles overal kunnen laten lopen.
Zit je ergens te eten, komt er op een meter van je ne kleine op den trottoir pissen.  Denk je dat dit enkel in de arme boerendorpjes gebeurd, dan heb je het mis.  Ik wandelde naar een van de chiqueste hotels in Jinghong (in de hoop – vruchteloos – daar een Engelstalige gazet te vinden), en daar wandelt een Chinese moeder naar buiten, duidelijk met geld (en streken) genoeg om daar te verblijven, en naar je zou hopen dan een beetje opvoeding, met haar zoontje van een jaar of vijf, haalt die kleine zen spel uit zen broek, en laat hem vlak voor de rode mat aan de inkom gewoon pissen !!!
Wandel je ergens door de stad zie je het aanhoudend, klein mannen die gewoon overal pissen.
De meisjes in het hotel zitten heel de dag de vloer te dweilen.  De Chinezen komen uit hun kamer, smijten gewoon hun sigarettenpeuk op de pas gepoetste vloer, de pellen van hun apenootjes, de rochels, verpakking, alles gewoon op de grond.  Dat die schoonmaaksters hen niet gewoon die dweil tegen hun kop kletsen begrijp ik niet. Een beetje respect graag !
Oh, ik hoor de commentaar al, dat ik niet opensta voor een andere cultuur.
Wel, naar mijn bescheiden heeft dit niets met cultuur te maken.
Ik sta heel open voor cultuur, voor het Buddhisme, voor hun eetcultuur, voor hun kunst, ik pik zelfs af en toe een Thaise film mee, voor hun muziek, voor hun kledij.
Nodeloze, en extreme boertigheid en vetzakkerij valt bij mij echter niet onder de noemer cultuur.

In Thailand heb je nog 50% kans dat een automobilist stopt als je aan een zebrapad wilt oversteken.  Hier mag je al aan het oversteken zijn, en dan nog kegelen ze je van de baan.

Een ander vooroordeel dat bevestigd wordt; ze zijn luid.  Ik bedoel  L U I D ! ! !
Ze spreken niet met mekaar, neen, ze schreeuwen naar mekaar.  Ze hebben Vietnamese claxons in hun autos waarmee ze je van de weg blazen, en natuurlijk moet elke deur, op elk uur van de dag of nacht met zoveel mogelijk geweld dicht geramd worden.
Ik heb nog redelijk geluk met mijn kamer.  Wanneer ik de televisie luid zet, en men oorstoppen insteek, wordt het grootste deel van het andere lawaai weg gefilterd. Ik zit op de vierde verdieping.  Achter het hotel zijn enkele kleine huisjes van Chinezen.  Met hoeveel kunnen ze daar wonen.  Tien, vijftien als het heel krap is.
Wel, ‘t is daar elke avond precies het Nou Camp stadion.  Ik snap het gewoon niet hoe ze het voor mekaar krijgen.

Ik kan meer dan tachtig Chinese posten ontvangen met de tv.  In de badkamer doet de Chinese toilet, die juist onder de douchekop is, ook dienst als afvoerputje.  Dit houdt de wc wel proper natuurlijk; enkel opletten dat je er niet per ongeluk je voet verkeerd zet tijdens het douchen.  De douche heeft heerlijk warm water (in de namiddag en avond) en ik breng er vele uren door.  Onvermijdelijk moet ik ook een keer van het toilet gebruik maken.  Ik vind dit soort wc’s een ramp.  Ik heb het ooit eerder gedaan.  Een jaar of zes geleden in Italië, en enkele jaren terug ook wel eens in Thailand , maar ik haaaaat ze.  Ik voel me juist een beest als ik zo een kakske moet doen.

Samengevat vind ik de Chinezen dus een stel boertige debielen.  Harde taal, maar het is hoe ik erover denk.
Toch vind ik het interessant hier te zijn, en trek ik nog wel een beetje verder; het blijft een ervaring natuurlijk.
Maar terwijl ik het geen straf zou vinden om bv vijf jaar in Thailand te moeten wonen (op voorwaarde dat ik een rustig appartementje heb), zou ik voor geen geld ter wereld voor een lange tijd hier willen zijn.
De Chinees naast me is nu het snot uit zen neus aan het blazen op luttele centimeters van men rechterarm.
Misschien hebben ze in steden als Shanghai en Peking al wel de middeleeuwen achter zich gelaten en is het daar beter.
Smoren doen ze ook overal.  Ik zit op dertig centimeter van men computerscherm, dat in een dichte mist gehuld is.
Eerst dacht ik dat het voornamelijk de mannen waren die rookten, maar de maskes dampen net zo stevig door.

