Ongeveer 85 miljoen jaar geleden scheidde Nieuw-Zeeland zich af van het toenmalige supercontinent “Gondwana” (samen met Zuid-Amerika, Afrika, India, Australië en Antarctica). Door zijn geïsoleerde ligging was het een van de laatste plekken op aarde om door de mens ontdekt te worden, waardoor er zich een unieke fauna en flora ontwikkelde. Vele soorten hadden geen natuurlijke vijanden, en waren dan ook niet gewapend tegen de soorten later door de mens ingevoerd (Vele vogelsoorten verloren hun vermogen om te vliegen, met als meest bekende voorbeeld natuurlijk het nationale symbool, de kiwi). Ratten, konijnen. varkens, herten, allemaal ingevoerd door de mens, deden vele unieke soorten uitsterven.
Pas zo een duizend jaar geleden arriveerden deze eerste mensen, Polynesische immigranten uit Oost-Polynesië, vandaag Frans-Polynesië genoemd. In catamaran-achtige kano’s overbrugden zij de vele duizenden kilometers tussen hun eilanden van oorsprong en Nieuw-Zeeland. Vandaag zijn zij bekend onder de naam “Maori”. Zij doopten de door hen ontdekte eilanden “Aoteroa (Land of the Long White Cloud).
Pas in 1642 werden deze eilanden ontdekt door een Europeaan, de Nederlander Abel Tasman. Voor de noordwest kust van het zuid-eiland raakte hij slaags met Maori, waarbij Tasman meerdere van zijn mannen verloor. Hij noemde deze plaats Murder Bay en zette zijn reis verder zonder ooit voet aan land te zetten in wat hij “Staten Land” noemde. Een andere Nederlander verandert de naam later in Nieuw-Zeeland (naar de Nederlandse provincie). Het duurt meer dan honderd jaar voor een andere Europeaan, James Cook als eerste voet aan land zet in 1769. Hij neemt het land in naam van Koning George III. In 1865 wordt Wellington de hoofdstad.
In 1953 bereikt de Nieuw-Zeelander Edmund Hillary samen met Sherpa Tenzing Norgay als eerste de top van de Mount Everst.
In 2001 wordt de Nieuw-Zeelandse film The Fellowship of the Ring uitgebracht, de eerste van the Lord of the Rings trilogy, iets wat een immense impact zal blijken te hebben op het aantal toeristen dat de eilanden bezoekt in de jaren die hierop volgen.
Nieuw-Zeeland is met zijn 265.150 km2 ongeveer even groot als Groot-Brittannië of Italië, maar telt slechts vier miljoen inwoners. Op het hele Zuid-Eiland wonen minder mensen als in ‘s lands grootste stad Auckland (zo’n 900.000 tegenover 1,2 miljoen in Auckland). Door zijn geïsoleerde ligging ver weg van alles in het zuidelijk halfrond, de schaarse bevolking en het ontbreken van zware industrie heeft het één van de zuiverste klimaten op onze planeet. De eilanden worden ook wel eens “the shaky isles” genoemd. Iets ten oosten van het noord-eiland komt de Pacific plaat in botsing met de Indo-Australische plaat. Gemiddeld zijn er 17.000 (!) aardbevingen per jaar in het land, de meesten echter niet te merken door de mens omdat ze te diep in de aarde plaatsvinden. Gemiddeld zijn er echter zes aardbevingen per jaar die zwaarder zijn dan 6 op de schaal van Richter.
De hoogste berg in het land is Mount Cook op het zuideiland met zijn 3.754 meter. Het laagste punt vind je op de bodem van het Hauroko meer, ook op het zuideiland; – 306 meter. Het meer zelf is 462 (!) meter diep. De Tasman gletsjer is de grootste van het land met 29 km. Het land heeft een kustlijn van 5.650 kilometer. De hoogste gemeten temperatuur ooit was 42,4 C, de laagste – 21,6 C, beiden op het zuideiland.
De meest populaire sport is rugby, en het Nationale team, de legendarische “All Blacks” wordt gevreesd door elke andere rugbynatie.
Het land heeft ook een levendige wijnindustrie. Op aanvraag zal ik ook meegeven waar ik logeer, tegen welke prijs 1 Nieuw-Zeeland Dollar = 0,59 Euro), en naast de afgelegde kilometer per dag (dit is niet noodzakelijk de afstand tussen twee plaatsen, aangezien ik al eens een zijsprongetje van enkele kilometer kan maken) ook de gemiddelde snelheid en maximumsnelheid die dag. Nieuw-Zeeland stond niet op de planning, maar het lijkt me ideaal om nu (ik tijd heb) deze trip te maken. Een verdere reis als deze kan je niet ondernemen vanuit België (Het land ligt +/- dubbel zover als waar ik al was, Thailand). Tijdsverschil: exact 12 uur.
Zondag 14/11/04 + maandag 15/11/04: Bangkok – Auckland
(Remuera Motor Lodge – 18 NZD) (19 km – avs: nrlv – max: nrlv)
—————————————————————
Minder dan 24 uur na Thailand binnengekomen te zijn ga ik met fiets en alle bagage weer richting luchthaven waar ik kort na de middag opstijg met een vlucht van Brunei Airways. Dit is veruit de mooiste vlucht die ik ooit gehad heb. Ik heb wederom een windows-exit seat kunnen bemachtigen, dus met een overschot aan beenruimte (en ook de 2 stoelen naast me vrij !) belooft dit een comfortabele vlucht te worden. We vliegen heel laag en ik heb een fantastisch uitzicht over de jungle van Cambodia, kan duidelijk de rivieren onderscheiden, wegen door de jungle, de bergen in het zuid-westen en het Tonlé Sap meer. We vliegen over de Mekong-Delta in Vietnam en het zicht van die zeven (of negen ??) armen tellende delta van de moeder aller rivieren is goud waard, niet te beschrijven. De hele zee kleurt bruin, die immense vlakte, de rijstschuur van Vietnam die ervoor ligt, een “bangelijk” zicht.
Wanneer we landen in Brunei’s hoofdstad Bandar Seri Begawan gaat de zon juist onder. Anderhalf uurtje later zit ik op een ander vliegtuig van Brunei Airways richting Auckland. Blijkt dat we ook een tussenlanding gaan maken in Brisbane (Australië), dat wist ik niet. Ik raak aan de praat met een Nieuw-Zeelander die twee weken in Thailand was om op enkele plaatsen the Thai Boxen. Hij blijkt al meerdere jaren de kampioen van Auckland te zijn. Ne serieuzen brok mens in ieder geval (super-zwaargewicht), maar heel sympathiek. Doordat we oostwaarts vliegen moet ik constant uren bijdraaien aan men horloge en is het eigenlijk maar enkele uren donker. In de vroege ochtend zijn we in Brisbane, waar al een reuzegrote kerstboom in de transitarea staat.
Is dat niet een beetje vroeg ?
We vliegen met hetzelfde toestel naar Auckland maar moeten toch uitstappen. Een heel gedoe, maar er is zo weinig volk op het vliegtuig en alles verloopt zo vlekkeloos dat ik zowaar nog graag ga vliegen op den duur. Al dat gedoe er rond; air-hosten & hostessen die onophoudelijk in de weer om je bezig te houden, steeds lachen en vriendelijk zijn terwijl er toch steeds een hoop hufters op zo een vliegtuig zitten. Duwen en wringen om als eerste op die vlieger te geraken. Opnieuw wringen om er als eerste uit te geraken. Ongelooflijk hoe ze daar keer op keer in dat gangpad staan, nog voor die vlieger stilstaat, met hun hoofd scheef tegen die handbagagebak. En waarom ? Ze moeten toch allemaal nog een uur op hun bagage wachten ? Ik stap steeds als laatste op de vlieger en ga er als laatste weer uit. Met een beetje geluk heb ik nog als eerste mijn bagage ook terwijl zij aan die bagageband mekaar nog staan weg te duwen, tssssss.
Vanuit het noordwesten naderen we Auckland en heb ik een mooi uitzicht op de kustlijn van “Northland”, het gebied ten noorden van de stad. Bij de immigratie word ik eruit gepikt voor een grondige controle, iets waar ik me aan verwacht had na het lezen van reisverhalen van andere fietsers.
Ze zijn als de dood dat je ook maar iets invoert wat de locale flora of fauna zou kunnen beïnvloeden (en gelijk hebben ze). Voor je landt moet je een formulier invullen waarin je aangeeft in welke landen je de laatste maanden was, of je wandelschoenen, een tent, een fiets, etc … bij je hebt (eender wat waar zand of iets dergelijks aan kan zitten). Je mag geen fruit of vlees het land innemen. Ik ga mee naar een aparte ruimte, de fiets wordt nagekeken maar die was superschoon na een kuisbeurt van enkele uren in Yangon. Geen spoortje vuil tussen de groeven van de banden of de tandwielen. Fiets- en wandelschoenen worden nagekeken, de tent wordt uitgepakt en alle vier de tassen worden uitgeladen. De zak met pillen zonder doosjes (gewichtsbesparing) vinden ze lastig, maar de madam die het nakijkt vertrouwt het wel. Verdere tests op aanwezigheid van drugs blijken niets op te leveren en ik mag alles terug inpakken. Eigenlijk is dit heel makkelijk, want nu kan ik dat netjes binnen aan een tafel doen. Het moest zowizo gebeuren, want ik had alle heel zware dingen in een tas gestoken die ik als handbagage meehad (ik zit steeds heel dik over de limiet van 20 kg) dus dat moest terug een beetje uitgebalanceerd worden.
Terwijl ik de fiets in mekaar vijs komt een Japanner bij me staan. Hij heeft een hele mooie Bianchi racefiets en gaat daarmee een half jaar het land doorkruisen. Ik denk van niet, want ……. hij heeft geen bagagedragers en alles in een zware rugzak op zijn rug zitten. Van het ene moment op het andere breekt er een ware zondvloed los. Dit moet de eerste regen zijn die ik zie sinds begin augustus in Thailand als je dat beetje motregen even in Flores niet meerekent. Een staaltje van het fameuze “four seasons in one day” weer in Nieuw-Zeeland ?
We rijden samen richting stadcentrum. Een lokale fietser komt naast me rijden. We maken een praatje. Hij is zestien jaar en wil graag … profwielrenner worden en traint alle dagen. Hij droomt ervan ooit in België te rijden. Zo zie je maar dat we allemaal onze dromen hebben. Hij leidt me helemaal tot waar ik zijn wil, Remuera Motor Lodge, een camping vrij dicht tegen het centrum van de stad die ook wel eens “the city of sails” genoemd wordt.
Nadat ik men tentje opgesteld heb ga ik naar de supermarkt, koop mij een goede fles wijn, een stokbrood en een aantal verschillende soorten kaas. Aaaah, naar dit moment keek ik al even uit. Tot mijn grote teleurstelling vond ik geen vanillepudingkjes van Danone, maar toch iets dat er hard op trekt. Ik koop een “zespak” en verorber het dezelfde avond.
’s Avonds regent het weer, maar ik geniet in men tentje van mijn fles wijn. Een van de grote voordelen is dat het hier ‚s avonds terug langer licht is (tot +/- 20u30 momenteel), na zes maanden in de tropen dat het alle dagen om 6 uur donker was.
Dinsdag 16/11/04: Auckland
——————————
Ik fiets naar een lokale bikeshop, de Pack ’n pedal waar ik de fiets laat nakijken, nog wat kampeergerief (kookpotten, grondzeil, vuurtje, …) koop, een knap fietstruitje en een extra fietsbroek. In een bookshop een beetje verderop vind ik het boekje “Pedallers’ Paradise”, de beste fietsgids voor het land (aparte uitgave voor het noord- en het zuideiland). In de late namiddag ga ik opnieuw naar de supermarkt en schaf me exact hetzelfde aan van gisteren. Het smaakt even goed.
Woensdag 17/11/04: Auckland – Miranda
(Miranda Hot Springs Camping – 16 NZD) (75 km – avs: ? – max: ?)
———————————————————————–
Om de grote stadsdrukte te vermijden, rij ik met de trein tot in Papakura. Er zit nog een fietser op, Nick, een Engelsman van halverwege de twintig. Van Papakura rijden we via Clevedon door hele mooie heuvelachtige, groene landschappen naar de kust. We steken een Nederlands koppel voorbij. In Wharekawa zien we een ouder Canadees koppel op de fiets die dezelfde richting als ons uitgaan. Via het plaatsje Whakatiwa (‘Wh’ altijd als ‘F’ uitspreken; dus zeg ‘Fakatiwa’) bereiken we Miranda.
De camping ligt vlak aan de hotsprings waar we later op de avond ook ingingen. Lekker warm. Er is nog een andere fietser op de camping, een Engelsman, Steve. De twee Nederlanders arriveren later in de vooravond.
Er is ook een grote groep ‘4WD-freaks’ die de laatste avond van een meerdaagse uitstap vieren. De uitbaters hadden ons gewaarschuwd dat het ‘rough and noisy’ kon worden deze avond. Ze lieten de motoren van jeeps wel wat brullen, maar ik was al lang content dat ze op straat stunts uithaalden en niet probeerden om een fietser + tentje in een keer te verpletteren of zo. Tegen twee uur waren de meesten trouwens al heel stilletjes, dus het viel al bij al nog goed mee vond ik.
Donderdag 18/11/04: Miranda – Tapu
(Tapu Motor Camp – 8 NZD) (52 km – avs: ? – max: ?)
——————————————————
Na het mooie weer gisteren stonden we vandaag op onder een dreigende hemel. Tegen 10 uur waren we klaar om te vertrekken en leek het of ze de sluizen elk moment konden open zetten. We (Nick, Steve en ik) besloten toch te vertrekken, en het bleef droog. In het plaatsje Thames, het eerste stadje als je langs de westzijde naast de Firth of Thames rijdt, en tevens ‘Gateway to the Coromandel peninsula’ doen we inkopen in de supermarkt (iets wat ongeveer een dagelijkse bezigheid zal worden, je kan niet teveel meesleuren) en bezoeken we de tourist-information. Met de wind in de rug rijden we vlak naast de kust tot in Tapu. De camping ligt aan het strand en we zetten onze tent op vlak naast een riviertje dat daar uitmondt in de zee. Heel knappe omgeving. Ik passeerde vandaag de kaap van 5.000 km op men fietscomputertje.
Vrijdag 19/11/04: Tapu – Kuaotuna
(Kuaotunu Motor Camp – 10 NZD) (70 km – avs: 15,70 – max: 67,80)
——————————————————————
Ik vertrek terug samen met Nick en Steve. Na 15 kilometer krijgen we een klimmetje van een viertal kilometer voorgeschoteld en worden we beloond met schitterende uitzichten op de Firth of Thames. We komen nog een Nederlands koppel op de fiets tegen, Cor en Jose, en een Amerikaans koppel uit Miami op een tandem. Na 25 km krijgen we weer een klim van 2 km die niet dezelfde mooie uitzichten oplevert als de eerste omdat ie door de bossen loopt. Spijtig genoeg staan de bomen (of de zon ?) verkeerd want je rijdt de hele tijd in die hete zon. Na 37 km komen we in het plaatsje Coromandel. Ik eet men eerste Fish and Chips (spreek uit op z’n Nieuw-Zeelands; ‘Fush and Chups’) in het land, breng een bezoekje aan de tourist info en koop in de apotheek een nieuwe zonnecreme factor 30.
Nieuw-Zeeland is een van de landen dat het meest te lijden heeft van het gat in de ozonlaag. Gedurende de Antarctische lente (van Oktober tot December) verdwijnt 60% van de ozonlaag en verbrand je hier vlugger als eender waar ter wereld (buiten Antarctica zelf misschien). Steve en Nick rijden verder noordwaarts richting Colville, ik wil wel graag terug op men eentje verder en besluit oostwaarts te keren en de Coromandel Range over te klimmen. 3,5 km later en 360 meter hoger ben ik steendood, bekaf. Wat een zware klim. Het zicht bovenop de heuvel is echter weer machtig en de afdaling die volgt na zo een klim is altijd schitterend om wat met de fiets te spelen (geen recht stukje weg en steil !!). Aan het Matarangi strand zie ik voor het eerst ‘The Pacific’. Matarangi heeft een heel mooi, breed, wit zandstrand. Via Bluff Road rij ik naar Kuaotunu Motor Camp.
Zaterdag 20/11/04: Kuaotunu – Hahei
(Hahei Holiday Resort – 12 NZD) (52 km – avs: 16,23 – max: 58,54)
———————————————————————-
’s Morgens ontmoet ik op de camping een andere Engelsman, Paul. Een beetje een rare, magere man met een rosse baard, maar hij lijkt me dik in orde. Hij is een dik uur voor mij klaar en gelukkig rijdt hij al door, want ik wil echt op men eentje rijden vandaag. Na 6 kilometer en al even in een klimmetje te zitten realiseer ik me dat ik men eten vergeten ben in de koelkast van de camping en draai ik terug. Het is een manier om aan je kilometers te komen he.
