Ik verlaat de vallei van de Herault, klim over het heuvelruggetje en daal af naar het riviertje de Buèges. Ik fiets even door St-Jean-de-Buéges, een heel oud dorpje. Best mooi.
Via de smalle D122 fiets ik verder naar het zuiden. Geen verkeer, uitzicht op de Montagne de Séranne rechts van me, ideaal om te fietsen. Ware het niet dat het werkelijk bloedheet is en de weg steil omhoog loopt.
In een bocht leg ik me onder een boom in de schaduw.
Volledig op.

De goden zijn me echter wederom gunstig gezind.
Het wordt bewolkt. Eerst witte wolkjes, dan al wat grijzer, een donderslag, een bliksemschicht en in geen tijd ziet de hemel pikzwart. Nog even doorklimmen en dan dender ik naar beneden. enkele spatten regen, maar ik blijf het onweer net voor.


Voorbij het stadje Clermont-l’Herault fiets ik naar de Cirque de Mourèze over smalle, rustige weggetjes.
De auto’s staan echter al geparkeerd tot voor het dorp Mourèze. Ik wip snel de tourist info binnen om uit te zoeken hoe ik best de Cirque kan bekijken.
Alweer bleek ik op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Er was vandaag één of ander concert in het dorp, vandaar al dat volk. Wel jammer was dat een deel van de wandeling om en doorheen het gebied daardoor afgesloten was.
Er zijn gewoon teveel mensen die teveel onnozel entertainment nodig hebben medunkt.
Via een klein steegje doorheen het dorp langswaar er nog wel toegang is, vind ik men weg naar de Cirque de Mourèze en al zen grillige, puntige rotsen.
Verbazingwekkend dat ik hier als enige rondloop in dit mooie gebied. De enkele honderden meters die ervoor gewandeld dienen te worden blijkt alweer voor 99% van de mensen teveel te zijn.
Goed.
Wanneer ik terug naar men fiets wandel, passeer ik landgenoten die ook een kijkje komen nemen.
De vrouw heeft een stel benen waarop je zonder probleem de kathedraal van Antwerpen op zou kunnen laten rusten. En het is geen spiermassa.
Het pad is super eenvoudig en kan probleemloos door een honderdjarige afgelegd worden.
De vrouw dient echter van een steen ongeveer 20 centimeter omlaag te stappen.
Ik wacht geduldig op haar afdaling…
Aarzelend gaapt ze naar de kloof ter grootte van een molshoop die voor haar ligt. Niet wetende dat ik haar taaltje versta loopt ze tegen haar man te klagen “dat is elk jaar hetzelfde dat gij mij zoiets “aandoet”. Al twintig jaar ga ik met jou op congé, en elk jaar is het hetzelfde en pakt gij mij mee naar zo’n dinges”.
De vleeshoop blijft maar klagen en van jetje geven. Plezant uitstapje voor die man en hun twee kinderen.
Ik overweeg nog om de man in te fluisteren “een beetje verder is er een afgrond; één klein duwtje en je bent voor altijd van dit soort gezever verlost”, maar ik laat het maar. Ik heb men goede daad deze maand al verricht.
En ach, het is ook een beetje ‘eigen schuld, dikken bult’ natuurlijk.
In Bédarieux neem ik de voie verte de Languedoc voor een kleine 20 kilometer. Een heel mooie voie verte die ik zeker nog eens helemaal wil volgen.
Deze keer daal ik echter af door de vallei van de Orb, zuidwaarts richting de wijngebeden van de Languedoc. Ik kruis het Canal du Midi en neem weer even de fietsroute naar Barcelona op. Deze gaat echter over iets te drukke wegen, vind ik en laat ook de mooiere gebieden links liggen. Daarom draai ik na het dorp Tuchan rechtsaf naar het westen richting Padern en Cucugnan. Iets zwaarder werk want ik moet opnieuw de heuvels in met de hittegolf die maar blijft aanhouden.
Zonder het me op dat moment zelf te realiseren rond ik op 25 juli 2018 ergens in de buurt van Tuchan de kaap van men honderdduizendste fietskilometer (enkel kilometers op reis, niet thuis).