S6008255

In Jinghong kan je ook leuke dingen doen.
Zo zijn er bv ook botanische tuinen, die in de ze tijd van het jaar (of bij deze temperaturen ?) echter niet veel voorstelden.  Nee, de beste manier om hier je tijd te doden is door op restaurant te gaan.  Lekker eten, ietske drinken, boekje lezen (Ik ben juist begonnen in Memoirs of a Geisha).
Of door te shoppen.  Er zijn hier een boel winkelstraten, en ik heb me al een Puma pots gekocht, twee paar kousen, lichte wollen handschoenen en een nieuwe broek.  Ook de pedalen zijn vervangen.
Niet moeilijk dat die Chinese economie boomt.
Ik ben ook naar de coiffeur geweest.  De man stonk verschrikkelijk uit zen bek, ook de luide scheten die hij zonder enige gene liet tijdens het uitvoeren van zen taak waren geen pretje, net zo min als dat het appetijtelijk was hoe de Chinees die aan het wachten was de schaar pakte om de haren uit zen neus te knippen en ze terug naast me legde, maar over het eindresultaat ben ik best tevreden.
Ik vul een dagje met fietsen door de stad.  De bredere straten hebben aparte ‘bike lanes’ (voornamelijk te gebruiken als parking voor auto’s en bromfietsen), afgescheiden van de hoofdweg door grote palmbomen.  Heel mooi allemaal.  Uithangborden aan winkels zijn zowel in het Chinese schrift als in de taal van de Dai, een Buddhistsiche minderheid.  Hun schrift heeft veel weg van het Birmaans.
Ter info:  De best uitgeruste fietsenwinkel in Jinghong bevindt zich in Manting Lu (straat), vlakbij het Thaise restaurant.
Voor een Chinese kaart van Yunnan wandel je van de Manting Lu naar de Jingde Lu.  Bijna op het einde van de straat, aan de linkerkant zijn twee boekenwinkels.  In de tweede winkel hebben ze kaarten.  Als je binnenstapt, onmiddellijk links van de deur bijna onderaan.  Ze zijn verpakt in een soort kartonnen omslagjes, dus ze lijken op dunne boekjes, maar er zit een kaart in.  Perfect voor gebruik in combinatie met de Engelstalige kaart.

S6008263

S6008280

S6008290

Dinsdag 19 februari 2008: Jinghong – weg 213, km paal 2799
Door een ontmoeting met een Belgische English teacher heb ik een late start in Jinghong.  Na opnieuw de Mekong overgefietst te hebben “mis” ik de inrit naar de ‘oude’ weg 213, en rij rechtdoor de highway op (de oude weg ligt links ervan).  Dit blijkt geen ramp, want er is bijna geen verkeer op deze highway, en deze klimt hel geleidelijk van de 553 meter waarop Jinghonh ligt naar ongeveer 850 meter.  De oude weg gaat meer op en neer.
Een twintigtal kilometer verderop arriveer ik in …… . Ik negeer de afrit en wil doorrijden via de highway, maar wordt deze keer gestopt door de politie.
Ik moet slechts een klein stukje terug, en maak van de gelegenheid gebruik om eerst een stukje te eten in …. .
Eens op weg 213 blijkt deze zeer aangenaam om te fietsen.  Bijna geen  verkeer, en heel matige klimpercentages. Ik fiets door het …… Nature Park .  Een mooie, jungle-achtige omgeving, waar nog wilde olifanten zouden rondlopen.
Later in de middag begin ik me steeds misselijker en misselijker te voelen.  Ik zet men tentje op nabij een vuil riviertje, tussen de oude weg en de highway.