In Whitianga, een echt heel tof stadje ga ik winkelen en kom aan de supermarkt het Nederlandse koppel Cor en Jose terug tegen. Je kan een ferrybootje nemen dat je in minder dan 5 minuutjes over de prachtige baai brengt. Ik kom voorbij een afslag met een pijl naar ‘Cooks Beach’ waar ik even een kijkje ga nemen. Captain Cook was met zijn schip Endeavour op deze plaats in 1769 en het is echt een schit-te-ren-de baai, prachtig turquoise water, mooi strand omgeven door groene, beboste bergen. Er zijn hier geen overnachtingsmogelijkheden, dus ik keer terug en rij verder naar Hahei. Wanneer ik een mooi plaatsje uitzoek op de camping staan Cor en Jose in de verte naar me te waaien en ook Paul, de Engelsman van deze ochtend is er al. Naast hen staat een tentje met twee fietsen ernaast van een Amerikaans en een Nederlands meisje. Er komen ook nog twee Duitsers, Peter en Rainer aangereden. We staan allemaal op een rijtje en er ontstaat een ware cyclist village op de camping. Het wordt een heel gezellige avond en ik maak wat pasta voor me, en spoel het door met een flesje wijn.
Zondag 21/11/04: Hahei
————————-
Hahei is zo mooi, en het is hier zo leuk dat iedereen uit ons dorp besluit een dagje ‘vakantie’ te nemen hier. In de late ochtend wandel ik samen met Paul naar Cathedral Cove. Mooie wandeling en mooie rots. In de namiddag ga ik wat zonnen op het prachtige zandstrand en krijg al snel gezelschap van de rest uit ons village. Al gauw zit de hele bende er. Peter is zijn zwembroek thuis vergeten en loopt naakt de zee in. Ook ik neem mijn eerste duik in de Pacific Ocean (met zwemshort). Kou-oud !!!!!!! In de late namiddag arriveren er 2 fietsers, Uwe en Katja, een heel sympathiek koppel uit Duitsland. Er volgt nog een (stille) Zweed op de fiets. Ons dorp groeit. Samen zien we een hele mooie zonsondergang met een blauwe hemel die stilletjesaan donkerder wordt en grillige, rode wolken. Ik maak wat macaroni met kaas klaar ’s avonds en drink het kleine beetje wijn dat ik nog over heb van gisteren verder op. Ik blijf tot laat in de avond met Uwe en Katje sjouwelen. We zien een hele vreemde, grote cirkel om de maan.
Maandag 22/11/04: Hahei – Oputere
(Camping ground – 12 NZD) (62 km – avs: 19,63 – max: 59,67)
—————————————————————
Het waaide heel hard de voorbije nacht. Cor en Jose en Uwe en Tanja besluiten nog een dagje te blijven, de rest vertrekt. Op het Amerikaanse en Nederlandse meisje na ben ik de laatste om te vertrekken. Na een tijdje merk ik dat ik mijn drinkbussen ben vergeten vullen, dat is niet slim. Ik bezoek ‘Hot water beach’, waar je een hete water bron hebt op het strand, bij laag water (bij hoog water is het in zee). Het water kookt werkelijk. Dit strand is misschien nog mooier dan dat van Hahei en er zijn ook kampeermogelijkheden.
Samen met Peter en Rainer die nog op het strand waren fiets ik verder. We komen een maffe Zwitser tegen, Kurt. Hij rijdt met een trailer achter zijn fiets (blijkt iets typisch Zwitsers te zijn, ik heb er zo eentje in Bali gezien, en ik hoorde van Cor en Jose dat zij ook een (andere) Zwitser met kar gezien hebben). Kurt is 42 jaar en echt gestoord. Hij werkt steeds een maandje of 4 / 5 in de tunnels in Zwitserland, of in een kraan hoog in de bergen waar hij dan een hele week blijft en goed betaald wordt. Hiermee verdient hij genoeg om daarna steeds een half jaar tot een jaar te gaan rondfietsen. Heel prettig gezelschap waar ik nu mee onderweg ben. Maar het gaat hard. We krijgen twee mooie klimmen onderweg. In Tairua halen we de Zweedse fietser in. Ik heb gehoord dat Oputere een prachtig strand heeft, dat nog niet veel bezocht wordt. We slaan daar af. Het strand IS ongelooflijk. Zo breed, kilometerslang en we zijn helemaal alleen en knappe golven. Ik maak een pastatje met tonijn klaar en we hebben voor elk van ons twee pintjes kunnen versieren op de camping.
Om 8 uur zijn we uitgeteld en kruipen in onze tent. Het koelt serieus af en ik slaap weer met mijn thermisch truitje met lange mouwen en daarboven een fleece in mijn slaapzak.
Dinsdag 23/11/04: Opoutere – Waihi
(Waihi Motor Camp – 12 NZD) (54 km – avs: 19,26 – max: 54,62)
——————————————————————
Na een stevig ontbijt (overschot pasta van gisteravond) vertrekken we om 10u30. Ik voel dat de benen niet zo goed zijn vandaag, maar ja, een mens moet verder.
In Whangamata lunchen we en kopen we tickets voor de bus van Waihi naar Rotorua (37 NZD + 10 NZD voor de fiets). De weg naar Waihi zou niet interessant zijn en vooral heel druk, dus niet nodig om daar te gaan fietsen. Er volgen nog twee zware klimmen, daarna krijgen we ‘rolling country’ tot in Waihi.
De lokale camping is heel mooi. We gaan samen inkopen doen in de supermarkt. We zoeken een internetcafeetje maar vinden er geen. Nick, de Engelsman komt later op de avond ook de camping opgereden. Onze tent staat heel mooi naast een vijvertje, maar de ganzen die daar wonen lijken ons gezelschap niet op prijs te stellen. Ik kan nog net op tijd wegvluchten als er eentje de aanval inzet, maar Kurt wordt gebeten. Ze maken de hele nacht lawaai, wat een agressieve beesten. Als ze maar niet door men tentzeil pikken. Het regent ook de hele nacht.
Woensdag 24/11/04: Waihi – Rotorua
(Top 10 Motorcamp – 14 NZD) (bus + fiets 15 km)
————————————————————
Om 9u40 pikt de bus ons op. De fietsen gaan achterin een trailer. Het bleek een goede beslissing te zijn dit traject niet te fietsen, het is een drukke weg, en weinig plaats voor fietsers. Bij aankomst blijkt de remhendel van Peter zijn Magura rem afgebroken te zijn. We lopen alle drie de fietswinkels in het stadje af, maar ze kunnen niet helpen. Het is een schitterend systeem, maar je wil inderdaad geen stukken hebben. Hij beslist om de rest van zijn trip (2 weken) met enkel de voorrem verder te rijden; het zou 3 dagen duren om de stukken te laten overvliegen. Ik vind in een van de winkels nog een mooi truitje met lange mouwen en een nieuwe zonnebril. De vorige was gesneuveld in het vliegtuig (op gaan zitten, zucht ….). Ik moet wel wat uitkijken, want hier zijn ze heel wat duurder dan in Azië.
’s Avonds ga ik met Peter en Rainer uit eten in een Indisch restaurant, want morgen splitsen onze wegen zich. Zij rijden zuidwaarts, ik blijf nog even en rij dan naar het noordoosten, richting Bay of Plenty.
Donderdag 25/11/04: Rotorua – Blue + Green Lake – Rotorua
(62 km – avs: 15,48 – max: 72,72)
————————————————————
Rotorua telt 70.000 inwoners, en heeft als bijnaam ‘Sulphur City’. In deze omgeving vind je de meeste thermische activiteit van het land. Peter en Rainer fietsen deze voormiddag naar Waiotapu en rijden dan door naar het zuiden. Ik ga met de shuttle bus omdat ik terug naar Rotorua kom. In Waiotapu vind je de Lady Knox geiser. Nieuw-Zeeland is een van de drie landen ter wereld waar je geisers vindt (ook in IJsland en de VSA). De geiser spuit elke dag om 10u15. Hij wordt wel een handje geholpen om zo exact te werken, d.m.v. er wat zeep in te gooien, waarop de ondergrondse krachten blijkbaar reageren. De geiser spuit 20 tot 30 meter hoog.
Het vlakbij thermische park is een van de mooiste dingen die ik ooit gezien heb. Meren in rood, geel en groen, kokende en blubberende modderpoelen waar heel wat stank uitkomt; echt de moeite. In de namiddag fiets ik voorbij het Whakarewarewa woud naar het Blue en green lake. Tussen de twee meren vind ik een zandpad wat omhoog loopt en vanwaar je een machtig zicht hebt op het green lake. Later rijd ik langs een ander pad omheen dit meer, vlak ernaast ….. klinkt afgezaagd ondertussen maar …. wederom heel knap. Middenin dit immense woud, ver weg van alle grote wegen, op een verlaten zandpad naast dat meer ……
Vrijdag 26/11/04: Rotorua Mountainbike tracks
(23 km – avs: 14,06 – max: 36,15)
———————————————–
Het was koud in men tentje en het regende de hele nacht. Tegen 10 uur werd het gelukkig wat droger en rij ik naar het Whakarewarewa forest waar mountainbike tracks zijn. Knap maar moeilijk met banden zonder toppen. Grote stukken gaan bergop, met veel modder en boomwortels waar je op doorslipt zonder verder te geraken. Het begint echter al snel terug te regenen en ik bevries op mijn fietsje. Tijd om terug te keren naar de camping. Ik had graag nog wat meer gereden, maar goed, niet in deze omstandigheden.
Ik ga anderhalf uur met een boekje in de hot waterpool zitten om terug een beetje op temperatuur te komen en doe een dutje in men tent tot de regen over is. Om 16 uur rij ik naar een internetcafeetje en komen Cor en Jose juist de camping opgefietst. Heel gezellig, we blijven nog wat babbelen met mekaar, maar ook zij willen zich opwarmen, want het was een zware fietsdag voor hen. Ze bevestigen dat ik niets gemist heb door de bus te nemen tussen Waihi en Rotorua.
Ik fiets eerst nog even langs de Government Gardens, maar dan is het park van Brasschaat knapper hoor. Ik kom nog twee Duitse fietsters tegen die ik onderweg al eens gezien had. Zij hebben beslist niet langs de Noordkaap te rijden zoals ze eerst van plan waren, maar onmiddellijk naar het zuiden te trekken. Ik update wat tekst voor de website (ben nog steeds aan Burma aan het werken) en ga tegen 20u30 terug naar de camping. Ik heb nog net de tijd om een spaghetitje te koken voor de keuken om 22u00 sluit. Ik moet’m wel buiten op een houten bankje naast de cola-automaat opeten. Gelukkig heb ik een flesje wijn om de kou wat te vergeten.
Zaterdag 27/11/04: Rotorua – Ohope
(Top 10 Motorcamp – 12 NZD) (104 km – avs: 22,20 – max: 76,45)
——————————————————————–
Ik klets ’s ochtends nog lang met Cor en Jose dus ondanks men vroege opstaan om 06u15 ben ik pas om 10 uur onderweg. Het was ijskoud vannacht; 2° C wisten ze op de camping te melden. De wind kont uit het zuiden, en ook dat is omgedraaid als bij ons en betekent koud weer (wind komt rechtstreeks van Antarctica).
Na 15 km stop ik in het plaatsje Tikitere om ‘Hells Gate’ te bezoeken. Hier heb je o.a. de grootste thermische waterval van het zuidelijk halfrond. De Maori’s baadden hier vroeger in na thuiskomst van de oorlog. Hell’s Gate is ook knap, maar lang niet zo indrukwekkend als Waiotapu.
De wind zit mee de rest van de dag. Ik stijg en daal voorbij Lake Rotoiti, Rotoehu en Rotoma. Na 45 kilometer begin ik aan de afdaling van het vulkanisch plateau. Heel veel bos in deze omgeving. Via het plaatsje Kawarau waar ik langs de vulkaan ‘Edgecumb’ rij, bereik ik Whakatane en volgt er nog een heel steile klim naar Ohope. Op de top kan je naar rechts naar een uitkijkpunt. Het is zeker de moeite waard om even tot daar door te klimmen. Het strand is wederom heel mooi, breed en lang. De camping is prachtig en ik heb een ideaal plaatsje aan de rand, naast de duintjes met uitzicht op de Bay of Plenty en Nieuw-Zeelands meest actieve vulkaan hierin, White Island.
Grappig, ze hebben hier een gazet, de ‘Bay of Plenty Times’.
Ik geef de fiets een grondige kuisbeurt, doe de was (moet ik terug zelf doen nu, grrrr). Ik heb de hele dag schitterend weer gehad.
Zondag 28/11/04: Ohope – Hawai Bay
(Hawai Bay Camping ground – 10 NZD) (71 km – avs: 17,55 – max: 58,98)
————————————————————————–
Ik start de dag met men voetjes eens in de Stille Oceaan te steken. Brrr, das‚ koud. Ik moet een stukje terugrijden want zit op een klein schiereilandje. Eens terug op de juiste weg begint deze dadelijk te klimmen. Ik heb weer mooie zichtjes op de kust en rij dan landinwaarts tot ik na 40 km in Opotiki ben. Het is zondag en het plaatsje lijkt uitgestorven.
Gelukkig is de supermarkt even buiten het stadje open om wat voorraad in te slaan en kan ik nog wat geld afhalen aan een automaat, want ik vrees dat er verder rond de Oostkaap geen mogelijkheden meer toe zullen zijn. De Eastcape is een heel dun bevolkt gebied. Degene die er wonen zijn vnl. Maori. Sommigen beschrijven het traject tussen Opotike en Hick‚s Bay als een van de mooiste kustwegen ter wereld. Voor ik na 71 km de camping bereik krijg ik nog twee pittige klimmetjes voorgeschoteld, maar die van morgen zouden van een ander kaliber zijn.
Ik passeer Torere Bay, een heel mooie baai maar met veel drifthout, zoals de meeste baaitjes hier aan de Eastcape. De camping is het minste wat ik tot nu toe gehad heb, maar het is wel de zoveelste nacht in Nieuw-Zeeland dat ik met het geluid van de zee op de achtergrond in slaap mag vallen. Ik ben vrij moe want had de wind vrijwel de hele dag op kop. Ik vraag of ik ergens water kan kopen in het dorp, maar de eesrste winkel blijkt 30 km verderop te zijn in Omaio. Ik was al de hele avond kraantjeswater aan het drinken maar dat bleek uit de rivier hier vlak naast te komen. Ik kook twee potten water voor morgen.
Maandag 29/11/04: Hawai Bay – Waihai Bay
(Camping Ground – 10 NZD) (83 km – avs: 17,19 – max: 55,75)
——————————————————————-
Reeds na 100 meter krijg ik een lange klim voorgeschoteld, maar er is vrijwel geen verkeer en ik heb mooie uitzichten. Met vrijwel geen verkeer bedoel ik dat ik de hele dag een vijftal auto’s en een paar trucks zie. Na 20 km volgt een mooie klim naar Whitianga Bay (en opnieuw heel knap). Het is koud vandaag (vooral in de afdalingen) en ik rij met een jasje aan. De wind staat weer vaak verkeerd.
In Te Kaha, wat ‘to stand firm’ betekent lunch ik in een coffee shopje. Deze plaats dankt haar naam aan de talrijke aanvallen van indringers die de lokale bevolking hier kon afslaan. Te Kaha was ooit een centrum voor de walvisvangst. De camping is iets beter als gisteren, maar niet top. Ik lig wel weer vlak naast het strand. Gisteren was het exact 25 jaar geleden dat de Nieuw-Zeelandse DC 10 tegen Mt. Erebus (vulkaan op Antarctica) vloog. Dit was de ergste ramp in de geschiedenis van het land. Alle 257 inzittenden verloren het leven. Tijdens een vlucht naar Antarctica (gisteren) om dit te herdenken bleek een deel van het neergestorte vliegtuig en enkele oranje cargo-netten voor het eerst sinds jaren zichtbaar te zijn door een jaar van lichte sneeuwval en een warme lente. Het nationale rugby team, de All Blacks, bracht op gepaste wijze homage door de Fransen in eigen huis te gaan vernederen met 6 – 45. Dit is een ‘big thing’ in Nieuw-Zeeland, want ze zijn hier nog steeds de laffe terreurdaad i.o.v. de Franse regering niet vergeten toen zij enkele geheime agenten stuurden in 1985 om de Rainbow Warrior tot zinken te brengen in de haven van Auckland. Het schip zou van hier naar Frans Polynesië varen als protest tegen Franse nucleaire proeven ter hoogte van Mururoa. De krantenkop vandaag luidde: “And for dessert …. France” hahaha.
Dinsdag 30/11/04: Waihau Bay – Te Araroa
(Te Araroa Holiday Park – 10 NZD) (53 km – avs: 18,15 – max: 58,54)
———————————————————————-
De weg blijft nog even de kust volgen en biedt onveranderd mooie uitzichten voor hij in het plaatsje Whangaparoa landinwaarts draait. Iets verderop ligt Cape Runaway, een plaats die niet via de weg te bereiken is. De volgende 35 km steek ik de Eastcape over van west naar oost. Het is heel mooi, warm weer en de sterke rugwind maken deze rit tot een waar genot. Mooie klimmen over beboste heuvels.
Na een vijftigtal km en weer een steile klim zie ik de Hick’s Bay onder me. Hick’s Bay, vroeger gekend onder de naam Wharekahika Bay, is genoemd naar Zachary Hicks, Captain Cook’s 2nd lieutenant aan boord van de Endeavour. De vlak ernaast gelegen Horseshoe Bay is misschien nog mooier.