’s Avonds koel ik nog een uurtje af in het riviertje L’Agly en zet wat verder men tent op.
Iets voor zonsondergang begint een hond, niet heel in de verte te blaffen.
Aan het volume en de zwaarte van het geblaf kan je opmaken dat het zo’n hond is de grootte van een kalf.
Woef-woef-woef…. anderhalve seconde pauze woef-woef-woef, ….
Dit gaat zonder enige onderbreking door.
Ik blijf het onbegrijpelijk vinden dat mensen zo’n beest kunnen houden en ervan uitgaan dat de hele buurt dat moet accepteren. Ik blijf het onbegrijpelijk vinden dat je dat zelf kunt blijven verdragen, dag na dag na dag.
Als ik ooit naast zoiets woon vliegt er de eerste avond een rauwe biefstuk vol rattenvergif over den draad.
Om middernacht steek ik men oordopen in.
Dat is de eerste keer dat ik dat doe als ik wild kampeer, maar het was dat, of…
Als ik rond een uur of vier wakker word, doe ik efkes een oordop uit, en het beest is nog steeds aan de gang, kan je dat geloven ???
Terwijl de Tour de France volop bezig is, en niet eens zo ver van waar ik me nu bevind, fiets ik de volgende ochtend door het dorpje Latour-de-France, of ‘La Tor de França’, want ik bevind me al een tijdje in het Catalaans gedeelte van Frankrijk.
Er is geen strook meer vlak hier.
Na weer een colletje beklommen te hebben daal ik van Llauro af naar het dal van de Tech en het stadje Céret. Mooi plaatsje om een middag op een terrasje te zitten en alles wat gade te slaan.
Maar, geen tijd daarvoor.
Klimmen ga ik doen.
Het smalle weggetje D13-f loopt langs een diepe kloof recht omhoog de Pyreneeën in.
Liters zweet kost het me voor ik op de col de Fontfrède aankom.
Slechts 869 meter hoog, maar naar het einde toe was het steil.
De hitte weegt echter nog zwaarder dan de steiltegraad.
In de afdaling schrijf ik nog een ander colletje, de Col de la Brousse op men palmares.
Het dorpje Las Illas ligt juist voor de grens.
Via zigzag-weggetje met stijgingspercentages tot 13% bereik ik de Col de Manrella (715 meter).
Voor de zoveelste keer in men fietscarrière zet ik men tent op, pal op de grens tussen de twee landen.
Vanavond is het maansverduistering die ik van hierboven goed kan bekijken.
Kilometers hier vandaan, in de diepte ligt de autobaan naar Barcelona. Ik hoor het verkeer tot hier boven.
Dat blijft één van de grote minpunten van fietsen in west-Europa.
Praktisch nergens ontsnap je aan menselijk lawaai, hetzij verkeer, hetzij hun honden, hetzij het geboenk van bassen uit auto’s of God-weet-waar het steeds vandaan komt.
In Scandinavië wil het nog wel eens lukken om enkel natuurlijke geluiden te horen maar eens bezuiden het Kattegat is het hopeloos.
Beneden in het dal mag dan wel de autostrade lopen, ik lijk hier boven men tent weg gezet te hebben naast de everzwijnenstrade. Vanaf zonsondergang en de hele nacht door zitten ze rond men tent in de grond te wroeten. Vaak vlak ernaast en moet ik ze wegjagen.
Spanje !
Ik zeg niet dat ze in Frankrijk onvriendelijk zijn, maar in Spanje is het gelijk toch allemaal wat hartelijker en opnieuw is het opmerkelijk hoe goed de autobestuurders hier zijn, hoe ze geduldig achter je wachten, ook op bochtige bergweggetjes tot ze 100% zeker zijn dat ze je voorbij kunnen zonder je leven in gevaar te brengen. En dit is nog maar Catalonië. In de rest van Spanje is het nog beter.
Voorbij het dorpje Agullana kruis ik de snelweg in la Jonquera.
Een hell hole vol truck stops, supermarkten, outlet stores, een drukke N-weg en de autostrade.
Allemaal in het smalle dal gepropt.
Hier pik ik even de Eurovelo 8 route, oftewel de Pirinexus route op. Beide lopen hier samen over onverwacht mooie weggetjes. Perfect compacte gravel waar je zo op zou kunnen beginnen tennissen. Rijdt fantastisch.
Ik fietste een goed jaar geleden met de mountainbike al eens door het dorpje Peralada, maar neem nu uitgebreider de tijd om het plaatsje te bekijken.
Vreemd dat ik me er niets van herinnerde.
In het volgende dorp, Vilanova de la Muga (Muga is de rivier die hier loopt) merk ik plots dat ik al schrikbarend dicht bij de kust zit.
Absoluut geen mogelijkheid tot wild kamperen daar.
En als er één iets is waar ik als de dood voor ben, is het een kamping aan een Spaanse Costa eind juli.
Ik neem eerst nog even een kijkje in het fantastisch mooie kerkje van het dorp waar de pastoor op een zaterdag om 5 uur ’s middags persoonlijk de gelovigen verwelkomt aan de ingang, zich dan snel omkleed en al zingend naar zen altaar loopt, geflankeerd door een jonge misdienaar.
Ik verlaat snel het kerkje.
Buiten hoor ik hoe hij aan zen toespraak, of preek of wat dan ook begint, en dan beginnen ze samen te zingen, de pastoor en zen twaalftal gelovigen.
Gemiddelde leeftijd: minstens 80 jaar.
Wat spijtig is want het oprukkende…. ach laat maar.
Ik draai men stuur en fiets enkele kilometer terug naar een veldje dat er oké uitzag voor een nacht.
Op weg naar men plekje voor de nacht zie ik een otter in de Muga rivier zwemmen.
Rond de tijd van zonsondergang scheren de vleermuizen rakelings langs men tent.
Schitterend.
Er wandelen ook drie everzwijnen voorbij.
Het lawaai van de drukke N-260,die in vogelvlucht op één kilometer lag, werkte al op men systeem, en nu blijkt er ook ergens een zware geluidsinstallatie open gedraaid te worden.
Vreemd, uit de richting waar ik vandaan kom en enkel oude boerderijen zag staan. Waarschijnlijk toch een soort discotheek langs die N-260.
Moest ik één van die oude boeren zijn en ze zouden plotseling zoiets openen waardoor men bed weet-ik-hoeveel nachten per week in de kamer staat te daveren…. je zou me al gauw met enkele jerrycans benzine en een aansteker rond die discotheek zien lopen.
Problemen zijn er immers om aangepakt te worden. 🙂