S6008295

Woensdag 20 februari 2008: weg 213, km paal 2799 – Dadugang
Een verschrikkelijke nacht achter de rug.
Ik ben wel vijfentwintig keer uit men tent moeten komen wegens de hevige, heel hevige durchfall om het op zen Duits te verwoorden.  Hetgeen dat nog niet verteerd was heb ik moeten overgeven, steeds een pijnlijke affaire.  Gelukkig had ik een verse dikke rol wc-papier gekocht in Jinghong, die net bleek te volstaan.  Bovendien was de nacht ijskoud, ook geen pretje als je zo vaak uit je tent moet en daar moet gaan zitten.  Dan denk je weer bij jezelf  “waar ben ik toch mee bezig” …
Als je in Alaska tussen de beren fietst adviseren ze je om op minstens honderd meter van je tent je ding te doen, want die beesten zouden daar op af komen.  Ik hoop dat die wilde olifanten hier niet uit hetzelfde hout gesneden zijn.  In het nature park zelf mocht ik niet kamperen.  Ze vertelden dat er verleden jaar twee toeristen waren gedood door olifanten (of dat kampeerders waren kon ik niet uitvissen).

Bussen, klein of groot, ben ik gisteren niet tegengekomen, dus de enige optie is verder fietsen.
Het werd een hele zware tocht naar het circa 25 kilometer verderop gelegen Dadugang (Op 1.330 meter).  Het grootste deel was klimmen geblazen, echter zeer, zeer matig, maar teveel voor een totaal verslapt lichaam.  Wonderbaarlijk hoe snel zoiets gaat.  De omgeving was wel mooi, met heel veel terrassen op de bergen vol theestruiken.  Ik doe er drie uur over en vind in dit dorpje een relatief aanvaardbare kamer.

Donderdag 21 februari 2008: Dadugang – Simao
Opnieuw een helse nacht.
Tot een uur of zeven ‘s avonds kon ik wat dutten en bijkomen.  Toen barstte het geweld opnieuw in alle hevigheid los.  Of ontwaakte het gele gevaar, tis maar hoe je het wilt omschrijven.
Met veel geduld aanhoor je die extreme overdaad aan lawaai.  Geroep, gestamp, klappen met deuren.  Uiteindelijk wordt het middernacht en ben je zo opgedraaid als wat, en denk je “de maat is vol”.
Ik schiet uit men krammen, maar geen van de verdwaasd kijkende Chinezen lijkt te snappen wat me bezielt.
Ik scheir er eentje vast en maak hem duidelijk wat precies ik nu niet apprecieer op dit moment van de dag (nacht).
Het levert allemaal niets op natuurlijk.
Door de deuren die openstaan kan ik de kamers van de Chinezen binnenkijken.  Kussens op de grond, de grond, het bed, de lakens, alles bezaaid met pellen van apennootjes en zonnebloempitten die ze overal gooien.  Rochels en sigarettenpeuken op de grond.  De kussens er bovenop.  Een ramp.  Nooit heb ik zoiets gezien.  Zelfs als ze zouden zeggen “maak het zo smerig mogelijk”, dan kan je nog niet tippen aan wat zij hier bewerkstelligen.  Ik vraag me af hoe mijn bed eruit zag de vorige nacht.  En waarom, waarom in hemelsnaam moeten ze zo doen ?????
De eigenaar van het hotel komt op de commotie af.  Hij begrijpt mijn probleem niet.  Ik wijs naar de totaal verenneweerde kamer.  Hij knippert nog niet met zen ogen.  The usual stuff waarschijnlijk.
Ik voel me ellendig en miserabel.
Uiteindelijk wordt het een uurtje stil, zo ergens tussen 4 en 5 uur denk ik.
Zo rond een uur of zes , wanneer de debielen weeral een uurtje aan de gang zijn wordt het me nog eens teveel en uit ik dit ook nog maar eens (opkroppen leidt ook tot niets, en als zij lawaai mogen maken, ik ook).
Wanneer ik wil vertrekken begint het tot overmaat van ramp te regenen.  Een twee uur durende bui die ik op men kamertje uitzit.
Rond half elf kan ik vertrekken.
Er blijkt nog een Japanse fietser te zijn die ook net doorrijdt.  Hij sliep in een ander hotel, en had dezelfde zorgen als ik (qua lawaai, niet met zen darmpjes).
Eerst volgt een afdaling, daarna gaat het wat op en neer, daarna begint het te regenen.  Gelukkig maar voor even.
De omgeving is wel heel mooi, met meer rijstterrassen die nu als theeplantage dienst doen.  Ook weg 213 is super om te fietsen; helemaal niet druk.
Twintig kilometer voor Simao krijgen we een zondvloed over ons heen.  De temperatuur zakt van vijftien naar negen graden .
Volledig doorweekt bel ik vanop de busstation in Simao naar William, een local die ik vond op de couchsurfing website.  Ik was daar al een tijdje lid van maar had het nog nooit gebruikt.  Het komt erop neer dat mensen (die meestal ook veel rondreizen) een bed aanbieden voor reizigers.  Kwestie van ook eens contact te hebben met “de echte Chinees”.
Ik moet toegeven dat ik er een beetje schrik voor had.  Waar zou ik tenslotte de nacht gaan doorbrengen.  Ik besloot dat erger toch niet meer kon, en het er maar eens op te wagen.
De William is best ne sympathieke knul, en ondanks dat zen Engels heel, heel basic is, spreekt hij meer dan alle andere Chinezen tesamen die ik de voorbije tien dagen ben tegen gekomen (nobody speaks English in China, nowhere).  Hij werkt op een (English teaching) school, en zoals veel Aziaten hemelt hij zen functie daar aardig op (“Everything here belongs to me …”).
Ik en de Japanner mogen in een klaslokaal in de school slapen.
Hmm … wie weet is dat wel een rustig plekje ?