Een volgende steile klim en ik ben in het plaatsje Te Araroa. Ik heb nog maar goed 50 km op de teller en twijfel of ik zal stoppen of doorrijden. Het weer en de wind zijn ideaal, maar de mooie baai nodigt uit tot een vroege stop en wat genieten. Ik doe dit en draai Te Araroa Holiday Park op, waar ik Paul, de Engelsman die eerder ook in onze cyclist village in Hahei weer aantref. Hij heeft de hele weg langs de Bay of Plenty gereden en bevestigt dat deze voor het grootste stuk eigenlijk te druk was en niet echt de moeite om te fietsen. Ik ben blij dat ik inland vanuit Rotorua ben gekomen.
Het strand in deze baai is wederom enorm breed, een kilometer of zeven lang en …… voor mij alleen. De rest van de middag lees ik nog wat in ‘The Glass Palace’ van Amitav Gosh, een boek dat zich voor een groot deel in Burma afspeelt. De camping is wederom niet super. Een kilometertje verderop heb je er nog eentje, Sunshine Beach, misschien is die het proberen waard ?
Woensdag 01/12/04: Te Araroa – Tokomaru Bay
(O‚Briens – 20 NZD) (52 km – avs: 17,05 – max: 63,40)
————————————————————
Ik raakte gisteravond nog aan de praat met een Maori die vijf Duitse meisjes en een Duitse man rondleidde op het Noordeiland. Ik vroeg hem of het de moeite was om tot aan de vuurtoren te fietsen op de uiterste punt van de Eastcape, tevens de oostelijkste punt van Nieuw-Zeeland. Hij vond van wel, maar bevestigde wat Paul al zei (hij was daar gisteren); dat het heel zwaar was. Als ik wou kon ik met hen met het busje meegaan om 04u30 om zonsopgang te zien. Twee vliegen in een klap dacht ik; ik zie de vuurtoren en ik ben op tijd terug om dezelfde dag nog verder te rijden. Maar natuurlijk ….. wie was er als enige wakker om 4u30 ……
Dat was eigenlijk niet zo erg, want zo zag ik lekker in men eentje om 05u00 het eerst licht van deze nieuwe maand, als één van de allereerste mensen ter wereld. Ik denk eraan dat het in België nog een dag eerder is en jullie waarschijnlijk allemaal nog maar aan het inpakken zijn op het werk om naar huis te gaan als ik al aan deze nieuwe dag begin. Bizar.
Om 9 uur zijn de Maori en de Duitsers op en ze stellen me voor om nog mee te gaan naar de East Cape. Ik leg de fiets op het dak van hun minibusje, Paul rijdt al door ondertussen en ik zal uitstappen als we hem later op de dag inhalen. De rit naar de meest oostelijke vuurtoren ter wereld gaat grotendeels over een gravel road die de hele tijd vlak naast de kust loopt, heel mooi.
Na dik 20 km zijn we er. Een klim van 375 treden op de heuvel en ik sta naast de vuurtoren. Prachtige kliffen onder me waar de Pacific met geweld tegenaan beukt. De Maori vertelt dat enkele tientallen rijke Westerlingen 10.000 NZD betaalden om op 01/01/00 vanop het piepkliene eilandje 100 meter voor de kust zonsopgang te bekijken. Het was bewolkt die dag.
We rijden terug en in Te Araroa kopen we wat om te drinken. We horen in de shop dat er een beetje verderop walvissen gesignaleerd zijn en springen snel in het busje en rijden terug richting vuurtoren. We zien twee auto’s langs de kant van het weggetje staan, stappen uit en kijken, en kijken, en ……. kijken. En zien ze !!!!!!! Twee stuks, orka’s volgens de Maori aan de vorm van de vin. Indrukwekkend.
Kort na de middag rijden we door en enkele kilometer voorbij het plaatsje Tikitiki halen we Paul in. De fiets gaat van het dak af en ik erop (op de fiets he). Ik begrijp van de Maori dat hij naar dezelfde plaats gaat als wij met de fiets, dus laat ik de bagage in het busje, dat rijdt toch wat makkelijker. En God ja, dat blijkt later, wat ‘vlieg’ ik die heuvels makkelijk over.
We maken nog een creme glace-stopje onderweg. Ijsjes zijn hier spotgoedkoop en superlekker, vooral de ‘hokey-pokey’. Kom zelf maar uitzoeken wat dat is.
Rond 5 uur zijn we in Tokomaru op de camping, maar … geen busje. In het supermarktje vragen we of er geen andere camping is, wat niet het geval blijkt te zijn. We nemen een kijkje op het strand; niets. Paul maakt zich al wat ongerust over m’n bagage maar ik kan me niet voorstellen dat er kwaad opzet in het spel is. We gaan terug naar de supermarkt en dubbelchecken of er misschien ook geen camping enkele kilometer buiten het dorp is. Als de uitbater hoort dat ik mijn bagage achtergelaten heb vloekt hij, en zegt dat ik onmiddellijk naar de politie moet gaan. Hij vraagt of ik een naam weet, of merk, nummerplaat en kleur van het busjes (euh …. allemaal negatief, een donkere kleur, ik denk donker groen, Paul denkt donkerblauw).
Ik word met al die paniekzaaierij toch ook een beetje ongerust, want alles, behalve mijn portefeuille en camera zit in die bagage. Kledij, tent, matras, paspoort, vliegticket, foto-cd‚s, reisboeken, ….. Ik wil de politie nog niet inschakelen want geloof nog steeds in de goede bedoelingen van de brave man (hij kan toch niet in het bijzijn van zijn klanten beloftes breken en/of stelen ??). Ik wil eerst een kijkje nemen in een backpackersonderkomen iets verderop, misschien zijn ze daar, want de camping was maar povertjes. Dit blijkt niet zo te zijn. Ik leg het probleem voor aan de vrouw die er werkt, de kuisvrouw blijkt later en zeg dat ik eerst terug naar de camping wil; misschien waren ze onderweg gestopt voor een wandeling en zijn ze wat later. Ze zegt dat ze wel even zal bellen, maar …. er blijkt nog steeds niemand te zijn aangekomen. Ze denkt verder na en vraagt … waar hebben jullie afgesproken. Ik zeg ”ja hier in To ……. weet ik veel wat Bay, waar de weg terug aan de kust komt”. Ze vraagt of het misschien niet “Tolega Bay” was. “Kan zijn; waar zijn we nu ?”
“Tokomaru Bay” tsja ….. die Nieuw-Zeelanders spreken het dan ook allemaal nog eens zo raar uit. “Maar dit is toch de plaats waar de weg terug aan de kust komt he ?”
Ze wil wel even bellen naar de camping in Tolega Bay, maar er zit een slot op de telefoon bij O’Briens.
Ik rij met haar in de auto naar haar thuis. Ze heeft thuis ook een slot op de telefoon want hadden de gewoonte van bij haar te bellen als ze er niet was en ze wil haar huis niet op slot doen. Als iemand iets wil stelen moeten ze het maar nemen, maar niets kapot maken, vindt ze.
Veel Nieuw-Zeelanders blijken nooit hun huis af te sluiten (maar wel hun telefoon dus). De twee geiten van de buurvrouw, die later haar zus blijkt te zijn, komen ook een kijkje nemen in het keukentje. We contacteren Tolega Bay en ja hoor ….. daar is een busje met een Maori en 5 Duitsers. Nu ligt Tolega Bay 37 km en een serieuze klim hiervandaan en het is intussen 18u30. Binnen twee uur is het donker, dus dat wordt tricky. Jennifer (de kuisvrouw) zegt wel even over en weer te rijden om de bagage op te halen. In haar oude lichtblauwe Mazda 323 scheurt (de al even oude) Jennifer door de bergen naar daar. Ze blijkt van Noorse origine te zijn.
In Tolega Bay word ik terug verenigd met mijn bagage. Een pak van mijn hart. Ik vertel de Maori dat ik niet Superman ben en hij dacht al dat ik maar tot Tokomaru Bay zou geraken en hij zei dat hij het later op de avond wel tot daar gebracht zou hebben moest hij me niet zien verschijnen.
En daar moest ik de politie op afsturen ??
Het busje bleek trouwens zwart te zijn.
Jennifer rijdt ons terug naar Tokomaru Bay. Ze weigert iets aan te nemen voor de moeite of de benzine. Ik moet beloven dat als ik haar in panne zie staan haar ook te helpen. Schoon he ? We kunnen nu natuurlijk niet anders dan bij O’Briens logeren natuurlijk. Ik huur samen met Paul een kamer.
De paar aanwezige backpackers bevestigen weer wat voor een vreselijke soort ze zijn. Dit is toch geen toeval meer he !?
Ik ben toch gelukkig dat ik mijn bagage terug heb. Stel je voor; zes maanden in Azië onderweg en er is me niets overkomen, hier doe ik steeds een slot om de fiets en trek ’s nachts een kabeltje van de fiets tot in de tent en …. dan zou ik zomaar alles weggeven … Dat kon ik toch niet vertellen he ? We hebben wel niet van de mooie baai kunnen genieten nu, maar ja…
Donderdag 02/11/04: Tokomaru Bay-Gisborne
(Waikanae Beach Holiday Park-11 NZD) (103 km – avs: 15,25 – max: 73,12)
—————————————————————————-
Vanop het terras zien we in de verte dolfijnen in de baai door het water springen. Met de verrekijker zijn ze goed te volgen, en het zijn er veel. Het is een lange, mooie klim uit Tokomaru Bay. De weg gaat hier weer landinwaarts tot in Tolaga Bay waar ik gisteren al met de auto was. We eten weer een overheerlijke creme-glace. Een hele grote kost je maar een Euro. Daarna een goeie portie Fush & Chups en we kunnen er weer tegenaan. Het is tenslotte nog 53 km tot in Gisborne. Eerst gaan we in Tolaga Bay nog de langste pier van Nieuw-Zeeland bekijken, eentje die weeral een heel tijdje buiten gebruik is.
De camping hier lijkt me vrij netjes en de baai is heel mooi. Misschien een goede overnachtingsplaats voor anderen ? De weg blijft op en neer gaan en Paul heeft z’n dagje niet. Hij wilde eigenlijk al stoppen in Tolaga Bay maar besloot toch verder mee te rijden. We doen het rustig aan en dat is geen probleem want de omgeving is adembenemend. Ook het weer is goed, enkel de wind blaast hard, meestal pal op kop.
Vanaf Whangara zie je terug de kust en wakkert de wind aan tot een heuse storm. Elke baai hier concurreert met de vorige om als mooiste geboekstaafd te worden. Misschien vind ik dit wel het mooiste stuk van de East Cape. We worden twee keer letterlijk van de weg, in de berm geblazen; dit is gevaarlijk, zoveel wind.
Okitu en Wainau zijn twee plaatsjes juist voor Gisborne waar de beau monde van het land woont denk ik. Paradijsjes.
Gisborne’s claim to fame is dat zij het meest oostelijk gelegen stadje ter wereld zijn (tegen de international dateline) en ‘the first to see the sun rise’(iets waar natuurlijk veel om te doen was in 2000). Maar dus ook ‘to see the sun set’ en deze was heel mooi vanavond.
Vanuit mijn tentje heb ik zicht op Poverty Bay en nog geen 50 meter hiervandaan staat het standbeeld van Captain Cook die hier als eerste Europeaan voet aan wal zette op 8 oktober 1769. Hij noemde deze plaats „Poverty Bay omdat hij een korte strijd uitvocht met lokale Maori en zijn landing hem maar weinig opbracht.
Op 20 meter van mijn tentje staat het standbeeld Young Nick. Young Nick was de surgeon’s boy aan boord van de Endeavour en de eerste om vanuit zijn mast een glimp op te vangen van Nieuw-Zeeland. Hij werd beloond met een gallon rum. De kliffen aan de overkant van de baai, waarachter ik deze avond de zon zie ondergaan, en waar Young Nick vanop zijn standbeeld naar wijst, worden ‘Young Nick’s Head’ genoemd.
Ik heb me in de supermarkt een groot stokbrood, verschillende soorten kaas, stukje pate (oeps, weer gezondigd) en een fles Chardonnay van hier uit de streek gekocht . Samen met die zonsondergang en een Nieuw-Zeelands mountainbikeboekje kan er weeral weinig aan deze avond verbeterd worden. Een beetje licht in het hoofd en het geluid van golfslag in de Poverty Bay val ik in een diepe slaap.
Vrijdag 03/12/04: Gisborne
—————————–
Rustdag. Ik update het Myanmar gedeelte van de website en kijk wat rond in Gisborne een heel tof stadje. Ik breng de avond op dezelfde manier door als gisteren, enkel de zonsondergang, nu nog veel spectaculairder, met een mooie rode hemel die weerspiegelt in het water onder haar.
What a life ……
zaterdag 04/12/04: Gisborne – Waiora
(Waiora camping ground – 10 NZD) (103 km – avs: 18,48 – max: 59,67)
———————————————————————-
De eerste 30 km zijn vrij vlak onder een koude, bewolkte hemel met af en toe ook wat druppels. Na 37 km heb je een klim van 7 km, best zwaar maar op de top is een picnic-area waar je kan uitblazen van de geleverde inspanningen en vanwaar je een schitterend uitzicht hebt op Poverty Bay en Young Nick’s Head. Nadat ik men boterhammen met kaas en choco op heb volgt een heel onregelmatige afdaling, dan weer vlak, dan weer dalen, beetje klimmen. Het weer wordt ook wat beter nu. Ik rij nog steeds samen met Paul en halverwege de rit rijden we met z‚n drieën verder. We pikken Lou op, een fietser uit Californië.
De laatste 40 km hebben we een stevige rugwind en rijden met meer dan 30 km/u tot in Waiora. De camping is heel mooi, proper, midden in het stadje. Ik kuis de fiets nog eens grondig, maar natuurlijk regent het ’s avonds en zie je er weeral niet veel meer van.
Op de camping is zowaar ook een koppel uit Vilvoorde. Zij reizen voor een maandje rond met een huurauto.
Zondag 05/12/04: Waiora
————————-
Half tien en ik lig nog steeds in men tentje. De hele nacht heft het heel zwaar geregend en sinds een uur of vijf woedt er een serieuze storm. Ze hebben hier de achterste helft van een Chevrolet staan en er een barbeque ingebouwd. Het kofferdeksel is zojuist gelukkig naast en niet in men tent geblazen. Alles staat onder water en fietsen wordt onmogelijk vandaag. Dat wordt dus een extra rustdag.
Om 11 uur zit ik nog steeds in men tent en de storm woedt alleen maar heviger nu. De tent staat recht in de wind en krijgt zware klappen te verwerken. Voor de veiligheid ga ik even naar buiten om de picketen wat dieper in de grond te duwen, iets wat gisteren in de keiharde droge grond niet goed lukte. Paul zen tent staat aan de achterkant in een put, volledig in het water. Hij had het binnenin ook al gemerkt. Het blijft nog dik twee uren stevig doorregenen en stormen met af en toe zware slagwinden. De kampinguitbaters stellen voor dat we in een van de bungalows intrekken als we willen, maar ik blijf liever even in de tent zitten (kwestie van wat extra gewicht te hebben, stel je voor dat ze wordt opgetild door de wind). Het tentje hield echter schitterend stand; bleef perfect staan, geen lekkage, dus ik heb er best wel vertrouwen in nu.
Om vijf uur gingen we (Paul, ik en Rob, een Amerikaanse fietser die laat in de middag arriveerde) naar de plaatselijke cinemazaal; zo eentje van de oude stijl. Er is één zaal en om 17u00 speelden ze “Shall we Dance”. Ook de film van 20u00 hebben we gezien, “Without a Peddle”. Het verhaal speelt zich af in Oregon maar werd gefilmd in nieuw-Zeeland.
Maandag 06/12/04: Waiora – Napier (bus)
—————————————-
Paul rijdt terug Westwaarts richting Hamilton om Kerstmis te vieren met familie daar, en ik neem samen met Rob de bus naar Napier. Steve, de Engelsman waarmee ik de eerste dagen op de Coromandel al samen fietste zit er ook al op. De rit naar Napier is mooi, maar om te fietsen is er inderdaad weinig plaats. Goede beslissing. We zetten ons tentje op in het centrum van Napier en bezoeken het toffe stadje, ook wel eens de art-deco hoofdstad van de wereld genoemd. In de jaren dertig werd de hele stad verwoest door een aardbeving en in deze stijl heropgebouwd. Ik bezoek het plaatselijke museum dat alle info hierover heeft.
Dinsdag 07/12/04: Napier – Wellington (minibus)
————————————————
Aangezien we met zen drieën dezelfde kant opgingen was het goedkoper zelf een minibusje te huren dan op de lijnbus te springen (de trein rijdt al jaren niet meer op deze lijn). Zo kunnen we ook vertrekken wanneer we willen en een beetje langs zijweggetjes rijden. We bezoeken het plaatsje Martinborough, drinken er een Stella en komen in de vooravond in Wellington aan, de meest zuidelijke hoofdstad ter wereld. Wellington is veel kleiner dan Auckland, maar veel toffer op het eerste gezicht.
‘s Avonds eet ik samen met Rob en Steve bij de Maleisiër (auw, dat doet pijn aan het budget in vergelijking met de prijzen in Azië).
Woensdag 08/12/04: Wellington
——————————-
Nen hele gelukkige verjaardag aan mijn zusje Pascale !!!
Om 10 uur wandel ik het Te Papa museum in om er niet meer uit te komen voor 18u30. Ik ben geen “museum-guy”, maar dit is echt de moeite waard. Zeven verdiepingen voor elk wat wils, op een heel toffe manier naar voren gebracht. Een must als je in Nieuw-Zeeland bent.