Na een nachtje in het mooie stadje Girona neem ik de trein naar Barcelona waar men moeder een nieuwe tent mee naartoe zal brengen.
We hebben vijf dagen om de stad te verkennen. Juist tijdens die verschrikkelijke hittegolf natuurlijk, die maar blijft aanhouden.
Het is jammer dat de tickets voor de Sagrada Familia reeds weken op voorhand uitverkocht waren, maar de andere belangrijke attracties bezoeken we wel, Casa Mila, Casa Batllo, Park Guëll, Montjuic, de oude Gotische wijk ….. etc.
De gebouwen van Gaudi zijn natuurlijk prachtig, maar de manier waarop je gedwongen wordt in 2018 een stad te bezoeken is gewoon belachelijk en irritant.
Je moet weken op voorhand een ticket online kopen en dan een tijdslot uitkiezen waarop je je zal aanmelden aan de attractie.
Zo kan je dan bv om 13u30 naar Park Guëll gaan.
Je komt geen minuut vroeger binnen als je er al aankomt om bv 13u10.
Twintig minuten wachten in de blakende zon dus.
Je mag maximum 29 minuten te laat komen.
Arriveer je om 14u00 wordt de toegang onverbiddelijk geweigerd en ben je je centen kwijt.
Opnieuw betalen gaat zelfs niet, als je al zo gek zou zijn dat te doen, want het tijdslot is natuurlijk uitverkocht.
Je moet ook op voorhand perfect inschatten hoe lang je op elke plaats blijft, hoe lang je verplaatsing naar je volgende attractie duurt, etc…
Iemand die nooit eerder in Barcelona geweest is en Casa Mila bezoekt moet dat dus met de natte vinger allemaal doen.
Zeggen van “amai, ’t is warm, kom we gaan rap een terrasje doen” kan dus niet meer, want je hebt dan 28 euro per persoon betaalt om Casa batllo te bezoeken, en dan ben je die kwijt, en kom je er tijdens deze citytrip niet meer in.
Ergens voorbij wandelen en zeggen “amai, dat ziet er iets tof uit, kom we gaan eens binnen”.
Vergeet het.
Nog even, en je hebt in de Begijnenstraat meer vrijheid als toerist in een populaire grootstad.



Het blijft natuurlijk een fantastische stad, maar de manier waarop je ze willens nillens moet bezoeken slaat dus nergens op.
En het is duuuuuur.
Niet enkel de hotels, maar vooral de toegangsprijzen zijn van de pot gerukt.
Gelukkig ben ik niet iemand die al die steden afloopt.
Dat zal de gemiddelde Catalaan natuurlijk worst wezen, want toeristen genoeg.
Neen, toeristen teveel, dus … misschien moet je er gewoon begrip voor hebben.





Men kameraad Charles is afgereisd naar Figueres om een weekje mee te fietsen. Het zwaarste stuk van zen tocht krijgt hij de eerste drie dagen voorgeschoteld wanneer we de Pyreneeën opnieuw moeten oversteken.
Het is bloedheet wanneer we aan de klim uit Figueres beginnen en wanneer we een eerste riviertje tegenkomen zetten we de fietsen alras aan de kant. Maar wow, dit heb ik de laatste weken nog niet meegemaakt. Het lijkt wel puur gletsjerwater. Ijs en ijskoud is het.


Dat de warmte ons naar het hoofd gestegen is blijkt duidelijk. Een normaal mens wordt er niet vrolijk van als er wolken opdagen, maar wij nu dus wel.
Iets voorbij het plaatsje Maçanet de Cabrenys zetten we onze tenten op in een bos in het gezelschap van opmerkelijk veel wespen en natuurlijk weer de nodige everzwijnen ’s nachts.
De onvermijdelijke gezel van de wildkampeerder in de Pyreneeën.
Update hoe het ons verder vergaat in Frankrijk volgt spoedig.