Vrijdag 22 februari 2008: Simao
Wat moet ik nog zeggen ?
Ik heb tot iets voor middernacht achter een computer gezeten (kwestie van zo laat mogelijk aan de stressmarathon te beginnen).
Onze Japanner is van het goede Aziatische hout gesneden, en slaapt binnen de vijf minuten.
Luid snurkend.
Zou je nu niet achterover vallen !?
Ik verhuis met mijn matrasje naar een ander klaslokaal.
Er zijn enkele barretjes rond de school, en tegen een uur of twee liepen die wat leeg.  Dan was het een half uur aan een stuk tijd om het met zoveel mogelijk geweld en lawaai naar beneden en naar boven, en terug naar beneden laten van van die stalen rolluiken.  Zelfs die maken in China tien keer meer lawaai dan bij ons. Je denkt bij jezelf dat ik het erg heb zitten, maar geloof me, het is zo.
Toen dit achter de rug was, en ik min of meer ingedommeld was ……begon het kabaal aan de achterkant van het gebouw.
Ze bleken het vuil te komen halen.  Dit gebeurt met een soort tuk tukjes.  Al het vuil wordt, luidkeels natuurlijk, eerst doorzocht door de ophalers op iets bruikbaars.  Roepen, rochelen, af en toe wat zware dingen in het rond smijten, eens met een voorhamer tegen den bouw kloppen, tuktuk starten, tuktukske stilleggen, starten, stilleggen, …..  Ook dit gaat weer ruim twee uur door.
Ik raak stilaan over men toeren hier.
Toch lig ik nog na te denken wat ik nu moet doen.
Verder fietsen, want het fietsen op zich is best ok.
Met de bus naar Dali, zodat ik op zen minst toch deze naar verluid mooie stad en omgeving mee kan pikken ?
Met de bus naar Kunming, om een Vietnamees visum, en door naar Vietnam.
Terug naar Thailand via Laos ?
Mijn gedachten worden onderbroken door een uurtje slaap.

Onze Japanner besluit rond de middag zen kletsnatte schoenen en broek aan te trekken en verder te fietsen.
Dat zijn zo geen pannekoeken als ik.
Ik besluit vandaag men ei te leggen.
De weersvoorspellingen op ‘t internet geven weinig reden om verder noordwaarts (richting Dali) te trekken.  Daar daalt de temperatuur in de komende dagen nog tien graden verder.  Kunming en ook Hanoi vertonen dezelfde trend.
Damn !
Hier in Simao schijnt even het zonnetje, maar al gauw valt de regen weer met bakken uit de hemel.  Volgens de statistieken die ik op voorhand geraadpleegd had is februari nochtans de droogste maand, met bijna geen regen.