En ‘t is nog van de verniet ook. Ik mis ongetwijfeld een heleboel andere dingen die even interessant zijn hier. Wellington is een “coole” stad.
Donderdag 09/12/04: Wellington – Havelock
(Havelock Motor Camp – 10 NZD) (39 km – avs: 15,95 – max: 47,08)
———————————————————————-
Vroeg opgestaan vandaag want om half tien neem ik samen met Rob en Steve de ferry naar het plaatsje Picton op het zuid-eiland. Het duurt allemaal wat eer we aan boord kunnen, maar ik ben nog juist op tijd om de tweede helft van Rome-Madrid te zien. Daarna zenden ze ook nog Deportivo – Monaco uit; dus geen klagen over de overtocht. Iets voor 13 uur arriveren we in Picton. Steve overnacht hier, Rob rijdt zuidwaarts en ik ben content dat ik weer even alleen verder kan. Over de “Queen Charlotte Drive” rij ik westwaarts richting Havelock. Het is onmiddellijk klimmen geblazen over een kleine heuvel van waarop ik uitzicht heb op Shakespeare Bay. De streek waarin ik me nu bevind wordt Marlborough genoemd en is voornamelijk bekend als een streek waar veel wijn verbouwd wordt en voor de de “Marlborough Sounds”, de fjordachtige zeearmen in het noorden. Er zal wel een wetenschappelijke verklaring zijn voor het verschil tussen een fjord en een sound, maar voor mij lijkt het hetzelfde te zijn (de fjorden zijn in het zuiden van het zuid-eiland, voor binnen een paar weken dus).
De weg loopt de hele tijd langs deze sounds. Voor Havelock krijg ik nog een iets langere klim 4,5 km, waarna de weg op en neer gaat langs kleine baaitjes. Deze rit is weer een hoogtepunt, zo mooi, ondanks de wind die op kop zit, de bewolking en regenval gedurende een groot deel van de rit. Onder een blauwe hemel moet dit helemaal een paradijsje zijn. De laatste kilometers voor Havelock rij ik langst de Pelorus sound; magnifiek !!
Het plaatsje Havelock zelf stelt niet echt veel voor. Ze hebben zichzelf tot “green mussel capital of the world” gedoopt.
In het plaatselijke mosse;restaurant “The Mussel Boys” zoeken ze personeel, voor de geïnteresseerden. Ik moet daar niet heengaan want wanneer ik incheck krijg ik van de kampinguitbaatster een volle zak mosselen. Ze zijn veel groter dan bij ons. Ik heb ze gekookt in water i.p.v. in wijn, een doodzonde, maar ‘t smaakte toch. Ik doe de was, blijf nog lang sjouwelen met een Duitse uit Dresden en een Frans koppel uit Montpelier en Toulouse. Het is ijs-ijskoud als ik in men tentje kruip. Een thermisch truitje met lange mouwen, een fleece, een lakenzak en een slaapzak houden me hopelijk warm genoeg.
Vrijdag 10/12/04: Havelock – Nelson
(Tahuna Beach Accomodation: 12 NZD) (83 km – avs: 14,49 – max: 64,69)
————————————————————————-
‘t Zonneke schijnt, dus alles dik in orde. Een late start vandaag, het is bijna 11 uur vooraleer ik op de fiets zit. Vanaf Havelock heb ik geen andere keuze dan hoofdweg SH6 te volgen en die is drukker dan de scenic route van gisteren.
Via het plaatsje Canvastown, dat z’n naam dankt aan de vele onderkomens in tenten ten tijde van de goldrush rij ik naar Pelorus Bridge een DOC (Department of Conservation) natuurgebied. Ik maak een korte wandeling langs de rivier, over een hangbrug en schiet enkele mooie foto’s. Terug op de fiets passeert een Canadese fietsster me vanuit de andere richting. Zij is hier voor zes maanden werken en fietsen.
Het is reeds 14 uur wanneer ik Rai Valley bereik om te lunchen. Ik ben best wel moe van al die tegenwind en er volgt nog een klim van een kilometer of drie en vlak daarna de 7 km naar het 357 m hoog gelegen Whangamoa. De klim is bij momenten steil, het verkeer iets te druk en de plaats om te fietsen vaak veel te smal. Het is onthutsend te zien hoeveel heuvels hier leeggekapt zijn voor de houtindustrie.
De wind begint steeds harder te waaien en trekt aan tot wat je onderhand wel een heuse storm kan noemen. In de afdaling van die eerste beklimming moest ik serieus meetrappen om … 9 km/u te halen. De wind deed gewoon pijn aan je gezicht, niet van de kou maar omdat ze zo krachtig is. Voor het overige was het weer perfect, ergens midden de 20 C.
Na de grote afdaling die door het dorpje Wakapuaka leidt en waarin wederom serieus gewerkt moest worden om beneden te geraken (ik denk dat je met deze wind zonder trappen bergop geraakt in de andere richting) neem ik en welverdiende break om een ijsje (hmmm hokey pokey en chocolade) te eten. Dit kan geen kwaad want de calorieën rij je er onmiddellijk weer af. Een korte klim van 1 k m, met wind die …. ja, je weer de berm of bijna terug tot in Havelock blaast en je bent bovenop Gentle Annie Saddle, een puist van 90 m hoog. Beneden je ligt een enorme baai, aan de overkant hiervan ligt Nelson. De weg is vlak en ik werk me kapot om amper 8 km/u te halen. Over de laatste 15 km tot in Nelson doe ik dus bijna 2 uur ! Stikkapot kom ik aan en rij een beetje rond in het stadje. Nelson bevalt me wel, gezellige winkelstraten, cafeetjes met terrasjes, een jachthaventje, restaurantjes, …
Nelson is een van de meest toeristische plaatsen in Nieuw-Zeeland. Het is de uitvalsbasis voor het Abel Tasman National Park, het populairste van het land. De camping ligt nog 5 km verder, voorbij de stad. Wat is dat trouwens met de grond in nieuw-Zeeland ? Die is overal keihard; al mijn piketten staan ze krom als iets.
Tegen 19 uu wordt het weer ijskoud. De regionale luchthaven lijkt hier om de hoek te liggen en de vliegtuigen scheren laag over de camping. Vandaag wordt hier de wet van kracht die roken op alle openbare plaatsen verbiedt (incl. cafes, restaurants, etc …); een beetje zoals in Ierland. Geen probleem voor gezonde bikers o’course !
Zaterdag 11/12/04: Nelson – Kaiteriteri
(Kaiteriteri Beach Camp – 11 NZD) (75 km – avs: 16,84 – max: 53,01)
————————————————————————
Weer een van die prachtige Nieuw-Zeelandse blauwe hemels met witte wolkjes als ik opsta, maar ook nog steeds … die wind.
Uit dezelfde, verkeerde richting.
Daarnaast is het ideaal fietsweer. Rond 11 uur fiets ik naast de Tasman Baai Nelson uit. Na een twintigtal km kan ik de drukke SH6 verlaten in het plaatsje Richmond. De weg nr. 60 is rustiger en loopt tussen wijngaarden en velden vol fruitbomen. De wind blaast nu opzij, wat al niet veel comfortabeler is.
Ik neem een zijweggetje dat naar Rabbit Island leidt, een mooi eiland met een groot zandstrand maar verder niet veel bijzonders. Terug op weg 60 wordt deze een beetje heuvelachtiger. Allemaal van die korte klimmetjes van een 300-tal meter lang; best vermoeiend. Ik haal twee Nederlanders in, Finn en Selwyn. Samen rijden we door het dorpje Tasman tot in Motueka. Plezant om nog eens in je moedertaal te kunnen babbelen en de kilometers gingen goed vooruit zo.
We doen inkopen in de plaatselijke supermarkt en springen even binnen bij de plaatselijke touristinfo. We moeten nog 14 km verder naar Kaiteriteri. De weg loopt langs mooie appelblauwzeegroene baaien met mooie zandstranden. Finn en Selwyn hebben ergens gelezen dat dit een van de vijf mooiste stranden te wereld zou moeten zijn. Tsja … heel subjectief zoiets, het is een vrij klein strand, met een heel grote camping ernaast.
We besluiten al gauw dat we hier een rustdagje nemen.
Zondag 12/12/04: Kaiteriteri – Marahau – Kaiteriteri
(24 km – avs: 16,79 – max: 50,34)
——————————————————
Om 10 uur lag ik al te bakken op het strand. Met al die ozonproblemen is het natuurlijk geen goed idee om daar de hele dag te blijven liggen en daarom stap ik ‘s middags op de fiets en na een mooi klimmetje van 3 km waarin je plaatsjes als Kaka Bay en Honeymoon Bay voorbijrijdt kom ik in Marahau. Hier heb je weer een van die stranden die je vaker ziet in nieuw-Zeeland. Kilometerslange “modderpoelen” bij laag water, een paradijs voor heel veel vogels maar niet om als toerist een stranddagje op door te brengen. Er zijn enkele rustigere campings, een beetje inland, geflankeerd door groene heuvels, grazende lama’s en schapen. De eigenlijke ingang van het Abel Tasman National Park vind je hier ook. Op de terugweg klim ik de enkele honderden meters door naar Kaka Point. Het uitzicht op de Tasman Bay is fantastisch. Er staat ook zo een van die typische pijlen met afstanden naar verschillende wereldsteden.
Om 4 uur ben ik terug en lig ik nog anderhalf uur op het strand met Finn en Selwyn. Ik overweeg nog even om een duik te nemen maar stap al snel van die gedachte af als ik tot aan men knieën in het ijskoude water sta.
Maandag 13/12/04: Kaiteriteri – Glenhope
(Hu-Ha Bikepackers – 10 NZD) (103 km – avs: 16,55 – max: 64,04)
——————————————————————–
Mooi weertje, het zonnetje scheen, de witte wolkjes waren van de partij, net als ….. de tegenwind. En hard. Hoe kan dat toch, ik rij een heel andere richting uit dan de voorbije dagen ??? De eerste 14 km rij ik terug over dezelfde weg naar Motueka waar ik in een plaatselijke outdoorshop nieuwe piketten voor de tent koop.
Langs de Motueka rivier rij ik door de gelijknamige vallei door dorpjes als Pangatotara, Pokoruru en Woodstock. Een mooie heuvelachtige, rustige weg. Ik ben voor Finn en selwyn vertrokken, maar onderweg komen we mekaar terug tegen. Na 70 km rijden we terug SH6 op die hier veel rustiger is. Tegen het einde van de rit, na 97 km is er nog een vrij steile klim over Hope Saddle, 634 m hoog. Hu-ha Bikepackers is een prachtige plaats om te overnachten. Het tentje staat vooraan op de gazon en morgenvroeg heb ik uitzicht op de bergen rondom mij.
Ik maak voor de eerste maal kennis met Nieuw-Zeelands grootste plaag, de sandflies. Piepkleine vliegjes die je te grazen nemen op elk stukje huid dat onbedekt is. In tegenstelling tot een muggenbeet heb je van de hunne zeker een week last. En er zijn er veel van, heel veel ……. In ‘de living’ staat nog een oude platenspeler en twee grote bakken vol lp’s van grote kwaliteit; Boney M, Melissa Etheridge, Simon & Garfunkel, Daryl Hall & John Oates, The Style Council, The Eurythmics, ……… Ik ga dus snel wat genieten.
Ben trouwens pompaf van weer de hele dag tegen die wind in te fietsen.
Dinsdag 14/12/04: Glenhope – Upper Matakitaki
(wild camperen naast Matiri River-0 NZD) (76 km (19 km off-road)-avs: ?-max: ?)
——————————————————————————–
Door een piepklein mekkerend geitje naast men tent word ik wakker geblaat. Samen met Finn en Selwyn rij ik verder zuidwaarts onder wederom een blauwe hemel. Waar de wind vandaan komt hoef ik niet te vertellen zeker ?
Na 10 km bereiken we de Kawatiri Junction. Hier zien we ook de eerste pijl naar een van de skistations, een zichtbaar teken dat we meer en meer de Nieuw-Zeelandse Alpen inrijden.
Ter hoogte van de Gowanbridge nemen Finn, Selwyn en ik afscheid van elkaar. Zij fietsen richting Lake Rotoroa (niet te verwarren met het stadje Rotorua op het Noordeiland), ik rij verder naar het zuidwesten. Het meer bezoek ik misschien op de terugweg.
Na 45 km stop ik in Murchison om te lunchen en wat inkopen te doen want hierna zal ik even geen supermarktje meer tegenkomen. Natuurlijk nemen we ook de tijd voor een ijsje. Net als ik verder wil rijden komt een andere fietser het dorpje binnengereden. Het blijkt een Japanner te zijn, Ryuichi (spreek uit rjudjudsi). Hij wil graag dezelfde weg nemen als ik. Ook hij doet snel enkele inkopen. We nemen een klein weggetje dat zuidwaarts loopt richting de plaatsjes Six Mile en Matakitaki. Zo snijden we een flink stuk SH6 en 65 af, die overigens best rustig waren. Na een tiental kilometer op deze weg en 57 km op de teller vandaag wordt het een gravel road maar die valt best goed te fietsen. De omgeving is heel mooi. We fietsen langs de Matiri rivier die soms diepe gorges door het landschap trekt. En er is geen verkeer, niets.
Ryuichi rijdt op een hele oude tweedehandse mountainbike, Yellow Submarine gedoopt, die hij in Auckland gekocht heeft voor 200 NZD, incl fietstassen en helm. Hij is hier voor zeven maanden. Zijn versnellingen zijn reeds een maand kapot. Hij kan enkel drie van de achterste tandwielen gebruiken. Chapeau dat hij hiermee in de bergen rondrijdt !!!
We zoeken ons rond 5 uur een mooi plaatsje uit in een wei naast de rivier. Het stikt hier van de sandflies. Als je omhoog kijkt ziet het er zwart van boven je hoofd. Heel veel repellent op je spuiten dus (ze hebben er hier met 95% deet in !). Ze blijven toch op je afkomen. We wassen onze fietskleren uit in de rivier, nemen water om te koken uit diezelfde rivier en eten rijst in een omgeving die geen enkele camping je kan bieden. Ik heb geen gemmidelde of maximumsnelheid voor vandaag want op het einde deed de fietscomputer raar en was alle data van vandaag gewist.
Woensdag 15/12/04: Upper Matakitaki – Reefton
(Domain camping – 7 NZD) (97 km (15 km off-road) – avs: 16,13 – max: 52,74)
—————————————————————————-
De eerste 15 km zijn off-road, inclusief een 7 km lange klim naar het 580 m hoge Maruia Saddle. Riviertjes stromen regelmatig over de gravel weg, bomen en rotswanden zijn bedekt met een dikke laag groen en bruin mos, heel knap allemaal. Na deze 15 km draaien we in Burnbrae weg 65 op richting Springs Junction. Van hieruit is het 45 km tot Reefton over SH7 die grotendeels naast de Inangahua rivier loopt. Er is weinig verkeer en na een klim van 8 km naar Rahu Saddle (695 m) is het volledig downhill tot in het oude mijnwerkersstadje Reefton.
Het is vaak ontstellend hoeveel witte kruisjes er hier langs de wegen staan voor verkeersslachtoffers, zeker als je in overweging neemt hoe weinig volk er op zo een grote oppervlakte woont. Ik vraag me soms af of dat allemaal fietsers zijn want wandelen langs deze wegen in the middle of nowhere doet niemand denk ik.
De laatste 15 km leggen we in de regen af maar gelukkig zijn we “binnen” voor de grote bui losbarst.
Donderdag 16/12/04: Reefton
—————————-
Onder het motto “take a break” blijven we een dagje in Reefton.
Tot 15u00 heeft het onophoudelijk geregend; men tentje stond op het punt weg te drijven, met reeds water tussen het grondzeil en de onderkant van de binnentent. In de late namiddag wordt het weer iets beter en verplaats ik de tent naar een iets hoger gelegen deel van de kamping. Ik rommel de fietstassen nog eens uit en lees verder in The Glass House. Ik ga voor het eerst sinds Bali ook nog maar eens naar de kapper.
‘s Middags rij ik een beetje door het dorpje. De geur die er hangt doet me aan Ierland denken. Misschien stoken ze hier ook nog op turf. Terug in men tentje luister ik nog wat naar Dido en naar den Bob Marley. Doet me denken aan Thailand en Indonesië, daar hoor je niets anders. Ik maak nog een tuna pastatje en Ryuichi Japanse soep met rijst. We delen alles een beetje.
Vrijdag 17/12/04: Reefton – Moana
(Camping ground – 12 NZD) (90 km – avs: 19,19 – max: 63,40)
———————————————————-
Het regent weer de hele ochtend. Ik besluit alles in te pakken en de tent in de keuken te laten drogen. Ryuichi wacht op beter weer, dus rij ik alleen verder. Spijtig, hij was een goeie fietspartner. Het is reeds half twee wanneer de tent droog is en ik kan vertrekken. Ik wilde gisteren reeds naar Moana rijden, een dorpje aan het Brunner meer, maar door het late vertrekuur haal ik dat vandaag waarschijnlijk ook niet meer. Het doel is het plaatsje Ahaura, 45 km verderop. De weg is niet echt spectaculair. Heuvelachtig landbouwgebied; veel schapen en van die typische nieuw-Zeelandse “one-lane bridges” (een rijstrook voor twee richtingen).