Mochten er nog twijfels zijn, dan nam mijn goede vriend William ze wel weg.
Vanavond gingen we bij zen ouders eten.  Zen vader kwam ons halen met zen Chinese terreinwagen.  Hij was net terug van een business trip in Laos.  De William en de pa zaten, kettingrokend en door het raampje rochelend, voorin.  Na enkele close calls (en veel geclaxoneer) met andere Chinese weggebruikers arriveren we in het ouderlijke huis.  Een heel vriendelijke mama begroet ons.  Ook den bompa komt binnen gedag zeggen.  De papa van de William sleurt een zware plastic zak uit zen koffer.  Daarin zit een grote klomp bloedend vlees.
“From Lao”, zegt William, “very expensive, 1.000 Yuan”.
Ik slik even.
Den bompa en de William besluiten een  soort Chinees schaakspel te spelen terwijl ze roken.  De pa moeit zich echter met de zetten van zowel William als den bompa.  De stukken worden steeds met veel geweld en geklop verplaatst.  Door de dichte rook zie ik in de verte (1,5 meter) nog een glimp van de tv.
We eten dumplings.  Het vlees laat ik aan me voorbij gaan.  De grote klomp ligt nog op de grond naast de vader, het bloed sijpelt langzaam op de vloer.  Op tafel zou kip staan aldus William.  Ikzelf herken er niets in.
Ik beperk me tot de dumplings (ik had William al op voorhand gezegd dat ik geen vlees had uit veiligheidsoverwegingen, dus dat kwam niet beledigend over).
Den bompa eet ook niet van de kip, en wie ben ik om zo een oude wijze Chinees niet te volgen ?
De William naast me, en de pa tegenover me rukken stukjes uit het beest met hun chopsticks en spugen de beentjes op tafel.  De William is een keer te hevig en een beentje ketst af op mijn hand, waardoor het gelukkig niet tussen mijn dumplings terechtkomt.
Mein Gott.
Den bompa zen snot valt in zen bord.
Blijven lachen Koen.
Na de maaltijd drinken we als dessert het water waarin de dumplings gekookt zijn.
Ik vertel de mama dat het heel lekker was.
De mannen gaan roken, ik ga zitten.
Conversaties zijn niet mogelijk, buiten heel basic met de William.
Ik wil niet ondankbaar overkomen jegens de gastvrijheid van hen, en het was natuurlijk weer een hele belevenis, en ik heb hen vriendelijk bedankt, etc … maar onze werelden liggen heel, heel ver uit elkaar.
In de school, waar William ook slaapt, ligt hij op zen bed, waarnaast een kastje staat met zen computer.   Rochelen gebeurt gewoon op de grond tussen de twee meubelstukken.  Daar liggen ook vele sigarettenpeuken, de altijd aanwezige zonnebloempitten en verdere niet definieerbare …… “dingen”.
Ik kreeg vroeger soms naar men voeten dat mijn kamer thuis een varkensstal was. Hmmm.
Nu, middernacht, in het schoolgebouw.
Ik kan het niet blijven zeggen, maar de feiten blijven zich herhalen.  In eender welk hotel, en ook hier.  Ik lig op de derde verdieping.  De twee verdiepingen hieronder zijn niet van de school, en de traphal is open.  Chinezen staan erin te roepen.  Een uurtje geleden was het zware ruzie.  Ze stampen keihard op de tredes, ik hoor een fles sneuvelen, meer geroep, gebonk tegen van die stalen rolluiken.
Ik kan er gewoon niet meer tegen.
En een pagoodatje aan een meer in Dali kon me deze ochtend nog doen twijfelen om tot daar te trekken, maar ik hou het gewoon niet uit.
De kou, de regen, daarvoor ben ik hier niet.  Maar de Chinezen zelf, die hebben mij gekraakt in tien dagen tijd.  Nogmaals … je zou ze hier bezig moeten horen …..
Het zijn zwijnen.
Morgen terug naar het zuiden, richting Laos.
Terug naar de warmte.
En naar een rustig strandje met een stapel boeken.
Nu maar hopen dat de Thais mij nog een visum willen geven.  Ik was er de afgelopen zes maanden al vijf maanden, en dat hebben ze niet graag.

Zaterdag 23 februari – zondag 24 februari 2008: Simao – Vientiane
Ik ben deze ochtend om 8 uur aangekomen in Vientiane.
Eergisteren nam ik de bus genomen van Simao naar Mengla, 50 km ten noorden van de Laos grens, een rit van 250 km.  Ik was op de busterminal om 8 uur, er was een bus om 10u30 waar ik om een of andere mysterieuze reden niet mee mocht meerijden.
Ik moest wachten tot 14u30.
Een heel oud aftands busje.
Mensen rochelen op de grond, een vrouw stapt op de bus, en nog voor die zen motor aanzet is ze al aan het kotsen, en dit zou ze blijven doen, soms door het raampje, soms op de vloer, soms op zichzelf.
Een oude man vroeg om te stoppen omdat ie moest kakken.
Dat deed de chauffeur een kilometertje later maar … tlag al in zen broek.

De sigarettendoemp concurreerde met de kots en de stront geur aan boord .
Om 22u00 arriveren we in Mengla.
Ik check in in het Jing Jeng Guesthouse, wat eruitziet als het beste van de straat.
Slapeloze nacht.
Weer heel de nacht door kabaal en roepen en tieren.
Ik lag met hartkloppingen in men bed van de ellende, de slapeloosheid en het niet kunnen begrijpen waarom ze nu niet een klein beetje stil kunnen zijn in het holst van de nacht.
Hoe lang is het nu al geleden dat ik kon slapen …….. het is onvoorstelbaar, geloof me, jullie kunnen je dat niet voorstellen.
om 8u30 zat ik op eenzelfde soort busje naar Oudom Xai, Laos.
Eerst moest de fiets op de bus.  Na een kilometer laden we echter nog een passagier op die als bagage een dubbele rij stoelen voor een bus, een grote voorruit en een zijruit met schuifraampjes heeft.  Alles lijkt juist uit een sloot gevist te zijn.  Ze beginnen het hele zootje bovenop mijn fiets te laden.
Na mijn protest komt de fiets ervan onder, en mag hij in de (overvolle) bus.
We komen aan in Oudom Xai (+/- 150 km verderop) om 14u00.
Daar heb ik gelijk de “VIP-bus” naar Vientiane genomen.
Stel je bij die term niet teveel voor, de middengang zit ook vol mensen, ik zit met men knieën tot achter men oren vanwege de zakken rijst onder men voeten, etc….
De fiets gaat eerst onderin, daar een boel zware zakken op.
Stress, stress.
Na anderhalf uur rijden stopt de bus.
Plots zie ik ze mijn fiets op het dak sleuren.  Die trokken ze gewoon vanonder die bagage.
Ik razend naar buiten, zij dreigen mij van de bus te gooien (net voor zonsondergang, op een bergtop in the middle of nowhere).
Om 23u00 arriveren we in het 200 km verderop gelegen Luang Prabang (die gemiddelde snelheden ….).
Toen was het nog negen uur naar Vientiane, nog eens 400 km verderop.
Daar vroegen ze nog 5 Usd extra voor de fiets.
Denk je dat ze die gekregen hebben ?
Ik bevind me nu ruwweg 1.000 km ten zuiden van Simao, en het verschil in temperaturen is enorm.  Hier in Vientiane is het weer ruim dertig graden, zoals het hoort  (wat een zaligheid om terug in men t-shirtje te zitten hier, en niet in die natte schoenen die in men kamer staan).

Ik vond steeds dat ik Zuid-China “moest” zien, maar ik ben blij dat ik er weg ben.
Ik moest (zonder aanhalingstekens) er weg, of ze hadden me kunnen opsluiten; ofwel in ‘t zothuis, ofwel in ‘t gevang omdat ik ongelukken begaan had..
Het gevoel om dat land te verlaten moet volgens mij hetzelfde zijn als wanneer je Guantanamo buitenwandelt.
Dit is het eerste land waarvan ik zeg, nooit, nooit, nooit meer.

Maandag 25 februari 2008: Vientiane
Deze ochtend heb ik drie uur doorgebracht in de Thaise ambassade.
Ik heb “ontdekt” dat je een multiple entry tourist visa kan vragen, waarmee je 2 x 2 maanden in het land kunt blijven.  Deze periodes kan je telkens met 1 maand verlengen.  Zo zit je dus goed voor zes maanden (2.000 Baht voor het visum + 1.900 Baht per verlenging = 5.800 Baht).
Ontzettend veel mensen staan aan te schuiven om dezelfde reden als ik, buiten, onder een bakkende zon.
Ik klaag niet, het kon ook regenen, of ijskoud zijn zoals in China haha.
Laos is momenteel het Mekka om een visum te krijgen voor Thailand als je afhangt van de goodwill van de ambassade (zoals ik, omdat ik er al zolang was de laatste maanden).  In Penang (Maleisië) en Cambodia doen ze vrij moeilijk.
Ik hoop (brand een kaarske voor mij) dat ik dat visum krijg.