De lucht boven me is de rest van de dag heel dreigend en af en toe begint het te druppelen, maar ik heb de indruk dat ik net voor de bui uitrij.
Ik rij vandaag het ‘Westcoast and Southern Alp district’ in. Eens in Ahaura voelen de benen nog fris aan en het weer is niet al te slecht dus besluit ik verder, tegen de wind in, te rijden. In het plaatsje Stillwater draai ik zuidwaarts richting Lake Brunner en voor het eerst sinds lange tijd heb ik nu en wind die, hmmmm, met een beetje goeie wil, in het voordeel blaast. Moana ligt heel mooi aan het bergmeer.
Later op de dag arriveren er nog een Tsjechische en een Canadese fietser. Ik heb zin in witloof met hesp en kaassaus in de oven, maar maak rijst met groentjes en een soya & honingsaus.
Zaterdag 18/12/04: Moana – Arthur’s Pass
(Mountainview Cottage – 26 NZD) (69 km – avs: 15,81 – max: 67,32)
————————————————————————
Vandaag rij ik het ritje waarvoor ik het eiland van oost naar west ben overgestoken. Over de Arthur’s Pass rij ik terug richting Oostkust. Je kan het traject ook met de trein doen, de Tranzalpine Railway; een rit die gekend is als “one of the world’s great railway journeys”.
Het wordt afzien want ik rij de pass in de verkeerde (steile) richting over. Het Zwitsers meisje dat ik gisteren tegenkwam beklom de pass van de andere kant en waarschuwde me dat bepaalde stukken zeker geduwd i.p.v. gefietst moesten worden. We zien wel. En het is ongelooflijk maar ….. de wind zit weer op kop.
Reeds na een paar kilometer fietsen kom ik Karsten tegen, een Duitser uit Frankfurt. We rijden samen verder en lunchen aan het Poerua meer.
In het plaatsje Inchbonnie draaien we westwaarts de iets drukkere SH73 op. En …….. I can’t believe this ………. I CAN NOT BELIEVE THIS ! De wind blaast nog steeds, keihard nu, vanop kop. Ontmoedigend. Nu heb ik op een paar dagen tijd tegenwind vanuit drie verschillende richtingen gehad. Waar heb ik dit aan verdiend ??
We klimmen heel geleidelijk de Alpen in, maar het is nog steeds voornamelijk de wind die het zwaar maakt. De spoorlijn loop vlak naast ons en de dagelijkse toeristentrein passeert ons rond 16 uur. Zij zullen binnen enkele uren reeds aan de Westkust zijn.
In het plaatsje Otira nemen we een korte break. We zijn dan al van 50 naar 500 meter geklommen. Vanaf hier klimt de weg vrijwel onmiddellijk extreem stijl naar boven; en die wind …. die wind …. Vlak voor we een lookout punt bereiken rijden we onder een soort van overkapping over de weg tegen afbrokkelende stenen. Hoeveel procent we hier stijgen weet ik niet, maar alles kraakt en doet pijn.
Aan het uitkijkpunt zien we een kea, een papegaai-achtige vogel die hier in het wild leeft en berucht is voor zen vernielzucht en deze vooral uitwerkt op tenten. We blazen enkele minuten uit. Eens we hier de bocht omdraaien verandert het weer van het ene moment op het andere, nooit zoiets meegemaakt. Stonden we zojuist nog onder een blauwe hemel naar de besneeuwde Alpentoppen te kijken, nu hebben we plots een ware ijskoude storm op kop. Wanneer we het viaduct oprijden, die met z’n stijgingspercentage van 11,7% de nog steilere oude route vervangt, ijsregent het met sneeuw ertussen. De wind blaast ons letterlijk tegen de vangrail, gelukkig er niet over en het is vrijwel onmogelijk terug op gang te komen.
Dit is extreem. Ijsklonters hangen in de haren van je benen. Ik beklaag me voor het eerst dat ik niet naar de goede raad van andere fietsers heb geluisterd om me een lange fietsbroek aan te schaffen. Met een fleeze en een gore-tex jasje over onze fietstruitjes, en fietshandschoenen zonder vingers bibberen we echt van onze fietsen. Ijskoud en heel gevaarlijk fietsen in deze omstandigheden, maar we bereiken de top.
920 meter lijkt misschien niet echt impressionant maar ik stel voor om ze te beklimmen en je piept wel anders. Het is onvoorstelbaar dat je hier op zo een beperkte hoogte zo een omstandigheden kan hebben. In de zomer !
We maken snel enkele foto’s en dalen in 4 ijskoude kilometers naar het 200 meter lager gelegen dorpje Arthur’s Pass. Stijf bevroren zijn we.
Kamperen is geen punt met die dunne tropenslaapzak die ik heb, dus huren we een bungalowtje en kopen een 12-pack Stella (heel populair hier) en toasten op onze overwinning.
Zondag 19/12/04: Arthur’s Pass – Darfield
(Darfield Hotel – 20 NZD) (111 km – avs: 17,48 – max: 69,44)
————————————————————-
Een alpenrit vandaag. We vertrekken onder een blauwe hemel met …. je raadt het al, een serieuze tegenwind.
De uitzichten die we voorgeschoteld krijgen maken alle inspanningen echter meer dan goed. Overal rondom ons zien we besneeuwde bergtoppen. Het is werken geblazen op de fiets, constant stijgen en dalen. We passeren Lake Pearson, Castle Hill en lunchen aan Cave Stream. Drie helicopters cirkelen continue boven onze hoofden en in het dal aan de andere kant van de rivier zien we een groot tentenkamp. Een buschauffeur die stopt met enkele Japanse toeristen vertelt ons dat ze hier een film aan het maken zijn. De titel ben ik vergeten; iets met “lion en witch” en nog 2 dingen.
De zware Porter’s Pass komt er inmiddels aan. Naarmate we stijgen komen we ook opnieuw in de wolken en ter hoogte van Lake Lyndon krijgen we een nieuwe lading ijsregen over ons heen. Gelukkig vinden we een betonnen hokje om in te schuilen. Na een uurtje wachten kunnen we, verkleumd van de kou, in nu redelijke omstandigheden verder klimmen en voor we het weten staan we bovenop de 945 meter hoge Porter’s Pass. Weer geen echt grote hoogte naar Europese normen, maar wederom waren de omstandigheden zwaar. De zon breekt door en de vochtige, ijskoude weg begint serieus te stomen, een heel surreëel beeld bovenop deze pass.
De afdaling is vrij steil met kilometerslang die stoom onder ons.
Vanaf Springfield (we rijden het Canterburry district binnen) wordt het vlakker en volgen we een saaie, drukke kaarsrechte weg tot in Darfield. Er is geen camping maar in het plaatselijke hotel huren we elk een kamertje voor slechts 20 Nzd.
Diepe kloven aan de vingers van beide handen getuigen van de kou en wind waar we doorheen trokken.
Maandag 20/12/04: Darfield – Christchurch
(Top 10 Holiday Park- 14 NZD) (73 km – avs: 22,25 – max: 31,26)
——————————————————————–
Een korte rit die we snel afhaspelen. De weg naar Christchurch leidt door hetzelfde saaie landschap als gisteren. Ook de parallelweg die we nemen is vrij druk. Kort na de middag arriveren we in Christchurch, de grootste stad van het Zuid-eiland. De stad is bekend om zen vele parken en natuurlijk Cathedral Square, het hart van de stad met Christ Church Cathedral. Terwijl ik samen met Karsten onze take away Chinees opeet op de trappen van de kathedraal komen Tina en Vera op ons toegestapt, de 2 Duitse fietssters die ik eerder al in Roturua en Hahei op het Noord-eiland tegenkwam. We gaan met zen allen een pintje drinken in een Duitse biergarten.
In de vooravond moet ik eerst men tentje gaan opzetten. De dichtst bijgelegen kamping ligt een twintigtal minuutjes fietsen buiten het centrum.
‘s Avonds koken Tina en Vera voor ons in hun hotel een heerlijke maaltijd. We maken kennis met Arne en Dagmar, een koppel uit Liechtenstein dat net terug is van Fiji. Samen met Karsten ga ik nog een paar pinten pakken en een beetje (veel te) licht keer ik in de vroege ochtend terug naar de kamping.
Dinsdag 21/12/04: Christchurch
——————————-
Een beetje uitslapen en in de namiddag fiets ik samen met Karsten naar Brighton Beach. We krijgen een paar serieuze buien over ons heen, maar af en toe breekt de zon door de wolken zodat we toch enkele mooie foto’s kunnen maken. Mooi strand hier met duinen maar een lelijk plaatsje (Brighton) met een lelijke, betonnen pier. ‘s Avonds drinken we nog een pintje, maar iets bescheidener dan gisteren.
Woensdag 22/12/04: Christchurch
——————————–
Opnieuw wat langer in men tentje gelegen vandaag. Het weer is erbarmelijk. Grote hagelbollen, ik vreesde soms dat ze recht door men tent zouden gaan, maar gelukkig niet dus. Daarna is het beginnen sneeuwen !
Rond twee uur in de namiddag spring ik toch op de fiets richting luchthaven waar het International Antarctic Center is. Ongelooflijk, het is zo goed als zomer hier en ik fiets door een sneeuwwit Christchurch. Straks heb ik nog een witte kerst ! Het Antarctic Center is meer dan de moeite waard. Christchurch is zo ongeveer de gateway to Antarctica. 70% van alle vluchten naar dit werelddeel vertrekken van hieruit. Heel veel interessante informatie in het centrum en ik was in een ruimte waarin ze een Antarctische storm simuleren. Bijna zo erg als Arthur’s Pass haha Ik mocht ook meerijden met een van de typische amfibievoertuigen die ze op de zuidpool gebruiken, the Hagglund, over een simulatieterrein achter het center.
‘s Avonds rij ik nog even de stad in en merk ik dat de fietscomputer het begeven heeft. Ook hij zal afgezien hebben van de omstandigheden de laatste dagen. Even geen data dus.
Donderdag 23/12/04: Christchurch – Pigeon Bay
(Camping – 5 NZD) (68 km – avs: ? – max: ?)
—————————————————-
Samen met Ulli, een Duitse fietsster die ik deze ochtend op de camping tegen het lijf liep fiets ik richting Banks Peninsula. Een steile klim ten zuiden van Christchurch brengt ons naar het haventje Lyttelton. Hier nemen we een klein ferrybootje naar de Diamond Harbour.
We moeten dadelijk weer klimmen en het is zwaar. Hier waren we voor gewaarschuwd. Na de eerste klim dalen we terug naar zeeniveau tot in Port Levy. What’s in a name; hier is niets, maar dan ook niets te zien, geen boot, geen huis, niets. Wel mooie natuur natuurlijk. We krijgen onmiddellijk een nieuwe klim over Wild Cattle Hill, grotendeels over een gravell road. Deze is heel steil. Pigeon Bay is een mooie baai. De camping heeft geen faciliteiten (keuken, douches). Doodmoe leg ik me in men tentje.
Vrijdag 24/12/04: Pigeon Bay – Akaroa
(Onuku Farm Stay – 10 NZD) (36 km – avs: ? – max: ?)
————————————————————
Het regent dat het giet in de voormiddag. Geen doen om te fietsen. We moeten echter wel want het is kerstavond en we hebben met een heleboel fietsers afgesproken in Akaroa.
Gelukkig wordt het ‘s middags iets beter. Na een nieuwe zware klim uit de baai komen we op de “Summit Road” en dalen we af naar het plaatsje Akaroa (betekent “long harbour in Maori). Een redelijk toeristische plaats, maar ook een van de mooiste tot nu toe in Nieuw-Zeeland. Een prachtige baai omgeven door groene heuvels.
Wij moeten blijkbaar nog 6 km verder rijden, nog zo een heuvel over. En dit wordt de zwaarste van allemaal, tot aan de farmstay. Gelukkig zag Vera ons van ver aankomen en komen ze met een auto ons van onze bagage verlossen. En …. met bagage is het inderdaad niet mogelijk de laatste kilometers te rijden. De farmstay blijkt al gauw de ideale keuze om deze dagen door te brengen. De kamping plaatsjes die ze gemaakt hebben liggen ver uit elkaar, op verschillende niveau’s en het aantal kampeerders wordt beperkt.
Ze hebben ook enkele “stargazers”; kleine hutjes met een glazen dak waar je in kunt slapen, of naar de sterren kijken als dat niet lukt. Karsten is hier reeds, Tina en Vera ook. Er blijkt ook een Zwitserse fietsster te zijn, Brigitta.
Er is ook nog een tof Engels koppel, Cate en ?
Tina heeft weer een prachtige menu in elkaar gestoken voor kerstavond. Wijn en bier zijn er in overvloed.
Zalige kerstavond.
Zaterdag 25/12/04: Akaroa
————————–
Kerstdag. Iedereen slaapt wat langer, het was vrij laat gisteravond.
‘s Middags wordt er een volleybal toernooitje georganiseerd. We hebben geluk met het prachtige weer.
Ik geef de fiets vandaag ook een grondige kuisbeurt en verwissel voor- en achterbanden van plaats. Ze doen zo goed dienst en ik hoop op deze manier de hele trip met deze set te kunnen doen.
Er is ook een hostel aan de farmstay en iedereen moest een specialiteit klaarmaken, liefst iets typisch van zijn of haar land. Tafels vol eten was er. Iers, Japans, Duits, Engels, Zwitsers, Amerikaans ……. Wederom goed gegeten en ….. geen dorst geleden. Ik neem al afscheid van Karsten, hij fiets morgen verder.
Zondag 26/12/04: Akaroa
————————-
Om kwart na zeven moest ik al opstaan want om 8 uur gaan we kayakken. Het doet een beetje pijn na gisteravond, maar goed. We hebben wat pech want onze gids wil niet de grotten ingaan met de kayaks omdat de zee te wild zou zijn (wind). Als we willen mogen we de trip aflasten maar we besluiten toch te proberen. Met een jeep worden we naar een geïsoleerde baai gebracht. Er staat inderdaad veel wind, maar het betert. En we hebben meer geluk; het stikt van de dolfijnen rondom ons. Het zijn “Hector” dolfijnen, een van de kleinste ter wereld. Ik schat een dikke meter – anderhalve meter lang. Ze komen zo dicht dat je ze bijna aan kan raken, duiken voor je kayak uit het water op, schieten er onderdoor; zo fantastisch !!
We dringen een beetje aan bij de gids en vooruit, kayakken toch naar een grot. Ons geluk kan niet op vandaag. Vlakbij ligt een grote zeehond op een rots te baden in de inmiddels doorgebroken zon. En het is een gigant. Knap om te zien hoe hij zich omdraait, de moeite die het hem kost om zich voort te bewegen met dat onhandige lijf van ‘m, wauw.
De grot zelf was niet veel soeps. Grotten zijn dat vrijwel nooit.
‘s Middags wordt het echt mooi weer en geniet ik van de dag in een hangmatje met een muziekje en een boek. We weten niets van het drama dat zich ondertussen in Zuid-oost Azië afspeelt.
Maandag 27/12/04: Akaroa – Christchurch
(Top 10 Holiday Park – 14 NZD) (130 km – avs: ? – max:?)
——————————————————————
Tina heeft het gisteren voor elkaar gekregen dat onze bagage meekan met iemand die met de auto naar Christchurch gaat. Dat bleken achteraf dezelfde moeder en dochter te zijn die ik reeds in de Hu Ha Bikepackers in Glenhope zag.
Het wordt een schitterende dag zonder bagage over de Summit Road naar Christchurch. We fietsen onder een blauwe hemel en de wind …. die is er praktisch niet !
Vanop de Summit Road zijn de uitzichten adembenemend. We zien van hierboven de baaien langs weerszijde van het schiereiland (en we verdienen dat, het was wederom een serieuze klim tot boven). De immense French Bay aan onze linkerzijde en rechts onder ons achtereenvolgens Le Bons Bay, Okains Bay, Little Akaloa Bay en opnieuw Pigeon Bay.
Over de Port Hills met uitzicht op Lyttelton denderen we via ‘The Sign of the Kiwi’ naar beneden Christchurch in. Onze tassen zijn reeds gearriveerd in het hotel waar Tina en Vera slapen. Ik rij met Brigitta en Ulli naar de camping om de tent op te zetten waarna we onmiddellijk terug de stad inrijden want Tina zou opnieuw voor eten zorgen (deed ze iets anders voor ons de voorbije dagen ?). Haar pastatje zou opnieuw een meesterwerkje worden. Wij brachten de flessen wijn mee.
Tot onze verrassing waren Dagmar en Arne ook nog steeds hier. Overmorgen vliegen zij naar Bali. Laat op de avond rijden we, opnieuw een beetje licht in het hoofd, naar de camping.
Dinsdag 28/12/04: Christchurch
——————————-
Het grootste deel van de dag ga ik naar een internetcafé op Cathedral Square om de website een beetje te updaten. Ik koop ook een nieuwe fietscomputer. In de Mac Donalds loop ik Arne en Dagmar tegen het lijf.
Woensdag 29/12/04: Christchurch – Lake Tekapo
(Camping – 12 NZD) (48 km – avs: ? – max:?)
—————————————————-
Wie komt er ook juist uit zijn tent gekropen als ik uit de mijne kom deze ochtend ?
UWE !!! (vanop Hahei Beach; Noord-eiland)
Schitterend ! Ik blijf nog lang kletsen met hem en Tanja. Zij hebben spijtig genoeg de fietsen moeten achterlaten omdat Uwe zen kader gescheurd is.
Vanop Cathedral Square neem ik later deze ochtend samen met Brigitta en Ulli de bus tot het plaatsje Fairlie. Fietsend zou ons dit twee dagen kosten door de Canterburry plains over vrij drukke en niet echt interessante wegen. Om 13 uur arriveren we en … regent het. We nemen eerst wat krachtvoer tot ons, fish & chips. De regen mindert ondertussen en we springen op de fiets. Over SH8 rijden we met wind op kop naar Lake Tekapo. De weg is iets te druk met veel mobilhomes. Dit is de hoofdroute door Mackenzie Country tussen Queenstown en Christchurch, twee van de meest populaire plaatsen op het Zuideiland.
Bovenop de 546 m hoge Burkes Pass komen we Dina en Kristin tegen, twee Amerikaanse meisjes die hier voor 3 weken fietsen. Zij rijden mee naar dezelfde camping. Ik installeer snel de nieuwe fietscomputer. Tina en Vera deden dezelfde route gisteren en we spreken ‘s avonds af om een flesje wijn te ledigen aan het meer. Dan begint het te regenen ….
Donderdag 30/12/04: Lake Tekapo – Lake Pukaki
(wild kamperen – 0 NZD) (78 km – avs: 20,0 – max: 69,0)
—————————————————————-
Ik vertrek samen met Vera, Tina, Brigitta en Ulli. Dina en Kristin willen eerst nog wat foto’s van het meer maken.
Het heeft weer de hele nacht door geregend en pas tegen 10 uur was alles droog genoeg om in te pakken, dus het is vrij laat. Reeds na 3 kilometer kunnen we de hoofdweg verlaten en de “Canal Road” nemen. Bijna geen verkeer hier. Het kanaal is gegraven i.v.m. electriciteitswinning.
We komen een zalmkwekerij tegen en kopen elk 1/4 kg voor vanavond. Serieuze regenbuien onderweg zorgen ervoor dat we niet erg opschieten en regelmatig een schuilplaats moeten zoeken. Langs de oevers van Lake Pukaki rijden we richting Mount Cook. We hebben schitterende uitzichten op het turquoise meer en de besneeuwde bergen erachter. Nieuw-Zeelands’ gigant Mount Cook is echter volledig in wolken gehuld.
Samen met Tina, Vera, Brigitta en Ulli kampeer ik in een wei aan de monding van de Whale Stream in het meer; een idyllisch plaatsje. Dina en Kirstin rijden door tot in Mount Cook Village. Wij maken rijst met groenten in sweet chili en lime saus klaar en een champignonsaus met gorgonzola. Halfweg ons diner begint het te regenen.
En de wind … die blies vanop de kop vandaag.
Vrijdag 31/12/04: Lake Pukaki – Mount Cook Village
(DOC Camping – 5 NZD) (39 km – avs: 18,55 – max: 49,0)
————————————————————–
Om half acht staan we op en het weer is prachtig, het uitzicht op Mount Cook ditto. Sommigen wachten hier dagen op, dus we prijzen ons weeral gelukkig. Zeker het zicht met het meer op de voorgrond is uniek. We hebben een klein beetje tegenwind, maar niets noemenswaardig.
In de namiddag wordt het heel heet, men warmste dag tot nu toe in Nieuw-Zeeland. We zetten onze tenten naast deze van Dina en Kristin en voor de eerste keer in men leven moet ik met de fiets naar de douches rijden. Op de camping zijn er geen en dus moeten we de openbare in het dorp een beetje terug gebruiken.
Wie anders dan vnl Tina zorgt voor een schitterend oudejaarsmenu ….. Hier zit ik dan met zes vrouwen om als een van de eersten in de wereld het nieuwe jaar in te luiden.
Biking is a girls thing, toch in het zuiden van Nieuw-Zeeland.
Aan de voet van Nieuw-Zeelands’ hoogste berg, het heeft wel iets. Het nationale park waarin de berg ligt heeft binnen zijn grenzen bijna alle 3000-plus meter hoge bergen van Australasia en is een paradijs voor klimmers. Sir Edmund Hillary trainde hier voor zen eerste succesvolle beklimming van de Mount Everest.
Zaterdag 01/01/05: Mount Cook Village
————————————–
Natuurlijk wordt er iets langer geslapen vandaag. Met rede want het regent tot 11 uur.
Om 12 uur denk ik aan jullie. Heel raar dat het daar nu pas nieuwjaar is. In de namiddag doe ik samen met Brigitta de ‘Hooker Valley Walk’ en later op de dag op men eentje de korte trip naar Kea-Point vanwaar je een prachtig uitzicht hebt op Mount Cook. Het is intussen ook terug mooi weer geworden (tsja, het voordeel van de four seasons in one day he). Wel men fototoestel vergeten ….
s’Avonds komt er een fietser de camping op gereden, Fransiscus, een Duitser uit Regensburg. Hij fietste de voorbije maanden in Tasmanië.
Zondag 02/01/05: Mount Cook Village – Twizel
(wild kamperen – 0 NZD) (73 km – avs: 19,9 – max: 49,5)
————————————————————–
Ik bibberde weer uit men slaapzakje vannacht. Maar ergens blijven we toch geluk hebben hoor. Mount Cook staat er weer in al zijn glorie, die witte kegel tegen een staalblauwe hemel, niet één wolkje. Wat een magnifieke berg !
Moet ik vertellen van waar de wind komt ?
Dina heeft heel wat minder geluk vandaag. Haar voorste bagagedrager schiet los terwijl we juist goed snelheid maakten op de gravell road naar het dorp en ze crasht zwaar. Veel schaafwonden, stuur, remmen, bagagedrager en voorwiel kapot. De ambulance komt erbij om haar wat op te lappen en de fiets op te laden. Ze zal samen met Kristin de bus naar Queenstown nemen.
Wij fietsen rond de middag verder, opnieuw langs Lake Pukaki, en kijken heel veel achterom naar de bergen die we achter ons laten.
Het plan was om door te rijden naar Omarama maar het Ruataniwha meer juist voorbij Twizel was zo mooi dat we daar onze tenten neergezet hebben.
Brigitta zorgde voor het avondeten. Tofu + groentjes in currysaus. Dessert; chocoladevla met yoghurt en bananen.
Maandag 03/01/05: Twizel – Kurow
(Kamping Ground – 11 NZD) (95 km – avs: 19,6 – max: 64)
———————————————————-
Geen al te spectaculaire rit vandaag. We volgen de SH6 tot in Omarama waar we links weg 83 opdraaien terug oostwaarts richting kust. In Otematata lunchen we en draaien links richting de enorme Benmore dam. Een korte, steile klim (tot 15% ) en je staat bovenop de imposante dam.
We fietsen verder rond Lake Aviemore. Ik ben het even echt beu hier. De wind blaast weer zo hard op kop. Het is gewoon niet te doen de pech die we hiermee hebben. Ik denk dat ik van de laatste 2.000 km er 1.900 tegen de wind heb moeten vechten.
Op tv vertellen ze dat de voorbije decembermaand alle records gebroken heeft. Het was zowel de koudste als de natste maand van de voorbije 60 jaar, met zelfs hagel en sneeuw. Het was ook de winderigste maand sinds de metingen begonnen waren. ………….. kunnen we van meespreken.
Tina maakt een lekkere pasta met verse zalm (aan het meer gekocht) klaar zodat iedereen zich ‘s avonds toch wat beter voelt.
Dinsdag 04/01/05: Kurow – Dansey’s Pass
(Dansey’s Pass Holiday Park – 11 NZD) (42 km – avs: 17,6 – max: 45,0)
————————————————————————–
De lucht ziet er niet echt veelbelovend uit als we vertrekken en al gauw zetten ze de sluizen open hierboven.
In Duntroon verlaten we weg 83 en draaien zuidwaarts richting Dansey’s Pass. Iedereen is moe en uit zen humeur (ik fiets nog steeds samen met Tina, Vera, Brigitta, Ulli en Fransiscus). Ook die k/*”#wind blijft tegen zitten, eender welke richting we uitrijden. Hier moeten goden in het spel zijn, er is geen andere verklaring mogelijk. Doornat geven we de pijp aan Maarten na 42 km, voor de beklimming van Dansey’s Pass. Daar willen we niet aan beginnen nu.
Tussen twee buien door zetten we de tentjes op (dat was meer dan 2 uur na aankomst), en ik lees een beetje en luister naar een muziekje in de tent. Overigens een toffe camping, naast een riviertje.
Woensdag 05/01/05: Dansey’s Pass – Hyde (Otago Central Hotel – 10 NZD)
(75 km (60 km off-road) – avs: 13,5 – max: 41,5)
———————————————————————-
Een staalblauwe hemel !! Dat is het enige wat we allemaal nodig hadden. De sfeer zit er terug in, en gelukkig maar want het wordt een zware rit. Reeds na een paar kilometer verandert het kleine landweggetje in een gravell road en moet er serieus geklommen worden. Vaak verliezen we weer de hoogte en zo is het dus steeds opnieuw hoogte winnen geblazen. Deze weg zou niet te berijden geweest zijn in de weersomstandigheden van gisteren. En we zouden alle schitterende vergezichten missen.
Dit is weer een heel mooi stukje Nieuw-Zeeland. Maar de klim is echt heel zwaar. Sommigen van ons moeten heelder stukken duwen i.p.v. fietsen. Gelukkig heb ik mijn piepkleine mountainbike verzetje. De top ligt op 930 m.
In de afdaling richting Naseby kom je in the middle of nowhere een cafe/hotel tegen waar we iets drinken en eten. Voor Naseby draaien we al linksaf richting Kyeburn waar we enkele honderden meters weg 85 volgen alvorens rechtsaf weg 87 richting Middlemarch in te slaan. We rijden hier het Otago district binnen. In het plaatsje Kokonga verlaten we opnieuw de geasfalteerde weg en rijden over het Central Rail Trail verder. Vroeger liep over dit traject een spoorlijn. De sporen hebben ze weggenomen en nu is dit een ruwe gravell road voor voetgangers, fietsers en ruiters. Heel mooi. Je rijdt over de oude spoorbruggen, door een tunnel, naast een rivier tussen de groene heuvels. Maar we zijn heel moe van de klim en de vele kilometers over slechte wegen met onze zwaar bepakte fietsen.
In het plaatsje Hyde moet je even weg 87 kruisen, juist ter hoogte van een hotel. We dachten aan wild kamperen vandaag, en stopten aan het hotel in de hoop daar wat water en met veel geluk ook wat melk te kunnen kopen. Toen we het hotelletje binnengingen waren we allemaal stil. Wat een schi-te-rend plaatsje is dit. Prachtig ingericht, veel stijl en vooral karakter. Als je ooit hier in de buurt bent is dit een must om te slapen, superknap. De oude vrouw die ons verwelkomt vertelt dat ze het uitbaat sinds februari. We volgen haar naar de keuken om onze drinkbussen te vullen. Daar staan enkele taarten en vlaaien voor de gasten. Het water loopt echt uit onze monden We kunnen ons niet inhouden en vragen haar of we ze kunnen kopen. Ik denk echt dat we er als hongerige wolven uitzagen. Ze pakte zes borden en we mochten alles opeten, wat een schat !!
We gebruikten de kraaknette toiletten en wilden hier eigenlijk niet weg. Ze had een grasveldje naast het hotel, maar geen licentie om het als Kamping uit te baten, dus kon ze er niets voor vragen. Dat betekent niet dat wij er niets voor kunnen geven natuurlijk. We mochten ook gebruik maken van de douches, kochten nog een fles wijn bij haar, en zo werd het toch nog een comfortabele avond. Stoppen hier, je zal er geen spijt van hebben !
Donderdag 06/01/05: Hyde – Dunedin
(Dunedin Holiday Park – 12 NZD)(74 km (45 km off-road) – avs: 17,82 – max: 38,5)
——————————————————————————–
Over dezelfde oude spoorwegbedding rijden we tot in het plaatsje Middlemarch. Dit stukje is minder mooi dan dat van gisteren. We passeren veel weien met schapen waar je leuke conversaties mee kan hebben.
In Middlemarch heb je ‘The Kissing Gate cafe’ waar je lekkere kofie’s, warme chocomelk en pannenkoeken kunt krijgen. We blijven hier wat hangen want de trein die we willen nemen richting Dunedin (spreek uit Deniiiiiden) vertrekt pas om 16u30.
Het is nog 19 km van Middlemarch tot in Pukerangi waar de trein stopt. Het grootste stuk is opnieuw over een gravell weg met nog een best zware klim. Het stationnetje staat in the middle of nowhere. Dit is een toeristentrein met heel gezellige met hout ingerichte wagons. We worden nog getrakteerd op een buitengewoon spectaculaire rit. De spoorlijn loopt naast de rivier die een diepe gorge uitgegraven heeft. Als je niet fietst als je in Nieuw-Zeeland bent moet je beslist ook deze treinrit doen, gewoon op en neer naar Dunedin.
Dunedin is de hoofdstad van het Otago district en een universiteitsstad met vooral Schotse invloeden (Dunedin is de oude Gaelic naam voor Edinburgh).
We kamperen vlakbij het strand.
Stokbrood met kaas en wijn vanavond.
Vrijdag 07/01/05: Dunedin
—————————
Rustdaggetje. Het weer is mooi en we ontbijten buiten naast de tenten. ‘s Middags lees ik wat en luister wat naar muziekjes, liggend half in en half uit de tent.
‘s avond ga ik naar het internetcafe voor de nodige updates.
Zaterdag 08/01/05: Dunedin
—————————-
We wilden vandaag rond het Otago Peninsula rijden maar ….. it’s raining again … Iedereen blijft wat langer in de tent en wie kom ik tegen als ik tegen half tien naar de douches trek ……….. UWE !!!!!! Ongelooflijk. Ook Tina en Vera kennen Uwe vanop Hahei Beach en later zagen ze mekaar terug in Tongariro, en Brigitta kent ze ook nog van in Christchurch, dus dit wordt weer een leuke reünie.
Tot na de middag blijven we samen aan de ontbijttafel zitten. Er blijkt ook een nieuwe fietser naast ons te staan op de kamping; Eric, een Zwitser die het voorbije jaar acht maanden op een farm in het noord westen van Australië heeft gewerkt en reeds 4 maanden rondfiets en bergen beklimt in Nieuw-Zeeland.
Ik doe nog een middagdutje en in de late namiddag rij ik samen met Brigitta naar het Otago museum waar een tijdelijke speciale sectie over Sir Edmund Hillary is ingericht. Dom om zo laat te vertrekken want ik heb maar anderhalf uurtje en er is genoeg te zien om zeker een halve dag door te brengen. Wist je dat Hillary op de bankbiljetten van 5 NZD staat ?
Uwe en Tanja wachten ons op aan de uitgang van het museum en hebben een verrassing voor me. Het boek van Edmund Hillary, View From The Top, een boek dat niet alleen vertelt over zijn beklimming van de Mount Everest maar ook zijn exploten op antarctica en de projecten die hij opstartte in Nepal. Zijn het geen schatten !!
‘s Avonds gaan we met zen allen nog iets drinken in de Irish Pub. Het is opmerkelijk hoe iedereen met plannen, twijfels over die plannen, nieuwe plannen, enz rondloopt.
Zondag 0901/05: Dunedin – Taiaroa Head – Dunedin
(82 km – avs: 16,9 – max: 55,0)
———————————————–
We moeten weeral afscheid nemen van Uwe en Tanja. Zij trekken met de auto verder.
Samen met Tina, Vera, Brigitta, Ulli en Fransiscus rijden we langs het strand richting Otago Peninsula. En oeps ….. ik heb me ergens vergist, want we komen aan een mooie “lookout” maar de weg loopt hier dood. We nemen de fiets op onze rug, dalen een kleine heuveltje af en fietsen dwars over de locale golf richting het in de verte gelegen kerkhof waar we een weg naast zien lopen. In de verte staan wel wat golfers, maar niemand stopt ons.
Een steile klim brengt ons naar de Highcliff Road. Wederom mooie uitzichten op de baaien en Dunedin zelf. Spijtig dat het wat bewolkt is. We dalen via Sandymount Road terug richting kust en maken onze fietsen vast. Door weiden vol schapen en later een heel dicht struikgewas banen we ons een weg naar Sandfly Bay, een verlaten strand waar soms pinguïns gespot worden. Niet door ons.
We blijven een tijdje op het strand liggen (goed ingepakt) en plots, op misschien 15 meter van ons duikt er een zeeleeuw op in het strandwater. Ongelooflijk, wat een machtig beest. Groot. Zachtjes zwemt hij langs het strand weg van ons. Pfffff, zijn we even stil van.
Het is al 15 uur voorbij en er moet nog serieus gefietst worden. We vinden een iets makkelijkere weg terug naar onze fietsen. Via Hoopers Inlet fietsen we over de Sheppard Road naar Papanui Inlet en verder door naar de punt van het schiereiland; Taiaroa Head. Hier huist een grote Albatros kolonie. We zien er veel. Heel indrukwekkende beesten; wat een spanwijdte ! Terwijl ik een champignonsoepje eet in de plaatselijke cafetaria komt er weer een oude bekende op me toegestapt, Nick, de jonge Engelsman waarmee ik de eerste dagen in Nieuw-Zeeland fietste. Hij heeft niet veel tijd want hij was hier met een georganiseerde bustrip (?) …..
We dalen af naar Pilots Beach. Hier kan je met veel geluk de blue pinguïn en de yellow eye pinguïn zien, maar de meeste kans hiervoor is bij zonsop- en zonsondergang. Daar kunnen we niet op wachten met onze fietsen. Er ligt wel een zeehond op het strand. Ik kan heel dichtbij komen en enkele mooie foto’s maken. Hij/zij blijft er super-rustig onder en geeft zelfs een heuse show weg door zich om te draaien en te kronkelen in het zand. Via Portobello rijden we terug naar de kamping.
Weeral een onvergetelijke daggetje.
Maandag 10/01/05: Dunedin – Milton
( backpackers – 14 NZD) (85 km – avs: 15,11 – max: 66)
——————————————————–
Laat in de voormiddag rij ik samen met Brigitta, Franciscus en Eric eerst terug naar het centrum van Dunedin tot aan Baldwin Street, officieel de steilste straat ter wereld. Dat is dus even leuk spelen om daar op te fietsen.
Ik neem alle bagage af de fiets, maar Francesco probeert het met. Dit breekt hem zuur op want halverwege trekt hij zijn derailleur gewoon in twee stukken ! Ik geraak boven zonder bagage, iets wat echt wel doenbaar is met wat kilometers in de benen. Het is wel ongelooflijk steil; als je boven op het bankje zit zie je de straat onder je niet, zo steil is het (38 % op het steilste stuk !).
Over een van de heuvels in het zuiden van de stad reden we zuidwaarts richting Brighton. Het weer klaarde langzaam op, maar we hadden weer diezelfde hatelijke wind op kop, vrij sterk opnieuw. We rijden de hele tijd langs de kust tot aan het plaatsje Taeiri Beach waar we landinwaarts draaien. Er volgt een gravelweg van 10 km, waarvan 6 km bergop. De laatste kilometers rijden we over SH1 tot in Milton waar Tony, een beetje een bizarre, praatgrage Zwitser een backpackershostel uitbaat.
Heel mooie, propere plaats, en ….. hij staat er op om alle afwas te doen, makkelijk zat.
Dinsdag 11/01/05: Milton – Kaka Point
(Camping Ground – 11 NZD) (57 km – avs: 16,6 – max: 55,0)
————————————————————-
Enkele kilometer voorbij Milton verlaten we met onze grote groep de SH1 en nemen de Lake View Road. We rijden tussen en over groene heuvels met veel schapen erop. Niet echt spectaculair. Via het stadje Balclutha, waar we lunchen en inkopen doen, rijden we naar het 22 kilometer verderop gelegen Kaka Point. De kamping is niet veel zaaks, het strand ervoor de omweg ook niet waard.
Woensdag 12/01/05: Kaka Point – Curio Bay
(Camping Ground – 7 NZD) (96 km – avs: 15,5 – max: 79)
————————————————————
Er lag weer een snurker in een tentje vlak naast het mijne, zucht. Disc-man uitgeladen en wat naar Vanessa Mae geluisterd, niet verkeerd zo ‘s nachts.
Nog erger; voor 8 uur al kwamen ze met een zware grasmaaier het gras naast de tent afrijden, grrrrrrrr !
Heel veel stukken over gravel weg vandaag, vaak bedenkelijke kwaliteit met veel diep en los zand en stenen. Gelukkig is het weer voor het eerst in dagen prachtig, het is heel warm en … de wind blaast voor een keer uit de goeie richting !
Iets voor het plaatsje Owaka kom ik Finn en Selwyn opnieuw tegen, de twee Nederlanders waarmee ik aan de noordkust van het zuideiland fietste. We babbelen even maar spijtig genoeg hebben we allen nog heel wat kilometers voor de boeg vandaag. Via het plaatsje Papatowai rijden we richting Waikawa. Deze streek wordt The Catlins genoemd. Je vindt hier voornamelijk schapen en groene heuvels, niets onvergetelijks.
We hebben wel een hele mooie afdaling waar we een mooie snelheid haalden, spijtig genoeg net niet de kaap van 80 km/u. Ik kreeg in de afdaling even de beelden van Dina voor me toen zij crashte, en dan hou je toch wat in
In Curio Bay heb je een hele “basic” maar mooie camping.
We staan bovenop een klif en langs de ene kant van onze tent heb je Curio Bay, aan de andere kant Porpoise Bay.
We hebben heel veel geluk, want net als we aankomen (21u, nog nooit zo laat) zien we in de Curio Bay 4 pinguïns uit het water wippen. We bleven zeker 20 minuten naar ze kijken. Schitterend !
Donderdag 13/01/05: Curio Bay – Invercargill
(Camping Ground 7, 50 NZD) (88 km – avs: 16,1 – max: 51)
————————————————————-
De tent stond niet echt beschut bovenop die kliffen en er was een heuse storm vannacht. Geen oog dichtgedaan dus want de tent kreeg constant serieuze klappen te verwerken, maar ……. ze houdt tenminste stand. Men Duitse en Zwitserse collega’s met hun knappe, dure Hillebergs hebben gescheurde en gebroken tentstokken en eentje zelfs een scheur in het zeil !
We klimmen over een zware gravelweg de baai uit (ben de tel van het aantal gravel kilometer kwijtgeraakt). Twee dagen geleden hadden ze er een nieuwe laag over uitgestrooid. Het begint ook al onmiddellijk te regenen, het is koud en we hebben serieuze wind vanuit de verkeerde richting.
Een miserabele fietsdag dus.
Onderweg komt Paul vanuit de andere richting gefietst, de Engelsman waarmee ik langs de Coromandel en de East-Cape fietste.
Vanavond gaan we uit eten want Tina verjaart.
Spijtig genoeg zijn zowat alle restaurants al gesloten wanneer wij tegen 21 uur de stad inrijden. Gelukkig is er nog een Chinees open waar we heel lekker eten krijgen.
Na het eten proberen zes dronken mannetjes men fiets te stelen voor het internetcafe. Ik zie het, en ga naar buiten. Ze lopen weg, maar de spaken in het achterwiel waren beschadigd door het slot. Ik vind de daders terug en de politie komt erbij. Eentje werkt tegen en wordt na een pepperspray behandeling afgevoerd.
Dinsdag komt hij al voor de rechtbank vertelt de politieman me. Amai, dat is wat anders als bij ons vertel ik hem, daar zou dat zeker twee jaar duren. Hij was vrij “on parole” dus die heeft serieuze problemen nu. Zucht …. waarom moet mij dat nu weer overkomen ? Ik breng morgen het factuurtje naar de politie en met een beetje geluk (hmmmm) krijg ik de kosten terug betaald.
Vrijdag 14/01/05: Invercargill
——————————–
Tina, Vera en Ulli fietsen vandaag door richting Te Anau, Eric gaat naar Steward Island en ik blijf samen met Francesco en Brigitta een dagje in Invercargill. Men fotocamera heeft het eergisteren begeven, er is de fiets die gemaakt moet worden en wat computerwerk, genoeg om een dag te vullen dus.
Zaterdag 15/01/05: Invercargill – Te Anau
(Holiday Park 9 NZD) (31 km – avs: 14,4 – max: 28,5)
——————————————————–
De ketting is goed gepoetst in de fietsenwinkel, over wat ze met men spaken gedaan hebben, ben ik wat minder tevreden.
Rond half twaalf fietsen we Invercargill uit. Het is mooi, zonnig, best warm. De wind blaast niet zomaar pal op kop, maar giert echt door je oren. Soms halen we amper 8 km/u ! We rijden door Wallacetown met als doel Riverton voor lunch en inkopen.
Plots stopt een vriendelijke oude boer in een stokoude Nissan naast ons en vraagt of we een lift willen. Zoiets slagen we niet af in deze omstandigheden natuurlijk. Hij kan ons tot Tuatapere brengen, ons doel voor de dag. Hij maakt er echt een begeleide trip van en rijdt langs alle baaitjes en geeft veel (vaak onverstaanbare) uitleg. Ik moet hem wel wat wakker houden want meer dan eens rijdt hij de baan af en één keer ziet hij een t-splitsing niet aankomen ! Ik denk dat hij ons gezelschap apprecieerde want in Tuatapere blijft hij lustig doorrijden, tot we uiteindelijk in Te Anau aankomen (150 km verderop !). Super, zo sparen we een dag en echt fijn fietsen was het niet met die wind, je schiet niks op.
We zijn ondertussen in Fjordland aangekomen.
Zondag 16/01/05: Te Anau – Milford Sound – Te Anau
————————————————–
Tijd om een nieuwe vorm van reizen uit te proberen. Ik lift vandaag samen met Francesco en Brigitta naar Milford Sound. We hebben veel geluk want we stonden nog geen 10 seconden langs de baan wanneer de eerste auto die voorbijkomt ons oppikt. Het is een koppeltje, hij een Fransman uit Calais en zij een Amerikaanse uit Milwaukee. Ze wonen al meer dan twee jaar in Tahiti waar hij op de Franse marinebasis werkt.
We hebben minder geluk met het weer, het regent en er is zo een dichte mist dat we bijna niets zien. We besluiten toch een boottocht op de fjord te wagen en zoals ze beloofden was het echt de moeite. Door de regenval van de voorbije dagen waren er honderden “tijdelijke” watervallen. Letterlijk om de zoveel meter had je een waterval die langs de steile rotsen naar beneden kwam. We zien ook heel veel zeehonden die rusten op de rotsen langs het water. Blijkbaar is dit de tijd van het jaar dat de jongen er op zichzelf op uit trekken. Ik heb ondertussen ook uitgevist dat een fjord enkel fjord genoemd wordt als ie gevormd is door een gletsjer. De Milford Sound (fjord) is 22 kilometer lang.
Om terug tot in Te Anau te komen liftten we opnieuw en na een kwartiertje werden we opgepikt door een Nederlands koppel in een mobilhome. Het weer was intussen volledig opgeklaard en vanuit de grote ramen van hun mobilhome hadden we dus een prachtig gezicht op Fjordland.
Zeker doen als je hier bent !
Maandag 17/01/05: Te Anau – Mavora Lakes
(Wild kamperen – 0 NZD) (70 km (37 km gravell road) – avs: 15,2 – max: 35)
————————————————————————–
Het zonnetje schijnt als we opstaan maar nog tijdens het inpakken begint het weer te regenen. Pas na de middag kunnen we doorrijden. De eerste 30 km volgen we SH 94. Op een afstand van 10 km moet ik me eerst insmeren tegen de brandende zon, daarna een regenjas aandoen voor de regen, stoppen om een extra fleece onderaan te doen tegen de kou, en alles terug uit omdat de zon terug komt. Bizar.
Iets voorbij het plaatsje “The Key” draaien we linksaf een gravelweg op richting Mavora Lakes. We draaien recht in de wind, en krijgen regelmatig nog serieuze buien over ons heen. De gravelweg stijgt gestaag maar het is vooral de tegenwind die maakt dat we soms niet sneller dan 6 km/u rijden. Het landschap wordt stilaan interessanter en in de verte zien we de eerste Alpentoppen verschijnen. We vinden een mooi plaatsje langs het meer om de tenten op te zetten en koken op onze gasvuurtjes.
Dinsdag 18/01/05: Mavora Lakes – Queenstown
(Lakeview Holiday Park – 14 NZD)
(58 km (55 km gravell road) – avs: 15,0 – max: 50,0)
——————————————————–
Een possum hield ons nog lang wakker. Het is een dier dat je veel in Nieuw-Zeeland en naar verluid ook in Australië ziet. Het lijkt wat op een kruising tussen een kat en een haas. Meestal zie je ze platgereden op de weg. Hij hing de hele tijd rond de tenten op zoek naar eten. Zelfs als ik buitenkwam om een foto te maken maakte hij niet echt aanstalten om weg te gaan. Mooi beest, dat wel.
‘s Ochtends regent het weer tot een uur of twaalf. De tenten worden kletsnat ingepakt. We bevriezen zowat bij een temperatuur van 7 graden op de middag. Zomer in Nieuw-Zeeland !
Ook heel bizar, de boomgrens ligt hier op rond de 1000 meter.
Maar we hebben best wel geluk vandaag, de zon breekt toch door en …….. RUGWIND !!!!!!! Wauw, ik wist niet meer hoe dat voelde, joehoe !!!!
We moeten een rivier met ijskoud water oversteken. Tot onze knieen zakken we erin, koud !! We rijden door een ongelooflijk mooie vallei, Lord of The Rings landschapje. Na 15 kilometer beginnen we te dalen, meer rugwind, wat een zaligheid. Het landschap wordt met de kilometer spectaculairder. In Walter Peak nemen we de boot over Lake Wakatipu naar Queenstown dat zichzelf tot ‘Adventure Capital of the World’ doopte.
Bungee jumpen zou hier uitgevonden zijn, verder kan je jetboaten door smalle gorges, heli-biken, heli-fishen, raften, mountainbiken, etc, etc ….
Dit is Benidorm in Nieuw-Zeeland, zooo toeristisch.
Woensdag 19/01/05: Queenstown – Wanaka (Wanaka Motor Park – 11 NZD)
(80 km – avs: 18,4 – max: 74)
——————————————————————–
Wat een mooie rit vandaag. En wat een geluk hebben we deze keer. Het is warm, de zon schijnt en we hebben een vrij stevige rugwind ! Een beetje klimmen en dalen om Queenstown uit te rijden via plaatsjes als Arthur’s Point en Arrowtown.
Wanneer we na 27 km de SH89 oprijden begint de weg gelijk heel steil te klimmen richting Nieuw-Zeelands hoogste pas over de Crown Range. Na 3 km stoppen we aan een look out punt om te lunchen. Van hier stijgt de weg slechts heel geleidelijk over de volgende 5 km. Als apotheose krijg je nog drie pijnlijk steile kilometers tot de top op 1.076 m hoogte. Van hier heb je 40 km downhill tot in Wanaka, aan het gelijknamige meer.
De camping is wederom niet echt de moeite. Veel teveel tentjes op een veel te kleine oppervlakte. We doen een kaas en wijnavond aan de rand van het meer.
Donderdag 20/01/05: Wanaka
——————————
Vandaag blijven we een dagje om foto-cd’s te schrijven, Francesco wil wat zaken naar huis sturen en ook gewoon om wat uit te slapen en niets te doen.
Ik was weer omringd door snurkers de voorbije nacht. Er zat dus niets anders op dan wat naar Alanis Morriset en Madonna te luisteren.
Vrijdag 21/01/05: Wanaka – Boundary Creek
(DOC Camping Ground – 5 NZD) (62 km – avs:13,32 – max: 46,0)
——————————————————————
Zonnig weertje en niet te koud deze voormiddag; een aangenaam weertje om te starten. Waarom moet de wind weer vanop kop beginnen blazen wanneer we SH6 opdraaien ??
We rijden over een heuvelachtige weg langs het Lake Hawea en later opnieuw langs het Lake Wanaka. Een mooie omgeving waar we niet ten volle van kunnen genieten. Je kijkt veel te weinig op als je zo tegen de wind in aan het boxen bent.
Aan de noordelijke punt van het meer vinden we een DOC camping (enkel toiletten en drinkwater, geen douches, keuken, etc…) en we call it a day. We kruipen al gauw in onze tenten want het stikt hier van de sandflies, en …. we zijn stikkapot.
Zaterdag 22/01/05: Boundary Creek – Makarora
(Makarora Tourist Center – 10 NZD) (16 km – avs: 13,06 – max: 22)
———————————————————————-
Miserabel weer. De hele ochtend. Het stopt niet met regenen en de wind blijft tegen de tenten inbeuken. Als december de slechtste maand was van de voorbije 60 jaar, dan gaat januari dat makkelijk “verbeteren”.
In de namiddag beslissen we om om toch een beetje verder te rijden in dit hondenweer, tot in Makarora, wat eigenlijk ons doel gisteren was. We hadden er de voorbije dagen al vaker over gepraat om een auto te huren of de bus te nemen, maar we bleven toch steeds fietsen.
Een, twee, drie, zeven dagen tegen de wind, tot daar aan toe, maar wat hier aan de hand is weten we niet. Eender naar waar we ons stuur draaien; de wind komt steeds recht vanuit de andere kant. Frustrerend, niet leuk meer.
Ik lift morgen tot in Queenstown, huur een auto en kom terug om de bagage en Francesco en Brigitta op te pikken. Een beetje spijtig want we wilden eigenlijk tot in Greymouth fietsen.
Zondag 23/01/05: Makarora – Fox Glacier (wild kamperen – 0 NZD)
—————————————————————-
Als het allemaal wat tegenzit, loopt echt niets goed. Het duurt twee uur eer we een lift krijgen naar Queenstown van een Nieuw-Zeelandse Jon Bon Jovi. Hij neemt ons mee voor een dollemansrit in zijn Isuzu-jeep over de Crown range naar Queenstown. Zo snel mogelijk rijden we terug naar Makarora, laden alles in, nemen afscheid een van Leuvens koppeltje dat hier was om een trekking te doen en rijden westwaarts over de Haast Pass naar de kust. We hebben al gelijk spijt dat we niet fietsen want wat is het hier mooi. Maar het zou ongetwijfeld regenen en waaien als we op de fiets stappen. Het is donker als we aan de Fox Glacier toekomen. We zetten de tent op aan een picnic area.
Maandag 24/01/05: Fox Glacier – Hurunui Mouth (Wild kamperen – 0 NZD)
———————————————————————
In de voormiddag bezoeken we de Fox en de Frans Josef Glacier die op minder dan 30 km van elkaar liggen. Met de auto (en het is natuurlijk ideaal fietsweer, wat had je gedacht …) rijden we langs de Westkust naar boven via plaatsjes als Harihari en Hokitika.
Ter hoogte van de Kumara Junction draaien we de SH73 op richting Arthur’s Pass.
In Jacksons kom ik terug op het traject dat ik reeds in december fietste. Nu zou dat met een rugwind gebeuren. De omstandigheden bovenop de pass zijn ook veel vriendelijker dan de vorige keer en nu kan ik foto’s maken van de brug.
Tussen Arthur’s Pass en Porters Pass stop ik opnieuw aan Cave Stream waar we deze keer wel in kunnen door het aangename weer. Je moet eerst een stukje naar beneden lopen om de grot in te gaan en stroomopwaarts daar het water te lopen. Het water is op zen diepst aan de ingang en je zakt tot aan je heupen in het water. Even koud, maar niet onoverkomelijk. Het is een van de knapste dingen die ik in Nieuw-Zeeland gedaan heb, en totaal niet toeristisch uitgebaat (dus ook niet om de haverklap “danger” en “warning” bordjes waarmee alle andere toeristische attracties bezaaid zijn, ridicuul vaak !).
Zorg dat je zeker goede lampen bijhebt, bij voorkeur om op je hoofd te zetten want je hebt vaak beide handen nodig om verder te geraken. Het duurt ongeveer een uurtje voordat je aan de andere kant bent waar je, als je tegen de kou kunt, je onder de waterval kunt zwemmen (of je wassen zoals wij deden (wild kamperen, dus we hadden geen douches).
Wat je in de grot ziet lijkt regelrecht uit een filmset te komen. Geen stalagmieten en stalactieten maar kalksteen, vaak perfect egaal uitgesleten, vaak in de grilligste vormen. Op verscheidene plaatsen in de grot heb je hele hoge kamers. Echt de moeite waard, doen !
We zetten Brigitta of in Christchurch, zij vliegt woensdag terug naar Zwitserland en heeft nog geen idee wat ze daar gaat doen. Met Francesco rij ik nog een eindje verder noordwaarts. Ondanks het nachtelijke uur vinden we een heel mooi plaatsje om onze tent op te zetten langs de Hurunui rivier.
Dinsdag 25/01/04: Hurunui Mouth – Picton
(Waikana Bay View Camping – 10 NZD)
————————————————
We rijden het laatste stukje naar Picton. Ten noorden van het stadje Kaikoura rijden we door een mooi “maanlandschap”. We vinden een goede camping zo’n 5 km ten noordoosten van Picton.
Woensdag 26/01/04: Picton – Port Underwood – Picton
(Waikana Bay View Camping – 10 NZD) (45 km – avs: 16,3 – max: 48,0)
———————————————————————–
We kopen in de tourist information onze tickets voor de overzet naar Wellington (50 NZD + 10 NZD voor de fiets). Als je ooit in Picton bent, moet je zeker eens oostwaarts fietsen richting Waikana Bay. Over een schitterende mooie weg zonder verkeer (iedereen rijdt naar het westen richting Nelson of naar het zuiden naar Christchurch) rij je de heuvels over richting Cook Strait en heb je magnifieke uitzichten op de Queen Charlotte Sound. Je krijgt een klein, makkelijk klimmetje voorgeschoteld om de Waikana Bay uit te rijden en wederom af te dalen in de Whatamango Bay waar je ook een camping vindt. Van hier is het een goede 5 kilometer klimmen naar de top; zonder bagage niet zwaar, met wellicht iets pijnlijker.
Via dezelfde weg rij ik terug naar de camping. Nu pas zie ik hoe bochtig dit baantje is, er is geen honderd meter recht en de topsnelheid blijft dus, zelfs zonder bagage vrij laag. Het is opmerkelijk dat het hier al heel wat vroeger donker wordt.
‘s Avonds hebben we veel last van de sandflies.
Donderdag 27/01/05: Picton – Wellington
(41 km – avs: 18,53 – max: 32,5)
——————————————
Om 10 uur zijn we aan boord van de ‘Interislander’ die ons terug naar het noordeiland brengt.
Er is nog een fietser aan boord, een Canadees, Rene.
Canadezen kunnen nooit, echt nooit verbergen welke nationaliteit ze hebben. Ze hebben of een shirt met in het groot hun vlag op aan, of ze hebben een vlag aan de fiets hangen, of een sticker, of alles tezamen, niet te doen.
Rene is reeds 4,5 jaar onderweg en plant binnen anderhalf terug naar huis te gaan. Hij rijdt met een vrij armzalige fiets nu; de zijne is gestolen in Sydney. Eens in Wellington rij ik eerst samen met Francesco naar de Pack ‘n Pedal om een fietsdoos te reserveren.
Aan de ingang kom ik Jan en Lillian tegen, twee wereldfietsers die al sinds 2003 onderweg zijn. Ze wonen niet zo ver weg, in Lille. Heel leuk om nog eens een paar rasechte Vlamingen tegen te komen !! Ook zij zullen nog naar Zuidoost Azië gaan.
Vanavond en morgen slaap ik in het huis waar de hoofdacteur van de lord of The Rings sliep tijdens de opnames. Via via kunnen we hier terecht. Om zes uur spreken we voor de tourist information af met Jon. Jon is een kunstenaar die nu in het huis woont. Het ligt aan de uiterste zuidpunt van het noordeiland, vlak naast het (rots)strand.
‘s Avonds zien we nog een kleine haai tussen de rotsen naar eten zoeken. Ze zijn trouwens een beetje verderop de nieuwe Kingkong film aan het opnemen. Ook de hoofdrolspeler zal hier logeren (naam vergeten, ik dacht dezelfde als die in The Piano speelde). Blijkbaar hebben ze hier in de buurt ook The Last Samurai met Tom Cruise opgenomen.
Hij mocht hier niet blijven slapen.
Vrijdag 28/01/05: Wellington
——————————
In de voormiddag hou ik grote kuis. Ik moet zoveel mogelijk bagage kwijtraken of naar huis sturen want langs alle kanten krijg ik waarschuwingen dat ze hier in Nieuw-Zeeland superstrikt zijn wat het check-in gewicht op de luchthaven betreft.
Ik heb al eens gebeld met Brunei-Air, en in tegenstelling tot in Thailand, waar ik 28 kg + handbagage kreeg, krijg ik hier slechts 25 kg. Dat is weeral 3 kg minder. Het zou me niet verbazen dat het nog maar 20 kg is eens ik op de luchthaven ben.
Een pakket met reis- en leesboeken die ik bij wil houden en foto-cd’s gaat dus terug richting België.
Zaterdag 29/01/05: Wellington – Whangamata (auto)
————————————————
Voor 40 NZD huren we een spiksplinternieuwe Toyota minibus voor 2 dagen. Via het mooie Lake Taupo en Rotorua rijden we richting Coromandel Peninsula waar ik in het begin van mijn trip reeds was. We kunnen hier logeren bij een manager van de Bank of New Zealand. Hij heeft een huis op het strand in Whangamata. Het bleekt een hele joviale typ te zijn.
Zondag 30/01/05: Whangamat
—————————
Ik heb geluk. De laatste dag in Nieuw Zeeland en het is heel mooi weer. Er staat wel wat wind waardoor er erg hoge golven zijn (iets teveel om er met de motorboot op uit te trekken blijkbaar).
In plaats daarvan nemen we de kayaks, en het wordt echt een spectaculair dagje. Er zijn ook heel wat surfers, maar wij blijven met de kayaks soms langer op de golven surfen dan zij met hun surfplank. Het is telkens een hele strijd om weer een eindje in zee te komen en er is een punt waar de golven zo hoog zijn dat je, hoe hard je ook probeert, je niet verder kan en je op de golf (als je je boot in de goede positie brengt) terug naar het strand gevoerd wordt) We hebben een boel fun vandaag.
En zere armen op het einde van de dag.
Het water is ook serieus opgewarmd in vergelijking met 2,5 maand geleden toen ik hier even in zee ging.
‘s Avonds komt er nog bezoek en is er een bbq, met veel wijn en bier.
Maandag 31/01/05: Whangamata – Auckland Airport (auto)
———————————————————-
Om zes uur rijden we richting luchthaven. Ik wil graag op tijd zijn en als eerste inchecken met ons overgewicht dat we hebben door de fietsen. Dat is in het verleden altijd een goede strategie gebleken. Om half negen sta ik als eerste bij de incheckbalie. Franciscus heeft een beetje pech, hij moet de fietsdoos openen daar waar ze hem door de scanner halen.
Het juffrouwtje aan de balie is super; ze regelt een windows-exit seat voor de hele reis voor me, en maakt geen opmerkingen i.v.m. het gewicht. Ik zie Franciscus sukkelen aan de check-in en na meer dan een half uur komt hij mijn richting uit. Hij moest 500 NZD overgewicht betalen, en denkt er nog even over na of hij dat wil. Na nog een half uurtje besluit hij de vlucht naar Bangkok te annuleren en (was refundable ticket) een vlucht naar huis te boeken. Dat kost hem in totaal ook 500 NZd meer en dan is hij thuis i.p.v. in Azië, maar goed, ‘t is een keuze…..
Ik denk dat hij eerder blij was nu hij een “excuus” had om naar huis te gaan.
Goed, ik klaag niet, want eigenlijk kijk ik er wel naar uit om weer in men eentje op weg te gaan.
Maar ………. toen gebeurde het. Iets voor 12 uur roepen ze mijn naam af door de luchthaven. Oeps, zijn ze al aan het boarden dan ? Ik ga vlug tot aan de balie. Nee, geen paniek, pas binnen een kwartiertje gaan we aan boord, maar euh …. heb jij een ticket om uit Thailand te vliegen ?
Nee, hoezo ?
Wel, Royal Brunei Airlines verlangt zoiets dus.
Het eerste wat dat madammetje zegt is, “I ‘m sorry, but you will not board this plane”
Ik zeg “excuseer ?????”
Heel vervelend zo een autoritair gedrag, zeggen “nee, je kan niet mee”, enz … i.p.v. een oplossing te zoeken.
Ik leg haar uit dat ik als Belg met een ‘entry-stamp’ het land in kan, en geen visum nodig heb, en dus ook niet aan de ‘visumvoorwaarden’ dien te voldoen, probeer haar aan haar verstand te brengen dat er in Thailand niemand ook maar iets om geeft of ik al dan niet een ticket heb om dat land terug te verlaten, toon haar mijn paspoort waar een stuk of zes entry en departure stempels van Thailand in staan van verleden jaar., …
Brengt allemaal geen zoden aan de dijk.
Ik eis iemand met een beetje verantwoordelijkheid. Die komt ook.
Ik leg hem uit dat ik met Singapore Airlines naar Thailand ben gevlogen zonder voorlegging van een ticket om het land te verlaten, hetzelfde met Garuda en ook met Phuket Airlines. Geen één van die maatschappijen noch een douane heeft hier ooit een probleem of opmerking rond gemaakt.
Het levert allemaal niets op. In zijn instructies staat dat iedereen die naar Thailand vliegt een ticket moet kunnen voorleggen om het land te verlaten en zoniet de kans op deportatie bestaat (die dus op kosten van de luchtvaartmaatschappij zou kunnen gebeuren). Ik leg hem nogmaals uit dat bepaalde nationaliteiten, waaronder Belgen, geen visum nodig hebben en vrijgesteld zijn van visumvoorwaarden. Hij houdt voet bij stuk. Ik vraag hem waarom in godsnaam ik om 12 uur, een half uur voor vertrek, tot bij hen geroepen word en me dit niet om 9 uur gevraagd is toen ik incheckte. Hij zegt dat ik en niet de airline verantwoordelijk is voor het opvolgen van immigratieregels. Ik leg hem de regels nogmaals uit.
Ik stel hem voor dat hij dan een refundable ticket voor mij boekt als hij daar gelukkiger van wordt. Dat wil hij wel proberen maar het is een feestdag in Auckland (Anniversry Day) en alles is gesloten. Zelfs een ticket bij zijn eigen maatschappij kan hij niet boeken. Djeezes. Ondertussen zit iedereen op de vlieger en is het dus zo goed als te laat om iets te doen. Ik moet terug het land in, voorbij de douane en ga sito presto naar het burootje van Royal Brunei. Daar zit dezelfde vent als waarmee ik boven de discussie had.
Hij verontschuldigt zich omdat ik niet meekon (hee, dit is plots een heel ander toontje, zou er iets niet in orde zijn met de stunt die hij net uithaalde ?) en belooft me het voorval te bespreken met het hoofdkantoor want “waarom moeten zij zich aan deze strenge regels houden als de immigratie van het desbetreffende land dat zelf niet doet.”
Wel, wat hij een “voorval” noemt noem ik dikke sh… .
Ik vraag hem nogmaals waarom ze zo laat met dit idiote verzoek op de proppen kwamen. De aap komt uit de mouw. Blijkbaar had hij ook al aan Franciscus gemeld dat hij een ticket uit Bangkok nodig had toen zij zen gewichtprobleem bespraken en Franciscus moet geantwoord hebben dat ik toch zonder problemen ingecheckt had. Daarop is hij aan het vrouwtje dat mij incheckte gaan vragen of ik zo een ticket had, en zij moet ja gezegd hebben. Hij wilde dit nogmaals checken voor vertrek, en zodoende ….
Dat is mooi, dus in feite moet dat dametje aan de check-in dit vragen wanneer ik me daar aanmeld, zij doet haar job niet, liegt daarna om dat te verbergen, en ik moet daarvoor opdraaien ??
Indien ze mij dit gevraagd had om 9 uur had ik nog alle tijd van de wereld om eerst te discussiëren en daarna eventueel online een ticket te boeken.
Ik ga hier niet blijven over doorbomen nu, maar we gaan hier wel voor schrijven natuurlijk.
Het komt er op neer dat ik bij Singapore Airlines rap een ticket heb geboekt (Bangkok – Singapore), en binnen 2 dagen de eerste vlucht richting Brunei kan nemen. Daar moet ik 26 (!) uur wachten op een connectie naar Bangkok.
Royal Brunei zal mijn hotel in Brunei betalen.
“En de twee nachten in Auckland ?” vraag ik. Negatief dus.
Ik ga naar een motel in de buurt van de luchthaven. Ik zou terug richting de stad kunnen gaan, maar daar heb ik geen zin in.
Ik kijk wat tv ‘s avonds.
Dinsdag 01/02/05: Auckland
—————————–
Ik blijf op men kamer, lees wat, kijk tv, ga iets eten, lees wat, kijk tv, ga slapen.
Woensdag 02/02/05: Auckland – Brisbane – Bandar Seri Begawan
—————————————————————
Om 8 uur was ik reeds op de luchthaven. Mr. Julian Gray aan wie ik de hele story van eergisteren te danken heb was er niet. Maar mijn fiets en bagage stond wel in zijn burootje (jaja, alles was plots mogelijk, eens de vlucht vertrokken was, ik ben zelfs een uur in zijn burootje aan het internetten geweest). Gelukkig vonden we Miss Alisson die hem vervangt. Ook zij heeft een heleboel excuses klaar voor het onfortuinlijke verhaal van eergisteren.
Hmmmm, dit wordt wat veel. Hier moet ik echt een zaak van maken, want het klopt niet wat ze gedaan hebben. Ik ga men bagage halen en ga naar de check-in. Het madammetje dat me vorige keer geholpen heeft is er niet (meer). Ik pik er een andere uit. Verkeerde keuze. Ik heb 31 kg en moet overgewicht betalen (26 dollar per kilo boven de 20 kg). Ik lach en vraag haar of dit nu feitelijk nen bollewinkel is of een luchtvaartmaatschappij.
Maandag moest ik voor exact dezelfde bagage niets betalen, en nu heb ik plots teveel. Hoe ver willen ze gaan met ne mens te treiteren ? Ze wil er zelfs haar bazin niet bijhalen. Ik begin wat in men tassen te rommelen, laat alles uit, verhoog men handbagage tot een kilo of 12 en moet uiteindelijk nog voor 4 kg betalen, anders wil ze me niet inchecken. Ik doe dit en begeef me sito presto naar Miss Alisson.
Ik krijg alles cash terug.
Tsjonge jonge, wat een toestanden.
Gelukkig kan ik zonder verdere problemen tot op de vlieger. In Brisbane moeten we uitstappen en daarna in dezelfde vlieger terug instappen. De handbagage moet terug door de scanner. Ik had men ehbo pakket mee in de handbagage gestoken en de scalpel hadden ze (oke begrijpelijk) er al uitgevist in Auckland, nu in Australië willen ze ook de 2 imbussleuteltjes die ik erin had zitten eruit halen). Tsja, een levensgevaarlijk wapen, zo een imbussleuteltje.
Alee, terug alles open, sleutels eruit, terug dicht. Er volgt nog een loketje, en daar vissen ze mij eruit voor een check op explosieven …….
Wonder boven wonder vinden ze niets ontplofbaar.
Totaal gefietste afstand: 8.403 km
Gefietste afstand in Nieuw-Zeeland: 3.643 km
Lekke banden: nog steeds geen enkele !
Gewicht: 70 kg (+ 6 kg, ondanks dat ik hier gemiddeld meer fietste op 2,5 maand dan in Azië. Zou er dan toch iets mis zijn met ons westers voedsel?